Verbonden Leven

Mt.13,16-17 (26/07/2023)

16    Gezegend [vooruit ermee!] echter jullie ogen omdat zij zíen
       en jullie oren omdat zij hóren!
17    Amen, ik zeg jullie:
       Veel profeten en integeren hebben ernaar verlangd
       te zien wat jullie aanschouwen,
       maar zij hebben het niet gezien,
       en te horen wat jullie aanhoren,
       maar zij hebben het niet gehoord.

Vandaag worden de grootouders van Jezus in de spotlights geplaatst en samen met hen alle grootouders en ouderen. Paus Franciscus riep de vierde zondag van juli uit om deze generatie in de kijker te plaatsen. Vele kleinkinderen zullen het met hem eens zijn: grootouders verdienen het om minstens één dag in de kijker te staan. Ze hebben heel wat te bieden – en dan gaat het over meer dan kinderoppas wanneer de jonge ouders het druk hebben. Hun levens-ervaring, hun mens-zijn, wijsheid, zorg en liefde zijn onvervangbaar. Ze vormen vaak een veilige, standvastige haven. Ze ‘staan’ ergens voor, ‘zijn’ als het ware traditie (in de positieve zin) en geven zo Léven door. Ze omringen hun kleinkinderen met een liefde die onuitgesproken woorden hoort, een liefde die dieper en verder kijkt dan wat er aan de oppervlakte te zien is.
Kortom deze generatie is een zegen, veel meer dan ze zelf lijken te beseffen.

Mt.13,36-43 (1/08/2023)

36    Toen liet hij de mensen gaan
       en ging naar huis.
       Zijn leerlingen kwamen naar hem en vroegen:
       “Verklaar ons de gelijkenis van de dolik op de akker?”
37    Hij antwoordde hen:
       “Die het goede zaad zaait, is de mensenzoon,
38    en de akker is de wereld.
       Het goede zaad, dat zijn de kinderen van het koningschap,
       en de dolik zijn de kinderen van het kwaad.
39    De vijand die het gezaaid heeft, is de uiteendrijver [tweedrachtzaaier, diabolos].
       De oogst is de voleinding van de tijd
       en de maaiers zijn de engelen.
40    Zoals de dolik wordt verzameld
       en in het vuur verbrand,
       zo zal het zijn in de voleinding van de tijd.
41    De mensenzoon zal zijn engelen uitzenden
       en zij zullen uit zijn koninkrijk
       alle struikelstenen en [dat is] wie leven in wetteloosheid
       verzamelen [Sef.1,3]
42    en zij zullen hen in de vuuroven werpen.
       Daar zal er geween en tandengeknars zijn.
43    Maar dán zullen de integeren [recht-vaardigen]
       stralen als de zon
       in het koninkrijk van hun Vader.

       Wie oren heeft, moet luisteren!”

Luisteren! Je oren gebruiken en luisteren, dat is blijkbaar de enige weg om te ontkomen aan de vuuroven. Het gaat hier niet over de vraag of je oren hebt, maar wel waarvoor je ze wilt gebruiken. Je hebt immers de keuze! Luister je naar de uiteendrijver of luister je naar de mensenzoon?
Luister je naar de uiteendrijver en zaai je met hem tweedracht, dan wordt je leven één versnipperde chaos en zullen er mensen over je struikelen en ten val komen.
Je kan ook kiezen om G-d de stem te laten zijn waarop jij je leven afstemt, de stem waar jij gehoor-zaam aan bent. Je leven zal dan warmte en licht uitstralen, als de zon.
Voor Jezus is het één-voudig: wie oren heeft (en die hebben we allemaal), moet luisteren!
Aan ieder van ons om te kiezen naar wie je wilt luisteren.

Mt.14,13-21 (7/08/2023)

13    Toen Jezus dit hoorde [het bericht van de dood van Johannes],
       trok hij zich in een boot van daar terug
       naar een eenzame plaats, alleen.
       En toen de menigte dit hoorde,
       volgden ze hem te voet vanuit hun steden.
14    Toen Jezus uitstapte, zag hij dan ook een grote menigte.
       Hij werd ten diepste bewogen om hen
       en hij genas de zieken onder hen.
15    Toen het avond werd,
       kwamen zijn leerlingen bij hem en zeiden:
       “Dit is een eenzame plaats en het [etens]uur is al voorbij.
       Stuur de menigte weg
       zodat ze in de dorpen rondom
       voedsel voor zichzelf kunnen gaan kopen.
16    Maar Jezus zei hen:
       “Het is niet nodig dat zij weggaan;
       geven jullie hen maar te eten.”
17    “Maar, antwoordden zij,
       wij hebben niet meer dan vijf broden en twee vissen!”
18    Hij zei: “Breng ze mij.”
19    En hij liet de mensen zich neervlijen op het gras.
       Hij nam de vijf broden en de twee vissen,
       keek op naar de hemel,
       zegende en brak de broden,
       en gaf ze aan zijn leerlingen
       en de leerlingen aan de menigte.
20    Allen aten tot ze voldoende gevoed waren.
       En van de overgebleven stukken verzamelden ze twaalf korven.
21    Het waren ongeveer vijfduizend mannen die gegeten hadden,
       vrouwen en kinderen niet meegeteld.

Na de dood van Johannes de doper beseft Jezus waar het ook voor hem kan op uitlopen. Daar moet hij toch eventjes over bezinnen: kan ik dit wel, durf ik dit wel? Alsof hij naar zijn ‘tweede adem’ zoekt, trekt hij zich terug in de stilte – net zoals hij dat ook had gedaan net voor het begin van zijn openbaar optreden. Ook nu neemt zijn leven weer een diepere wending – en het is slechts ‘op de adem van de Geest’ dat hij die zal kunnen vervullen.
Dat is al één iets om als leerling een voorbeeld aan te nemen: regelmatig, en zeker op scharniermomenten, een langere tijd van stilte zoeken, om ons te laten leiden door Góds Geest, en niet door de onze.
En het andere is dat waardoor wij ons úit die stilte laten trekken: de honger van de mensen, de fysieke honger – ja, ook daar heeft Jezus ruimschoots aandacht voor – en de geestelijke honger – mensen hebben o zo’n nood aan een woord van bevrijding en richting!
Het krachtigste woord van bevrijding en richting zal overigens pas geboren worden uit de stilte …

Mt.17,22-27 (14/08/2023)

22    Toen ze rondtrokken in Galilea,
       zei Jezus tegen hen:
       “De mensenzoon zal overgeleverd worden
       in de handen van de mensen
23    en ze zullen hem doden
       en op de derde dag zal hij opstaan.”
       Ze werden diep bedroefd.
24    Toen ze in Kafarnaüm waren,
       kwamen de inners van de tempelbelasting naar Petrus
      [een in de Joodse wet bepaalde belasting van 2 daglonen per jaar]
       en vroegen:
       “Betaalt jullie meester de tempelbelasting?”
25    “Jawel!”, zei Petrus.
       En toen hij thuis kwam,
       was Jezus hem voor met de vraag:
       “Wat denk je, Simon:
       de koningen van de wereld,
       van wie ontvangen zij belastingen,
       van hun zonen of van de vreemden?”
26     Petrus antwoordde: “Van de vreemden.”
       Jezus zei: “Dan zijn de zonen vrij.
27    Maar om hen geen aanstoot te geven:
       Ga naar het meer, werp een vishaak uit,
       neem de eerste vis die bovenkomt, open zijn bek
       en je zult een stater [munt van 4 daglonen] vinden.
       Neem die en betaal ermee voor mij en jou.”

De ‘lijdensvoorspelling’ lijkt hier een beetje verloren te staan tussen de rest. Waarschijnlijk waren zijn leerlingen meer bezig met andere dingen, of werden ze er op aangesproken zoals hier met de kwestie van de ‘tempelbelasting’. Voor Jezus is díe kwestie duidelijk: betaal die belastingen gewoon, maar doe het in vrijheid. Maak je niet druk over de centen. G-d zal er wel in voorzien.
Maar waarom komt Jezus’ dood hier dan ter sprake, als het niet gaat om de ‘banaliteiten’ van al of niet belastingen betalen?
Mij lijkt het te gaan over vrij worden net als Jezus, niet in de betekenis van zomaar ‘alles doen wat je wilt’, maar wel: je niet laten tegenhouden om te doen wat je – van binnenuit – moet doen. Écht vrij worden is je door niets laten tegenhouden om te doen wat G-d je ingeeft en consequent G-ds weg gaan.
En dat is zo anders dan wat de goegemeente automatisch aanneemt en doet, dat het als het ware vanzelf aanstoot geeft en gewelddadige reacties uitlokt.
Jezus laat zich dáár alvast niet door doen … En ik?

Mt.16,13-20 (27/08/2023)

13    Nu kwam Jezus in de streek van Caesarea Filippi [noord-Israël].
       Hij vroeg aan zijn leerlingen:
       “Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”
14    Ze antwoordden:
       “Sommigen zeggen Johannes de doper, anderen Elia,
       en nog anderen Jeremia of één van de profeten.
15    Nu zei hij tegen hen:
       “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
16    Simon Petrus antwoordde:
       “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah],
       de zoon van de levende God!”
17    Jezus zei nu tegen hem:
       “Gezegend [vooruit ermee!] ben jij, Simon Barjona [zoon van Jona],
       want niet vlees en bloed hebben dit geopenbaard aan jou,
       maar mijn Vader in de hemelen.
18    En ik zeg jou dat jij een rots [Petros] bent,
       en op deze rots zal ik mijn gemeenschap bouwen
       en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet te sterk zijn.
19    En ik zal je de sleutels geven van het koningschap der hemelen.
       Wat je zult binden op de aarde,
       zal gebonden zijn in de hemelen,
       en wat je zult vrij maken op de aarde,
       zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.”
20    Daarop verbood hij zijn leerlingen
       aan iemand te zeggen dat hij de Gezalfde was.

Jezus trok weg uit zijn vertrouwde omgeving. Bij het wegtrekken uit je vertrouwde omgeving kan het dat de vraag opkomt: wil ik wel zo doorgaan? Was dat de reden waarom Jezus zijn leerlingen vroeg: “Wie is volgens de mensen de Mensenzoon”? Zocht Jezus naar zijn betekenis voor de mensen, naar de zin van zijn handelen en optreden? Of peilt hij in hoeverre zij hebben begrepen dat hij de stem van zijn innerlijk volgt om de boodschap van liefde en verbondenheid te verspreiden. En Petrus, die zijn nek uitsteekt door te durven antwoorden, wordt beloond. Hij krijgt een duiding over wie híjzelf is en wat híj zal betekenen voor de wereld.
Wie is Jezus voor mij – en wie ben ik voor hem?
Het is een belangrijke vraag, omdat het antwoord de inhoud van mijn leven onthult. Er is geen standaardantwoord op, alleen míjn antwoord. Theoretische discussies over wie Jezus is hebben wel hun belang, maar zijn altijd ondergeschikt aan de daad-werkelijke verbinding die ik in mijn leven met hem aanga.

Mt.18,21-35 (17/09/2023)

21     Petrus kwam naar Jezus en vroeg:
       “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen
       om hem nog te vergeven?
       Tot zeven maal?” [volgens de Thora: drie of vier maal]
22    Jezus antwoordde hem:
       “Niet tot zeven maal, zeg ik je,
       maar tot zeventig maal zeven maal!”
23    Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken
       met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren.
24    Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht
       die hem tienduizend talenten schuldig was.
      [= 10.000 x 6.000 daglonen]
25    Omdat hij niets had om te betalen,
       beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had,
       verkocht zouden worden.
26    Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte:
       “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
27    De heer werd ten diepste bewogen,
       liet de dienaar vrij
       en schold hem het geleende kwijt.
28    Maar toen die dienaar naar buiten ging,
       kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen]
       Hij greep hem bij de keel:
       “Betaal wat je me schuldig bent!”
29    De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte:
       “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
30    Maar hij weigerde.
       Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis
       totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
31    Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren
       en waren zo diep geschokt
       dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden.
32    Toen riep de heer hem bij zich en zei hem:
       “Inrotte dienaar,
       heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden
       omdat je mij dat gesmeekt hebt.
33    Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar,
       zoals ik me ontfermd heb over jou?”
34    En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars
       totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben.
35    Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen
       als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”

De ‘clou’ van deze parabel, die Jezus vertelt om zijn leerlingen – ons dus – iets duidelijk te maken over hoe het zit met de vergeving die wij te bieden hebben aan wie ons iets verkeerd doet, zit hem in de staart: “Moest je je dan ook niet ontfermen over je mede-dienaar, zoals ik me ontfermd heb over jou?”
Jezus zegt niet dat vergeving gemakkelijk is. Hij zegt zelfs niet dat dat ineens kan gebeuren. Ook de Torah wist al dat je daar wellicht enige ‘rondjes’ voor nodig hebt, en Petrus vermoedt al dat zijn meester verder wil gaan. Menselijk gezien is anderen vergeving schenken een hoge opgave, waar we meestal slechts met mondjesmaat in slagen.
Jezus wijst een andere weg. Hij zegt niet: doe beter je best. Hij zegt: Kijk eens goed naar je eigen leven en zie dat je zelf een mens bent die vergeving nodig heeft! Misschien stemt je dat milder t.o.v. je mede-mens. En wat meer is – belangrijk veel meer: G-d vergeeft het je ook! Misschien stemt je dat …