Joh. 13,16-20 (4/05/2023)
16 “Amen, amen, ik zeg jullie:
Een dienaar is niet groter dan zijn heer,
een gezant niet groter dan wie hem gezonden heeft.
17 Als je dit weet,
gezegend ben je als je het ook doet.
18 Ik zeg dit niet over jullie allemaal.
Ik weet wie ik heb uitgekozen,
maar het is opdat de Schrift vervuld zou worden:
‘Die aanzat aan mijn tafel,
heft zijn hiel tegen mij op.’ [Ps.41,10b]
19 Vanaf nu zeg ik het jullie voor het gebeurt,
opdat, wanneer het gebeurt,
je zou vertrouwen dat ik het ben.
20 Amen, amen, ik zeg jullie:
Als iemand verwelkomt wie ik zend,
verwelkomt hij mij;
en als iemand mij verwelkomt,
verwelkomt hij wie mij gezonden heeft.”
We zijn al ver gevorderd in de paastijd, terwijl deze lezing ons terug brengt naar die wonderlijke avond toen Jezus met zijn vrienden voor de laatste maal aan tafel ging en hen voorbereidde op wat er te gebeuren stond. Tijdens die maaltijd, op de avond voor zijn dood, gaf Jezus een lang onderricht, maar eerst en vooral stelde hij een krachtig, woordeloos gebaar. Het 'doen' van de woorden is voor hem immers van cruciaal belang. Zijn eigen handelen, zijn daden, stelt hij ons als voorbeeld om na te volgen.
Daarbij maakt hij zich geen illusies over het groepje mensen tot wie hij zich richt. De een zal hem verraden, de ander zal hem verloochenen of ze trekken zich terug op het moment van de beproeving. En toch probeert Jezus hen al doende te laten zien wat ware nederigheid omvat. Deze nederigheid heeft niets van doen met je positie, geen ‘kruiperigheid’ of jezelf naar beneden halen. Deze nederigheid plaatst ons op gelijke hoogte met elkaar. Als wij Jezus willen volgen zullen we moeten knielen om de anderen – ook wie ‘onder’ ons staat, ook wie ons kwetst en verraadt, … – de voeten te wassen.
Joh.3,7-15 (9/04/2024)
7 Verwonder je niet dat ik zei
‘het is nodig nieuw geboren te worden’.
8 De wind [pneuma/ruach] waait waarheen het zijn bedoeling is.
Je hoort zijn geluid,
maar je weet niet vanwaar hij komt of waarheen hij gaat.
Zo is het met ieder die geboren wordt uit de geest-adem [wind/pneuma/ruach]
9 Nikodemus bleef vragen: “Maar hoe kan dat gebeuren?
10 Jezus antwoordde hem:
“Jij bent een leraar van Israël en je weet dat niet?
11 Amen, amen, ik zeg je:
Wij zeggen dat wat wij weten
en over wat wij gezien hebben, getuigen wij.
Maar ons getuigenis nemen jullie niet aan.
12 Als je al geen vertrouwen stelt
in wat ik zeg over de aardse dingen,
hoe zul je dan vertrouwen als ik spreek over de hemelse?
13 Nooit is iemand opgeklommen naar de hemel
als hij niet uit de hemel is neergedaald.
Zo is de mensenzoon in de hemel.
14 Zoals Mozes in de woestijn de slang heeft omhoog geheven,
zo moet de mensenzoon omhoog worden geheven [op het kruis],
15 opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat,
maar het volle leven heeft.”
De volgende dagen komt de ontmoeting tussen Jezus en Nikodemus uitgebreid aan bod, daarom willen we ook een uitgebreidere commentaar meegeven over Nikodemus en wat deze ontmoeting bij hem teweeggebracht zou kunnen hebben. Klik hier om hem te lezen.
Joh. 3,16-21 (10/04/2024)
[Jezus ging verder tegen Nicodemus:]
16 Want zó lief heeft God de wereld,
dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
opdat al wie vertrouwende ín hem is,
niet verloren gaat,
maar het volle leven heeft.
17 Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
om die wereld te vonnissen,
maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
18 Wie vertrouwend ín hem is,
wordt niet gevonnist,
maar wie niet vertrouwt,
is al gevonnist,
omdat hij niet heeft vertrouwd
in de naam van de eniggeboren zoon van God.
19 En dit is het vonnis:
Het licht is in de wereld gekomen,
maar de mensen hadden de duisternis meer lief dan het licht,
want hun daden zijn slecht [= zich van God en mens verwijderend].
20 Want ieder die kwaad doet,
haat het licht; hij vermijdt het licht,
zodat zijn daden niet aan de dag komen.
21 Maar wie waarheid doet,
zoekt het licht op,
zodat openbaar wordt
dat zijn daden in God zijn verricht.”
Vandaag lezen we het laatste stukje over de ontmoeting tussen Jezus en Nikodemus. Je kan nog steeds een uitgebreidere commentaar lezen over Nikodemus en wat deze ontmoeting bij hem teweeggebracht zou kunnen hebben. Klik hier om hem te lezen.
Joh.6,1-15 (12/04/2024)
1 Hierna trok Jezus naar de overzijde van het meer,
dat van Galilea of Tiberias [twee namen voor hetzelfde – grote – meer].
2 Een grote menigte trok met hem mee,
omdat zij telkens de tekens zagen
die hij aan de zieken deed.
3 Jezus ging de berg op
en zette zich daar met zijn leerlingen neer [= onderrichtte].
4 Het was dicht bij het pascha-feest van de Joden.
5 Toen Jezus opkeek,
zag hij de grote menigte die naar hem toekwam.
Hij zei tegen Filippus:
“Waar kunnen we brood kopen om hen te eten te geven?”
6 Dit vroeg hij om hem te toetsen;
zelf wist hij wat hij zou doen.
7 Filippus antwoordde:
“Zelfs voor tweehonderd daglonen brood
zal niet genoeg zijn
om elk een klein beetje te geven!”
8 Een andere leerling,
Andreas, de broer van Simon Petrus, zei hem:
9 “Er is hier wel een jongetje
die vijf armemensenbroodjes en twee visjes bij heeft.
Maar wat is dat voor zovelen?”
10 Maar Jezus zei:
“Laat de mensen zich neervlijen
– er was op die plaats [en in die tijd van het jaar] veel gras
[het leek op een idyllisch feestmaal … maar dan zonder eten].
Men vlijde zich dus neer
– het aantal mannen was ongeveer vijfduizend
[‘gewoontegetrouw’ werden vrouwen en kinderen niet meegeteld, maar ze waren er wel].
11 Jezus nam nu de broden
en na gedankt te hebben [eucharistein]
verdeelde hij ze aan de leerlingen,
en de leerlingen aan de gezetenen.
Zo gebeurde ook met de vissen,
zoveel ze wilden.
12 Toen ze vervuld waren,
zei hij tegen zijn leerlingen:
“Verzamel de overvloedige stukken,
opdat niets verloren gaat!”
13 Zij verzamelden ze dus
en vulden twaalf korven met stukken
van de vijf armemensenbroodjes
die men had gegeten.
14 De mensen die gezien hadden
welk teken Jezus had gedaan, zeiden:
“Hij is zeker de profeet die in de wereld komende is!”
15 Maar Jezus, die inzag dat zij van plan waren
om hem te komen halen om hem tot koning te maken,
trok zich weer terug op de berg, geheel alleen.
Met het 6de hoofdstuk gaan we in het Johannesevangelie naar de zogeheten ‘broodrede’. Maar zoals zo typisch in de Bijbel – en in navolging ook in de Sacramenten – komt éérst de handeling en dan het duidend woord. (Bij G-d zelf vallen ze samen: “Hij sprak en het was”.) Bemerk in deze ‘brood-handeling’ trouwens ook de duidelijke parallel met het Laatste Avondmaal. Ook de tijdsaanduiding – kort voor het Paasfeest – wijst daarop. Het is alsof Jezus hier al zijn ‘Eucharistie’ (= dankzegging) meegeeft aan de brede groep volgelingen.
En veel heeft hij daar niet voor nodig! Gewoonlijk zeggen we: vijf broden en twee vissen, maar eigenlijk moeten we het juister zeggen: Hij heeft íemand nodig – het kan een klein jongetje zijn – die bereid is het weinige dat hij heeft te delen met een ander! Dít is een handeling om om te danken! Het is eigenlijk de ‘kleine-jongen-versie’ van ‘je leven geven voor de ander’, wat Jezus bij dat andere Laatste Avondmaal ook zal doen.
Wat zal ‘mijn versie’ zijn?
Joh.6,22-29 (15/04/2024)
22 De volgende morgen stond de menigte al weer
aan de overzijde van het meer. [Daar waar de broodvermenigvuldiging plaatsvond en vanwaar de leerlingen dus de avond voordien waren weggegaan.]
Zij hadden gezien dat daar maar één bootje lag,
dat zijn leerlingen daarin waren gestapt
en dat Jezus niet met zijn leerlingen was meegegaan
in het bootje, maar dat zij alleen waren vertrokken.
23 Wel kwamen er andere bootjes uit Tiberias
naar de plaats waar zij het brood gegeten hadden
na de dankzegging [eucharistein] van de Heer.
24 Toen de menigte dus zag
dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren,
stapten zij zelf in de bootjes en kwamen in Kafarnaüm
om hem te zoeken.
25 Toen ze hem vonden aan de overzijde van het meer,
vroegen ze: “Meester, wanneer ben je hier gekomen?”
26 Jezus antwoordde hen:
“Amen, amen, ik zeg jullie:
Jullie zoeken mij,
niet omdat je tekenen hebt [in]gezien,
maar omdat je van de broden hebt gegeten
en je verzadigd werd.
27 Doe geen moeite voor voedsel dat vergaat,
maar voor het voedsel dat blijft tot het volle leven
en dat de mensenzoon jullie zal geven,
want op hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.”
28 Ze vroegen hem dan:
“Wat moeten wij doen
opdat onze werken Gods werken zouden zijn?”
29 Jezus gaf hen ten antwoord:
“Dit is het werk van God:
dat je vertrouwt in wie hij gezonden heeft.”
We gaan verder waar we zaterdag gebleven waren met het 6de hoofdstuk uit het Johannesevangelie. Er wordt veel moeite gedaan om de moeite weer te geven die het volk doet om Jezus te zoeken! Toch is Jezus vrij kritisch tegen hen – of is het alleen maar een realistische waarschuwing? Loop niet achter het brood aan; loop niet achter het spektakel aan, lijkt hij te zeggen.
G-d weet dat wij ‘brood’ nodig hebben om te leven. Hij voorziet er dan ook in! (zie de broodvermenigvuldiging) Maar hij weet ook dat we méér nodig hebben. We hebben voedsel voor het ‘volle leven’ – Léven, zoals wij dat hier dan schrijven – nodig. En ook dat voorziet G-d voor ons in zijn Zoon, zijn Woord dat hij onder de mensen stuurt.
Het waren blijkbaar eerlijke zoekers die hier ter sprake komen. Na Jezus’ waarschuwing vragen ze inderdaad niet meer om brood, maar wat ze moeten doen. Jezus’ antwoord is bedrieglijk simpel: niet eens iets om te ‘doen’, maar wel: vertrouwen!
Joh. 6,44-51 (18/04/2024)
44 Niemand is bij machte naar mij toe te komen
als de Vader, die mij zendt, hem niet trekt,
en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
45 Bij de profeten staat geschreven:
En allen zullen door God onderricht zijn. [Jes.54,13]
Ieder dus die naar de Vader luistert en leert,
komt naar mij toe.
46 Niet dat iemand de Vader heeft gezien!
Enkel degene die van God komt,
heeft de Vader gezien.
47 Amen, amen, ik zeg jullie:
Wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven.
48 Ik ben het brood van het leven.
49 Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn,
maar zijn [toch] gestorven.
50 Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt:
ieder die hiervan eet, zal niet sterven.
51 Ik ben het levende brood
dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet,
zal hij in volheid leven.
Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld
is mijn vlees [lichaam].
En Johannes schrijft nog steeds verder aan zijn ‘broodrede’. Hij wil iets duidelijk maken dat moeilijk – of misschien helemaal niet – in woorden te vatten is. Hij voelt dat z’n lezers nog niet helemaal mee zijn met datgene waarover hij getuigt.
Het gaat namelijk over iets anders dan wat ze al kennen uit oudere verhalen over hun voorvaderen. Wat Jezus te bieden heeft, gaat verder dan het manna in de woestijn dat hun volk ooit mocht ontvangen. Het reikt verder dan woorden en verder dan een concreet materieel brood. Het reikt dieper: ‘Levend’ brood staat voor Léven in kracht, volheid en diepte.
Jezus probeert met woord én daad duidelijk te maken hoe leven-gevend het voor zijn leerlingen zou kunnen zijn als ze durven leven in het vertrouwen dat hijzelf dat brood is (en nog steeds voor ons wil zijn). Hij geeft zichzelf totaal en dat is heel wat anders dan een stukje brood, wat geld of kleren. Hij geeft z’n eigen leven.
Hij heeft zich gegeven en geeft zich telkens opnieuw, helemaal, opdat ik en jij, opdat wij zouden Léven.