Mt.13,10-17 (27/07/2023 )
10 Zijn leerlingen kwamen bij hem en vroegen:
“Waarom spreek je tegen hen in gelijkenissen?”
11 Hij antwoordde hen:
“Omdat het aan jullie gegeven is
het geheimenis van het koningschap der hemelen te kennen.
Hun is dat niet gegeven.
12 Want wie heeft, zal gegeven worden,
en hij zal overvloed hebben;
wie echter niet heeft,
ook wat hij heeft, zal hem ontnomen worden.
13 Daarom spreek ik tegen hen in gelijkenissen,
omdat zij ziende níet zien
en horende níet horen
en niet doorgronden.
14 Zo wordt in hen de profetie van Jesaja vervuld:
“Met je gehoor zul je horen,
maar je zult niet doorgronden;
met je zicht zul je kijken,
maar je zult niet zien.
15 Want het hart van dit volk is vet geworden,
hun oren zijn vermoeid
en hun ogen houden ze gesloten
óm niet te zien met hun ogen
en niet te horen met hun oren
en niet te doorgronden met hun hart,
óm zich niet te hoeven bekeren
en Ik hun gezond zou maken.” [Jes.6,9-10]
16 Gezegend [vooruit ermee!] echter jullie ogen omdat zij zíen
en jullie oren omdat zij hóren!
17 Amen, ik zeg jullie:
Veel profeten en integeren hebben ernaar verlangd
te zien wat jullie aanschouwen,
maar zij hebben het niet gezien,
en te horen wat jullie aanhoren,
maar zij hebben het niet gehoord.
Regelmatig spreekt Jezus – als het gaat over G-ds rijk – in simpele verhaaltjes. De leerlingen vragen zich af waarom hij dit doet. Onder de ogenschijnlijk alledaagse verhaaltjes schuilt echter een diepere laag. En om dat ‘meer’ te verstaan is kennis nodig. Jezus weet dat zijn leerlingen daarnaar verlangen, nl. ze willen Jezus leren kennen, in kennis zijn met hem. Dit relationele gebeuren maakt hun ogen en oren open en zorgt ervoor dat het Woord aan hen gegeven wordt. In die relatie laat Jezus zien en horen wat het betekent om te leven ‘in het verlengde van G-d’. Kortom om zijn verhaaltjes ten volle te verstaan, heb je een sober hart, uitgeruste oren en open ogen nodig, zegt hij met de woorden van de profeet Jesaja. Je zal je dus moeten beschermen tegen 1001 prikkels die je afleiden, tegen de overvloed die zich als vet vastzet rond je hart en je zal de oogkleppen die je het zicht op G-d ontnemen, moeten afzetten. Leven ‘in het verlengde van G-d’ is, dicht bij Jezus staan, zien en luisteren met een versoberd hart …
Mt.13,44-46 (2/08/2023)
44 “Opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een schat die verborgen is in een akker.
Iemand vindt hem en verbergt hem weer,
om vol blijdschap alles te gaan verkopen wat hij heeft
om die akker te kopen.”
45 “En opnieuw.
Het koningschap der hemelen is te vergelijken met
een koopman op zoek naar mooie parels.
46 Als hij één uitzonderlijk waardevolle vindt,
gaat hij alles verkopen wat hij heeft
en koopt die ene parel.”
De Evangelieteksten van de laatste weken worden nogal verknipt, verspreid en herhaald. Dat maakt het voor een commentaarschrijver van elke dag wel wat lastig. Wat valt er nog te zeggen over zo’n kort stukje tekst?
Ik zou niet mogen klagen; ik kom er alleen mee te staan in de lijn van onze leermeester zelf die telkens opnieuw – en opnieuw en opnieuw – verhaaltjes weet te verzinnen om aan ons harde hoofd en harde hart iets duidelijk te maken van wat hij bedoelt met dat ‘koningschap der hemelen’.
Wellicht hebben wij het nodig om die verhalen opnieuw en opnieuw te horen, omdat het nodig is er opnieuw en opnieuw naar op zoek te gaan! Hoe bedrieglijk eenvoudig de verhaaltjes ook zijn, de realiteit van dat koningschap der hemelen is dat toch niet zomaar. Het vraagt heel wat van wie het wil zoeken.
Opnieuw en opnieuw dus: blijf zoeken, blijf op weg gaan, … wat je vindt zal blijdschap zijn en uitzonderlijk waardevol!
Mt.14,22-36 (8/08/2023)
22 Onmiddellijk dwong Jezus zijn leerlingen
in de boot te stappen
en voor hem uit naar de overkant te varen,
terwijl hij de menigte zou wegzenden.
23 En nadat hij hen had weggezonden, ging hij de berg op
om in afzondering te bidden.
Toen de avond viel, was hij daar alleen.
24 De boot was al midden op het meer, ver van het land,
en werd geteisterd door de golven.
Ze hadden immers de wind tegen.
25 In de vierde nachtwake [laatste kwart van de nacht]
kwam Jezus tot bij hen, wandelend op het meer.
26 Toen de leerlingen hem zagen wandelen op het meer,
raakten ze in grote verwarring.
“Een spook [phantasma]!”, zeiden ze
– en ze schreeuwden van angst.
27 Onmiddellijk echter sprak Jezus tegen hen:
“Hou moed, ik ben het, vrees niet.”
28 Petrus antwoordde hem nu:
“Heer, als jij het bent,
beveel mij dan bij jou te komen op het water.”
29 Hij zei: “Kom!”
En Petrus stapte uit de boot,
wandelde op het water
en ging naar Jezus.
30 Toen hij echter de wind zag,
werd hij bang en begon te zinken.
Hij schreeuwde: “Heer, red mij!”
31 En onmiddellijk strekte Jezus zijn hand uit
en greep hem vast.
Hij zei hem: “Klein-vertrouwende, waarom wankelde je?”
32 Ze stapten in de boot
en de wind ging liggen.
33 Zij die in de boot zaten, bogen voor hem neer:
“Waarlijk, jij bent Gods zoon!”
34 Ze staken over
en kwamen aan land in Gennesaret.
35 De mannen van die plaats herkenden hem
en zonden de boodschap in heel die omgeving,
en men bracht allen bij hem die er slecht aan toe waren.
36 Ze smeekten hem dat ze alleen al maar de zoom van zijn kleed mochten aanraken.
En wie dat deed, werd bevrijd.
Jezus’ nood om in de stilte alleen te kunnen bidden, blijft. De honger van de mensen had hem uit die stilte doen komen om een woord van bevrijding en richting te geven. (zie gisteren) Maar hij keert terug naar die stilte, omdat het begin- én eindpunt van zijn hele ‘werk’ Gód is, en niet hijzelf.
En weer is er een nood van mensen die hem uit die stilte haalt. Het is de angst van het dreigen te verzuipen in het leven. Eigenlijk stellen de leerlingen op hun bootje niet eens de vraag! Maar voor wie met een helder oog in het donker van het leven tuurt, ziet wel waar mensen angstig zijn en nood aan hebben.
Opnieuw de vraag van gisteren: zoek ík de stilte op, om vanuit G-d en naar G-d toe te leven? Laat ik in die stilte mijn oog zo helder worden dat ik zíe de werkelijke nood van de mensen om mij heen, ook als ze die niet uitspreken? Dan zal en dan kán ik mijn hand uitsteken …
Mt.23,23-26 (29/08/2023)
23 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
ondermaatse oordelaars,
omdat jullie wel tienden afdragen
van [details als] munt, dille en komijn,
maar de zwaarwichtiger dingen van de wet nalaat:
onderscheiding, barmhartigheid en vertrouwen.
Déze dingen moet je doen,
en de andere niet nalaten.
24 Blinde wegwijzers,
die de mug uitziften maar de kameel doorslikken.
25 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
ondermaatse oordelaars,
omdat jullie wel de buitenkant van drinkbeker en schotel reinigen,
maar van binnen vol roofzucht en mateloosheid zijn.
26 Blinde farizeeër,
reinig eerst de binnenkant van de beker
zodat ook de buitenkant rein wordt.
Jezus gaat nog een tijdje door met de schriftgeleerden en farizeeën er ferm van langs te geven. Hij verzet zich tegen hun religieuze hypocrisie. Zonder er doekjes om te winden zegt hij wat hij ziet gebeuren, nl. dat ze vooral aandacht besteden aan de ‘buitenkant’, meer dan de ‘binnenkant’. Het maakt hem kwaad. Voor hem is het immers vanzelfsprekend dat je de uiterlijke vormen, de bestaande richtlijnen, met de nodige souplesse moet hanteren (“de sabbat is er voor de mens, de mens niet voor de sabbat).
Maar daarvoor is onderscheidingsvermogen en goddelijke Liefde nodig. Om het soepele – helende – omgaan met de wet niet te laten verworden tot op eigenbaat gerichte verdraaiing, heb je deze beide nodig. Als je geen ‘blinde wegwijzer’ wil worden en je je woorden echt waar wil laten worden in daden, dan heb je deze beide nodig. Want Alleen de Liefde stelt ons in staat om dingen waarachtig en daad-werkelijk te onderscheiden.
Mt.23,27-32 (30/08/2023)
27 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
omdat jullie zijn als witgekalkte graven,
die aan de buitenkant wel mooi schijnen,
maar aan de binnenkant vol zijn
van doodsbeenderen en allerlei onreinheid.
28 Zo schijnen ook jullie aan de buitenkant rechtvaardig voor de mensen,
maar aan de binnenkant zijn jullie vol
van ondermaats oordeel en wetteloosheid.
29 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën, ondermaatse oordelaars,
omdat jullie graven voor de profeten bouwen
en de gedenkplaatsen van de rechtvaardigen versiert,
30 en zegt:
‘Als wij hadden geleefd in de dagen van onze vaderen,
dan zouden wij niet medeplichtig zijn aan het bloed van de profeten.’
31 Zo getuig je over jezelf
dat je zonen bent van wie de profeten vermoordden
32 en maken ook jullie de maat van jullie vaderen vol.
Jezus kan het duidelijk niet hebben als mensen hun oordeelsvermogen niet gebruiken. G-d heeft mensen de kracht van ons verstand gegeven; we moeten er dan ook ten volle gebruik van maken, zowel voor de grote keuzes in ons leven als voor de kleine keuzes waar wij dagelijks voor gesteld staan.
Waar loopt het volgens Jezus fout met dat onderscheidingsvermogen?
Het gaat mis als wij de buitenkant belangrijker gaan vinden dan de binnenkant. ‘Hoe ziet het eruit voor de buitenwereld’, is een vraag van weinig nut om tot een diepteoordeel te komen.
Het gaat ook mis als wij ‘recht’ ‘ombuigen’ naar eigen voordeel, en onderscheiden eigenlijk niets anders wordt dan argumenten zoeken om het eigen gelijk te bewijzen.
Het gaat ook mis als wij onze voorgangers op een voetstuk zetten, omdat we daarmee natuurlijk ook alleen maar onszelf ‘verhogen’ en geen kritisch zicht op onszelf toelaten.
Het staat hier niet letterlijk vermeld, maar waar het voor een Go(e)d onderscheidingsvermogen dan wél om gaat, is de kracht van ons verstand te richten op G-d, en met dát kompas de lijnen in ons leven te bepalen.
Mt.5,1-12a (1/11/2023)
1 Toen Jezus al die mensen zag,
ging hij de berg op en ging zitten.
Zijn leerlingen kwamen om hem heen.
2 Hij nam het woord en onderrichtte hen:
3 “Gezegend wie leeft in de geest van het bedelaarschap.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.
4 Gezegend wie diep droevig zijn.
Ja, zij zullen worden vertroost.
5 Gezegend de ootmoedigen.
Ja, zij zullen te-vrede-nheid ontvangen. [Ps.37,11]
6 Gezegend wie hongeren en dorsten naar wat waarachtig is.
Ja, zij zullen verzadigd worden.
7 Gezegend de barmhartigen.
Ja, zij zullen barmhartigheid ontmoeten.
8 Gezegend wie integer is in denken en doen. [Ps.24,4]
Ja, zij zullen God zien.
9 Gezegend wie vrede bewerken.
Ja, zij zullen kinderen van God worden genoemd.
10 Gezegend wie vervolgd worden om wat waarachtig is.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.”
11 “Gezegend zijn jullie
wanneer ze je uitschelden en vervolgen
en onterecht allerlei kwaad over jullie spreken
omwille van mij.
12 Wees blij en jubel!
Ja, overvloedig is jullie loon in de hemelen.
Zo immers werden de profeten vóór jullie ook vervolgd.”
Er gaat blijkbaar een positieve kracht uit van zegenen. Zegenen troost, brengt te-vrede-nheid, maakt wat lelijk is mooi, wat klein is groot, wat triest is blij, enz.
Het is niets heldhaftigs, niets eigenmachtigs, niets spectaculairs, het gebeurt vaak in stilte en heeft alles te maken met heiligen. Zegenen is immers vanuit je hart wensen dat de ander het allerbeste toekomt. Al zegenend focus je je niet op uiterlijkheden, niet op huidskleur of netheid, maar zie je het goddelijke en je wenst dat dit zichtbaar mag worden. Het gevolg is dat wie gezegend wordt even de volle aandacht krijgt, apart gezet wordt, alle heiligheid in zich mag voelen stromen en daardoor geheeld wordt. En weet dat dit ook effect heeft op de mens die zegent, ook hij zal gezegend zijn.
De vertaling van Chouraqui schrijft: en marche! Vooruit, op weg ermee! Ik denk dat dit zeer goed de geest van ‘de zaligsprekingen’ weergeeft. Durf ermee op weg te gaan, ontdek de kracht van zegenen en dan zullen jij en je omgeving ermee gezegend zijn!
Vorig jaar schreef Wouter een tekst over de gemeenschap van de heiligen. Op een dag als vandaag is hij zeker de moeite waard om gelezen te worden!