Verbonden Leven

Joh.6,1-15 (12/04/2024)

1      Hierna trok Jezus naar de overzijde van het meer,
       dat van Galilea of Tiberias [twee namen voor hetzelfde – grote – meer].
2      Een grote menigte trok met hem mee,
       omdat zij telkens de tekens zagen
       die hij aan de zieken deed.
3      Jezus ging de berg op
       en zette zich daar met zijn leerlingen neer [= onderrichtte].
4      Het was dicht bij het pascha-feest van de Joden.
5      Toen Jezus opkeek,
       zag hij de grote menigte die naar hem toekwam.
       Hij zei tegen Filippus:
       “Waar kunnen we brood kopen om hen te eten te geven?”
6      Dit vroeg hij om hem te toetsen;
       zelf wist hij wat hij zou doen.
7      Filippus antwoordde:
       “Zelfs voor tweehonderd daglonen brood
       zal niet genoeg zijn
       om elk een klein beetje te geven!”
8      Een andere leerling,
       Andreas, de broer van Simon Petrus, zei hem:
9      “Er is hier wel een jongetje
       die vijf armemensenbroodjes en twee visjes bij heeft.
       Maar wat is dat voor zovelen?”
10    Maar Jezus zei:
       “Laat de mensen zich neervlijen
       – er was op die plaats [en in die tijd van het jaar] veel gras
       [het leek op een idyllisch feestmaal … maar dan zonder eten].
       Men vlijde zich dus neer
       – het aantal mannen was ongeveer vijfduizend
      [‘gewoontegetrouw’ werden vrouwen en kinderen niet meegeteld, maar ze waren er wel].
11    Jezus nam nu de broden
       en na gedankt te hebben [eucharistein]
       verdeelde hij ze aan de leerlingen,
       en de leerlingen aan de gezetenen.
       Zo gebeurde ook met de vissen,
       zoveel ze wilden.
12    Toen ze vervuld waren,
       zei hij tegen zijn leerlingen:
       “Verzamel de overvloedige stukken,
       opdat niets verloren gaat!”
13    Zij verzamelden ze dus
       en vulden twaalf korven met stukken
       van de vijf armemensenbroodjes
       die men had gegeten.
14    De mensen die gezien hadden
       welk teken Jezus had gedaan, zeiden:
       “Hij is zeker de profeet die in de wereld komende is!”
15    Maar Jezus, die inzag dat zij van plan waren
       om hem te komen halen om hem tot koning te maken,
       trok zich weer terug op de berg, geheel alleen.

Met het 6de hoofdstuk gaan we in het Johannesevangelie naar de zogeheten ‘broodrede’. Maar zoals zo typisch in de Bijbel – en in navolging ook in de Sacramenten – komt éérst de handeling en dan het duidend woord. (Bij G-d zelf vallen ze samen: “Hij sprak en het was”.) Bemerk in deze ‘brood-handeling’ trouwens ook de duidelijke parallel met het Laatste Avondmaal. Ook de tijdsaanduiding – kort voor het Paasfeest – wijst daarop. Het is alsof Jezus hier al zijn ‘Eucharistie’ (= dankzegging) meegeeft aan de brede groep volgelingen.
En veel heeft hij daar niet voor nodig! Gewoonlijk zeggen we: vijf broden en twee vissen, maar eigenlijk moeten we het juister zeggen: Hij heeft íemand nodig – het kan een klein jongetje zijn – die bereid is het weinige dat hij heeft te delen met een ander! Dít is een handeling om om te danken! Het is eigenlijk de ‘kleine-jongen-versie’ van ‘je leven geven voor de ander’, wat Jezus bij dat andere Laatste Avondmaal ook zal doen.
Wat zal ‘mijn versie’ zijn?

Joh.6,22-29 (15/04/2024)

22    De volgende morgen stond de menigte al weer
       aan de overzijde van het meer. [Daar waar de broodvermenigvuldiging plaatsvond en vanwaar de leerlingen dus de avond voordien waren              weggegaan.]
       Zij hadden gezien dat daar maar één bootje lag,
       dat zijn leerlingen daarin waren gestapt
       en dat Jezus niet met zijn leerlingen was meegegaan
       in het bootje, maar dat zij alleen waren vertrokken.
23    Wel kwamen er andere bootjes uit Tiberias
       naar de plaats waar zij het brood gegeten hadden
       na de dankzegging [eucharistein] van de Heer.
24    Toen de menigte dus zag
       dat noch Jezus noch zijn leerlingen daar waren,
              stapten zij zelf in de bootjes en kwamen in Kafarnaüm
       om hem te zoeken.
25    Toen ze hem vonden aan de overzijde van het meer,
       vroegen ze: “Meester, wanneer ben je hier gekomen?”
26    Jezus antwoordde hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Jullie zoeken mij,
       niet omdat je tekenen hebt [in]gezien,
       maar omdat je van de broden hebt gegeten
       en je verzadigd werd.
27    Doe geen moeite voor voedsel dat vergaat,
       maar voor het voedsel dat blijft tot het volle leven
       en dat de mensenzoon jullie zal geven,
       want op hem heeft God, de Vader, zijn zegel gedrukt.”
28    Ze vroegen hem dan:
       “Wat moeten wij doen
       opdat onze werken Gods werken zouden zijn?”
29    Jezus gaf hen ten antwoord:
       “Dit is het werk van God:
       dat je vertrouwt in wie hij gezonden heeft.”

We gaan verder waar we zaterdag gebleven waren met het 6de hoofdstuk uit het Johannesevangelie. Er wordt veel moeite gedaan om de moeite weer te geven die het volk doet om Jezus te zoeken! Toch is Jezus vrij kritisch tegen hen – of is het alleen maar een realistische waarschuwing? Loop niet achter het brood aan; loop niet achter het spektakel aan, lijkt hij te zeggen.
G-d weet dat wij ‘brood’ nodig hebben om te leven. Hij voorziet er dan ook in! (zie de broodvermenigvuldiging) Maar hij weet ook dat we méér nodig hebben. We hebben voedsel voor het ‘volle leven’ – Léven, zoals wij dat hier dan schrijven – nodig. En ook dat voorziet G-d voor ons in zijn Zoon, zijn Woord dat hij onder de mensen stuurt.
Het waren blijkbaar eerlijke zoekers die hier ter sprake komen. Na Jezus’ waarschuwing vragen ze inderdaad niet meer om brood, maar wat ze moeten doen. Jezus’ antwoord is bedrieglijk simpel: niet eens iets om te ‘doen’, maar wel: vertrouwen!

Joh. 6,44-51 (18/04/2024)

44    Niemand is bij machte naar mij toe te komen
       als de Vader, die mij zendt, hem niet trekt,
       en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
45    Bij de profeten staat geschreven:
       En allen zullen door God onderricht zijn. [Jes.54,13]
       Ieder dus die naar de Vader luistert en leert,
       komt naar mij toe.
46    Niet dat iemand de Vader heeft gezien!
       Enkel degene die van God komt,
       heeft de Vader gezien.
47    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven.
48    Ik ben het brood van het leven.
49    Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn,
       maar zijn [toch] gestorven.
50    Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt:
       ieder die hiervan eet, zal niet sterven.
51    Ik ben het levende brood
       dat uit de hemel is neergedaald.
       Als iemand van dit brood eet,
       zal hij in volheid leven.
       Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld
       is mijn vlees [lichaam].

En Johannes schrijft nog steeds verder aan zijn ‘broodrede’. Hij wil iets duidelijk maken dat moeilijk – of misschien helemaal niet – in woorden te vatten is. Hij voelt dat z’n lezers nog niet helemaal mee zijn met datgene waarover hij getuigt.
Het gaat namelijk over iets anders dan wat ze al kennen uit oudere verhalen over hun voorvaderen. Wat Jezus te bieden heeft, gaat verder dan het manna in de woestijn dat hun volk ooit mocht ontvangen. Het reikt verder dan woorden en verder dan een concreet materieel brood. Het reikt dieper: ‘Levend’ brood staat voor Léven in kracht, volheid en diepte.
Jezus probeert met woord én daad duidelijk te maken hoe leven-gevend het voor zijn leerlingen zou kunnen zijn als ze durven leven in het vertrouwen dat hijzelf dat brood is (en nog steeds voor ons wil zijn). Hij geeft zichzelf totaal en dat is heel wat anders dan een stukje brood, wat geld of kleren. Hij geeft z’n eigen leven.
Hij heeft zich gegeven en geeft zich telkens opnieuw, helemaal, opdat ik en jij, opdat wij zouden Léven.

Joh. 10,11-18 (21/04/2024)

11    "Ik ben de goede herder.
       De goede herder zet zijn leven in voor de schapen.
12    Maar de huurling,
       die geen echte herder is en wiens eigen schapen het niet zijn,
       ziet de wolf komen
       en laat de schapen achter en vlucht.
       De wolf rooft ze en verstrooit de schapen.
13    Hij is immers een huurling,
       de schapen gaan hem niet ter harte.
14    Ik ben de goede herder.
       Ik beken de mijne
      [bijbels kennen = (h)erkennen, bekennen, in kennis zijn met een intieme relatie]
       en de mijne bekennen mij,
15    zoals de Vader mij bekent
       en ik ook de Vader beken;
       zo zet ik mijn leven in voor de schapen.
16    Maar ik heb ook nog andere schapen,
       die niet uit deze binnenhof zijn.
       Ook die moet ik leiden
       en zij zullen gehoor geven aan mijn stem.
       Dan zal het worden: één kudde, één herder.
17    Hierom heeft de Vader mij daad-werkelijk lief:
       ik zet mijn leven in,
       zodat ik het (op)nieuw krijg.
18    Niemand neemt het van mij af,
       maar ik geef het uit mezelf.
       Ik heb de volmacht het te geven
       en de volmacht het terug te nemen.
       Deze wijzing heb ik van mijn Vader ontvangen.”


“Ik ben de goede herder”, zegt Jezus, en wat een goede herder is, legt hij uit a.d.h.v. drie kenmerken. Hij spitst ze ook toe op zichzelf.
De eerste kwaliteit is dat de goede herder er is voor de schapen. Hij heeft ‘hun’ belang voor ogen en is niet ik-gericht. Hij is bereid om zijn leven te geven, zijn levenskracht. Zo heeft Jezus zijn leven gegeven en de consequenties van die keuze op zich genomen.
Een tweede kwaliteit is elkaar kennen en erkennen in ieders eigenheid. Het kennen en gekend worden, kan leiden tot diepe overgave. Jezus leefde intens verbonden met G-d en dat uitte zich in leven-gevende betrokkenheid op mensen.
Als derde kenmerk noemt Jezus dat een goede herder ook oog heeft voor mensen die ‘buiten de stal’ zijn, mensen aan de rand, die niet meetellen. Ook zij horen bij de ene kudde, onder de hoede van de ene herder. Voor Jezus was iedereen van tel. De Liefde van G-d is immers in-sluitend en niet buiten-sluitend.
Aan ons nu om, in het spoor van Jezus, onze herderlijke kwaliteiten te onderzoeken en op ons te nemen en zo elkaar te behoeden en te bewaren.

Joh.14,6-14 (27/04/2024)

6      Jezus antwoordde hem:
       “Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
       Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.
7        Als je mij zou leren kennen,
       zou je ook mijn Vader leren kennen.
       Vanaf nu ken je hem; je hebt hem gezien!”
8      Filippus zei:
       “Heer, toon ons de Vader,
       dat is ons genoeg!” [Ps.23,2]
9      Jezus antwoordde hem:
       “Je bent nu al zo lang bij mij
       en je hebt hem niet leren kennen, Filippus?
       Wie mij heeft gezien,
       heeft de Vader gezien.
       Hoe kun je dan zeggen: Toon ons de Vader?!
10    Geloof je niet dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij is?
       De woorden die ik tegen jullie spreek,
       spreek ik niet uit mezelf.
       Het is de Vader – die in mij verblijft – die zijn werken doet.
11    Geloof mij
       dat ik in de Vader ben
       en de Vader in mij
       – en zo niet, geloof het dan vanwege de werken zelf.
12    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Wie vertrouwt in mij
       zal de werken die ik doe, ook doen
       – en nog grotere dan deze,
       omdat ik naar mijn Vader ga.
13    Wat je ook zult vragen in mijn naam,
       ik zal het doen,
       opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zou worden.
14    Als je dus iets vraagt in mijn naam,
       ik, ik zal het doen!

Jezus gaat nog even door op ‘de kwestie’ van ‘de weg de waarheid en het leven’. Het is dan ook een belangrijk thema. Het maakt een van de eigenheden van het Christendom uit!
In veel religies staat de beleden God op een ongenaakbaar verre afstand van de mens. Wij belijden dat hijzelf die afstand overbrugd heeft door zelf mens te worden in ‘zijn Woord/Zoon’. En dat Woord/die Zoon had de opdracht de mensen de weg te wijzen naar G-d/de Vader. Meer nog: hij ís de weg. Wie die weg volgt, komt bij de Vader uit. Daarop mogen wij vertrouwen!
En Jezus gaat er nog een merkwaardige stap in verder. Die verbinding die er is tussen hem en zijn Vader, waardoor wij via hem bij de Vader kunnen komen; die verbinding kan er ook zijn tussen ons en hem! En als wij die verbinding met hem daad-werkelijk beleven, zullen wij “de werken doen die hij doet – en nog grotere”.
… dan zullen mensen via ons de weg [naar en van] Jezus leren kennen!

Joh.17,11b-19 (15/05/2024)

11b   Heilige Vader,
       hen die Jij mij gegeven hebt,
       bewaar hen in Jouw naam,
       opdat zij één zouden zijn zoals wij.
12    Zolang ik bij hen was,
       be-waarde ik hen in Jouw naam:
       ik heb gewaakt over wie Je mij gaf
       en niemand van hen is verloren gegaan,
       behalve de zoon van de verlorenheid
       – opdat de Schrift vervuld moest worden.
13    Maar nu kom ik naar Jou
       en spreek ik deze dingen uit in de wereld
       opdat zij mijn vreugde vervuld mogen ontvangen in zich.
14    Ik heb hen Jouw woord gegeven.
       De wereld is hen gaan haten
       omdat zij niet van de wereld zijn,
       zoals ik niet van de wereld ben.
15    Ik bid niet dat Je hen zou opheffen uit de wereld,
       maar dat Je hen be-waar-t uit het kwade.
16    Zij zijn niet van de wereld,
       zoals ik niet van de wereld ben.
17    Heilig hen in Jouw waarheid.
       Jouw woord is waarheid.
18    Zoals Jij mij de wereld hebt ingezonden,
       zo heb ik ook hen de wereld ingezonden.
19    En omwille van hen
       heilig ik mijzelf,
       opdat ook zij geheiligd zouden zijn
       in de waarheid.

In dit stukje Evangelie (een deel uit het ‘hoogpriesterlijk gebed’) wendt Jezus zich tot G-d. Hij brengt alles onder woorden wat hij met heel zijn leven had willen zijn voor zijn vrienden. Dat ‘hogepriesterlijke gebed’ is als het ware de samenvatting van heel het Evangelie. Het is Jezus’ laatste en definitieve wilsbeschikking – in gebedsvorm.
Het raakt me om te lezen hoe Jezus bidt voor zijn leerlingen én voor allen die hem gegeven zijn (dus ook voor ons/voor mij). Nu hij naar de Vader gaat is het aan hen om zijn werk verder te zetten. Het zal niet gemakkelijk worden, dat weet Jezus uit ervaring. Maar hij weet ook dat het kán, echter niet op eigen houtje. Hij vraagt G-d’s ondersteuning. Hij vraagt niet naar een gemakkelijke weg, dat is niet weggelegd voor een leven vanuit radicale goddelijke liefde. Hij vraagt om zijn vrienden blijvend te bewaren en over hen te waken. Hij vraagt om hen tot inzicht te brengen zodat ze niet zomaar meegaan met de mainstream van het leven, maar de kracht mogen ontvangen om te leven vanuit de goddelijke liefde.