Verbonden Leven

Joh.16,5-11 (7/05/2024)

5      Nu ga ik heen
       naar wie mij gezonden heeft.
       En niemand van jullie vraagt:
       Waar ga je heen?
6     Omdat ik deze dingen heb gezegd,
       is jullie hart van droefheid vervuld.
7      Maar ik zeg jullie de waarheid:
       Het is in jullie belang dat ik wegga!
       Want als ik niet wegga,
       zal de medestander niet naar jullie komen;
       maar als ik wel wegga,
       zal ik hem naar jullie zenden.
     En wanneer hij gekomen zal zijn,
       zal hij in de wereld aan het licht brengen
       hoe het zit met de zonde, de gerechtigheid en het oordeel.
     Over de zonde [verwijdering]:
       omdat ze niet vertrouwen in mij;
10    over de gerechtigheid [integriteit]:
       omdat ik heenga naar de Vader
       en jullie mij niet meer zullen aanschouwen;
11    over het oordeel:
       omdat de heerser van de wereld geoordeeld is.

Jezus kondigt zijn afscheid aan. De leerlingen zijn niet in staat naar zijn woorden te luisteren. Wat Jezus ook probeert te zeggen, het komt niet binnen. Koppig steken ze hun hoofd in het zand. Ze horen amper wat hen wordt toegezegd. Hij zal weggaan, maar niet zonder de heilige Geest te zenden als bondgenoot. De Geest zal hen laten zien waar het op aan komt in de wereld en in het leven, en zal hen het nodige geloof schenken.
Als wij ons voor die Geest open stellen en met open ogen en oren in de wereld durven te staan, zullen we niet meer kunnen wegkijken van onrecht, individualisme, geweld ... De Geest maakt immers de waarheid bekend. Deze waarheid wordt ons niet gegeven als een bezit om vast te houden, maar heeft alles te maken met Christus: hoe hij leefde, mensen vrij maakte en zijn leven heeft gegeven.
Aan ons om niet langer ons hoofd in het zand te steken en ons toe te vertrouwen aan die Geest. Zij zal een nieuwe frisse wind laten waaien door ons leven. Er zal vuur in ons oplaaien, onstuitbaar, als adem ten leven.

Joh.16,12-15 (8/05/2024)

12    Nog veel zou ik jullie willen zeggen,
       maar je bent nu nog niet bij machte ze te dragen.
13    Maar wanneer díe [de Medestander] komt,
       de Geest van de waarheid,
       zal hij jullie de weg wijzen in alle waarheid.
       Want hij zal niet uit zichzelf spreken,
       maar hij zal uitspreken wat hij hoort
       en jullie verkondigen wat komt.
14    Hij zal mij eren
       door te verkondigen wat hij van mij hoorde.
15    Alles wat de Vader heeft, is het mijne.
       Daarom zei ik dat hij zal verkondigen wat hij van mij hoorde.

Jezus beseft wel dat het voor zijn leerlingen allemaal niet zo makkelijk zal worden. – En als dat al geldt voor de leerlingen die hem in levende lijve hebben gekend, dan mag dat zeker ook voor ons gelden. – Dat het hen niet onmiddellijk of niet helemaal zal lukken op eenzelfde overtuigende manier als hijzelf ‘het koninkrijk G-ds’ te verkondigen en te doen, neemt hij hen dan ook niet kwalijk. Integendeel: hij versterkt hen met zijn ‘Geest van waarheid’, een medestander die op een even verborgen wijze als de adem en de wind – twee bijbelse verschijningswijzen van de goddelijke ruach – de leerlingen zal helpen om hun opdracht verder te zetten.
Dat ‘verder zetten’ is met opzet zo gekozen: Wij kunnen nooit ‘G-ds rijk’ voltooien. Dat is aan de Vader zelf. Wij kunnen het alleen verder zetten: het verkondigen door te doen (= waar maken), met alle beperkingen die ons eigen zijn. Maar als wij leven op de adem van de Geest, zal die ons daarbij helpen en richten.

Joh.17,20-26 (16/05/2024)

20    Niet alleen voor hen bid ik,
       maar ook voor wie door hún woord
       nog zullen vertrouwen in mij;
21    opdat allen één zijn, Vader,
       zoals Jij in mij en ik in Jou;
       opdat ook zij in ons één zijn;
       opdat de wereld zou geloven
       dat Jij mij hebt gezonden.
22    En ik heb de grootsheid die Jij mij gegeven hebt
       ook aan hen gegeven;
       opdat zij één zijn
       zoals wij één zijn;
23    ik in hen
       en Jij in mij
       opdat zij voltooid zouden zijn tot één;
       en opdat de wereld erkent
       dat Jij mij gezonden hebt
       en hen daad-werkelijk hebt liefgehad
       zoals Jij mij hebt liefgehad.
24    Vader,
       diegene die Jij mij gegeven hebt,
       het is mijn bedoeling
       dat ook zij zijn waar ik ben
       samen met mij;
       opdat zij aanschouwen mijn grootsheid
       die Jij mij gegeven hebt
       omdat Je mij hebt liefgehad
       nog vóór de grondvesting van de wereld.
25    Integere Vader,
       de wereld heeft Jou niet erkend,
       maar ik heb Jou erkend
       en dezen hebben erkend
       dat Jij mij gezonden hebt;
26    en ik heb hen
       Jouw naam bekend gemaakt
       en zal die blijven bekend maken
       opdat de daad-werkelijke liefde
       waarmee Jij mij hebt liefgehad
       ook in hen is en ik in hen.

Jezus’ gebed gaat door. Hij richt zich vandaag tot allen: “Opdat allen één zijn.” Het is een mooie gedachte dat wij mensen (of laten we al beginnen bij de christenen) één, eensgezind, zouden zijn. De geschiedenis laat ons echter iets anders zien. Doorheen de tijden is duidelijk dat ‘ieder zijn waarheid’, schisma’s, aanzien en zoveel meer, steeds weer de eenheid verstoren. Voor Jezus is het duidelijk dat er maar eenheid kan komen als deze mag vertrekken vanuit een eenheid met G-d. “Zoals Jij in mij en ik in Jou”. Daarom bidt hij en vraagt dat ook wij die verbondenheid zouden mogen ervaren. Slechts dan kan er eenheid groeien. Het zal geen statische eenheid zijn, maar een die telkens opnieuw wordt opgebouwd en die verscheidenheid toelaat. Ze komt niet tot stand door ons, het is G-d zelf die ze tot stand brengt. Het is zijn Liefde voor ons die de eenheid opbouwt. Maar dat vraagt wel dat wij die liefde toelaten en ons er niet voor afsluiten of tegen verzetten.

Joh.21,20-25 (18/05/2024)

20    Petrus keerde zich om en zag de leerling die Jezus erg genegen was
       hen volgen, degene die bij de maaltijd aan Jezus’ borst had gevraagd:
       “Heer, wie is het die jou zal uitleveren?”

21    Toen Petrus hem zag, vroeg hij aan Jezus:
       “Heer, wat met hem?”
22    Jezus zei hem:
       “Het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is
       dat hij blijft tot ik kom.
       Jij moet mij volgen.”
23    Zo ontstond onder de leerlingen de gedachte
       dat hij niet zou sterven,
       maar Jezus had niet gezegd dat hij niet zou sterven,
       maar ‘het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is dat hij blijft tot ik kom’.
24    Het is deze leerling die van deze dingen getuigt
       en dit alles beschreven heeft.
       Wij weten dat zijn getuigenis waar is.
25    Er zijn nog veel andere dingen die Jezus gedaan heeft.
       Als ze echter allemaal beschreven zouden worden,
       zou – zo denk ik – de wereld te klein zijn
       voor de volgeschreven boeken.

Gisteren ging het over Petrus’ liefde voor Jezus en de opdracht die hij vanuit die liefde meegekregen heeft. Nu klinkt vooral Petrus’ betrokkenheid op een medeleerling. Hij is bekommerd om wat er met de ander zal gebeuren.
Petrus was zo gefocust op de vraag “Heer, wat met hem?”, dat hij reeds een eigen antwoord in gedachten had. Hoort hij wel écht wat Jezus hem als antwoord geeft? Hij interpreteert en neemt voor ‘waar’ aan, dat wat hij denkt te horen. Hij vertelt het verder op zijn manier. Even vergeet hij af te toetsen of het wel klopt wat hij dacht te horen.
Maar Jezus’ liefde is uniek. Hij richt zich – telkens weer op eigen wijze – tot ieder mens, zoals dat voor die ene mens nodig is. Petrus hoeft zich daar niets van aan te trekken. Het is iets tussen Jezus en Johannes. En het is Johannes die van dit alles getuigt. Hij ‘weet’ dat Jezus hem bemint. Als antwoord begint hij te schrijven. Hij geeft woorden aan wat hij mocht ervaren in de hoop en het vertrouwen dat wie ze leest ze zouden geloven.

Joh.20,19-23 (19/05/2024)

19    Toen het dan avond was, op die eerste dag,
       waren de leerlingen bijeen,
       met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden.
       Jezus kwam, hij stond in hun midden,
       en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Shalom]
20    En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde.
       De leerlingen waren diep verheugd
       toen ze de Heer zagen.
21    Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie!
       Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.”
22    Toen blies hij over hen en zei:
       “Ontvang de heilige Geest-adem.”
23    Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft],
       dan worden ze losgelaten;
       als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.

Vandaag vieren we het hoogfeest van Pinksteren. Het is een feest voor mensen die ‘geestelijk’ willen leven. Je hoeft hier niet onmiddellijk te denken aan een gestructureerd gebedsleven of jaarlijkse retraites. Neen, geestelijk leven is: doorheen je dagelijkse leven G-ds scheppende geest-adem laten waaien en dit ook zien gebeuren rondom je. Uiterlijk verandert de wereld niet, maar als je geestelijk leeft, komt er iets aan het licht: een wereld als explosie van menselijkheid. Zo’n explosie gebeurde er (en gebeurt er telkens weer) met Pinksteren. Mensen die elkaar verstaan en de weg vinden naar elkaar, we-time i.p.v. me-time, mensen die gemeenschap vormen. Geestelijke leven is dit alles leren zien en durven geloven dat niets je kan tegenhouden om zo te leven, want als het de Geest menens is, ben je kansloos.
Geestelijk leven is niet anders meer kunnen dan opstaan om de allereerste vraag van G-d aan de mens (Adam, mens waar ben je?) te beantwoorden met heel je leven, jezelf aanbieden als instrument van scheppende Liefde en zeggen: “Hier ben ik!”

Joh.19,31-37 (7/06/2024)

31    Aangezien het voorbereidingsdag was [van de sabbat],
       bovendien een grote sabbat [van het Paasfeest],
       wilden de Joden niet dat de lichamen aan het kruis bleven.
       Daarom vroegen ze aan Pilatus
       dat hun de benen zouden gebroken worden [waardoor ze sneller stierven]
       en weggenomen worden.
32    Dus kwamen de soldaten
       en sloegen zowel van de een als van de ander die met hem gekruisigd waren,
       de benen stuk.
33    Maar toen ze bij Jezus kwamen
       en zagen dat hij reeds gestorven was,
       braken zij van hem de benen niet stuk.
34    Maar één van de soldaten doorstak met een speer zijn zijde.
       Onmiddellijk kwam er bloed en water uit.

35    Hij die het gezien heeft,
       getuigt hiervan,
       en zijn getuigenis is waarachtig.
       Hij weet dat hij de waarheid spreekt,
       opdat ook jullie zouden vertrouwen.
36    Deze dingen zijn gebeurd
       opdat de Schrift voleindigd zou worden:
       Van zijn beenderen zal niet één worden gebroken. [Ps.34,21]
37    En een ander Schriftwoord zegt:
       Ze zullen opzien naar hem
       die ze hebben doorstoken. [Zach.12,10]

Het feest van Jezus’ ‘heilig hart’ is pas sinds 1856 officieel, en in z’n ontstaan typisch voor de katholieke contrareformatie (17de eeuw, tegen de opkomst van het protestantisme). Deze verering heeft een hoge vlucht genomen, zowel voor mensen individueel in het huisgezin als in allerlei versies van ‘heilig hart bonden’. Zoals zo vaak (met alles?) in onze kerk: de uiterlijke vormen waarin iets beleefd wordt gaan en komen met de tijd; de inhoud daarentegen is universeel en duurt. De vraag is dan hoe wij, in onze tijd, dezelfde inhoud vorm zullen geven.
Tijdloos is toch Jezus’ liefde? Tijdloos is toch zijn gegevenheid aan de mensen? Tijdloos is dat uit deze liefde en deze gegevenheid ‘kerk’ geboren wordt. Het ‘bloed en water’ uit Jezus’ zijde is de hele spiritualiteitsgeschiedenis door gezien als de Liefde en de Geest die G-d doorheen Jezus aan de mensen geeft. Daaruit wordt ‘kerk’ geboren: mensen die met zijn liefde en in zijn Geest zich ook willen geven voor elkaar. Aan ons om dát concreet gestalte te geven.