Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Bijbel 1

Wil je graag het evangeliecommentaar dagelijks in je mailbox? Schrijf je dan in op onze dagelijkse nieuwsbrief onderaan de homepagina.

Maandag (23/06/2025)
Mt.7,1-5

     Oordeel niet,
       opdat je niet geoordeeld wordt.
     Want met het oordeel waarmee jij oordeelt,
       zul je geoordeeld worden,
       en met de maat waarmee jij meet,
       zul je gemeten worden.
     Wat kijk je naar de splinter
       in het oog van je mede-mens,
       terwijl in je eigen oog
       je de balk niet ziet?
     Of hoe kun je tegen je mede-mens zeggen:
       Laat mij de splinter uit je oog verwijderen,
       terwijl er een balk in je eigen oog zit.
     Dubbelzinnigaard [hypocritès / buiten de onderscheiding],
       verwijder eerst de balk uit je eigen oog
       en dan zul je helder zien
       om de splinter uit het oog van je mede-mens te verwijderen.

Wanneer hier gesproken wordt over oordelen, gaat het volgens mij niet over ons oordeel over politiek, of kunst, ... enz. , maar wel over de harde, overhaaste en vaak zelfingenomen veroordeling van onze medemens. Jezus daagt z’n toehoorders uit om die diepgewortelde gewoonte die we allemaal delen – de neiging om anderen snel en hard te veroordelen, of het nu politici, buren of zelfs dierbaren zijn – een halt toe te roepen. Hij vraagt om ons niet te richten op de splinter in het oog van een ander, waardoor we geneigd zijn om de balk in ons eigen oog te negeren. Het is immers onze (ver)oordelende houding die ons vermogen om anderen en onszelf helder te zien, vertroebelt. Daarom nodigt hij ons uit tot een houding van nederigheid om eerst onze eigen tekortkomingen te erkennen en anderen niet met veroordeling te benaderen, maar met genade en begrip.

Zondag (22/06/2025) – 12de zondag door het Jaar
Lc.9,18-24

18    Op zekere dag was Jezus aan het bidden
       op een eenzame plek.
       Zijn leerlingen waren bij hem
       en hij vroeg hun:
       “Wie zeggen de mensen dat ik ben?”
19    Zij antwoordden:
       “Johannes de doper, anderen Elia,
       en nog anderen dat een van de vroegere profeten
       is opgestaan.”
20    “Maar jullie, vroeg Jezus, wie zeggen jullie dat ik ben?”
       Petrus antwoordde:
       “De gezalfde [christos / messiah] van God!”
21    Maar hij drukte hen met klem op het hart
       dit aan niemand te zeggen.
22    “Eerst zal de mensenzoon veel moeten lijden
       en door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden
       verworpen en gedood moeten worden
       en op de derde dag opgewekt zijn.”
23    En tegen allen zei hij:
       “Als iemand van zin is achter mij aan te komen,
       moet hij volstrekt neen zeggen tegen zichzelf,
       elke dag zijn kruis [symbool van de ter dood veroordeelde] opnemen
       en mij volgen.
24    Want wie zijn leven wil redden,
       zal het verliezen,
       maar wie zijn leven verliest omwille van mij,
       zal het redden.

In het Evangelie van vandaag stelt Jezus aan zijn leerlingen de vraag wie hij volgens hen is. Wat als Jezus mij die vraag zou stellen? Misschien zou ik antwoorden dat ik het niet weet, dat ik het nooit zal weten en blij ben dat het zo is. Het geeft mij ruimte en zorgt ervoor dat onverwachte, nieuwe aspecten van hem bij mij aan het licht kunnen komen. Het voert mij binnen in een wereld van niet weten, niet verbeelden, om een aanwezigheid en nabijheid te ervaren: een stille, onuitsprekelijke nabijheid waarbij woorden tekort schieten en er steeds meer verwantschap kan groeien zonder te grijpen of kost wat kost te willen begrijpen.
En als ik dan toch een concreet antwoord moet geven, zou ik Jezus als volgt willen benoemen: een fascinerend Mysterie, een geheimvolle nabijheid die mij oproept om zo ook voor anderen aanwezig/nabij te zijn.

Zaterdag (21/6/2025)
Mt.6,24-34

24    Niemand kan twee heren dienen,
       want of hij zal de één haten en de ander liefhebben,
       of hij zal zich aan de één hechten en de ander verachten.
       Je kunt niet God dienen én je persoonlijk be-zit.
25    Daarom zeg ik jullie:
       Maak je geen zorgen over jezelf,
       wat je zult eten of wat je zult aantrekken.
       Is het leven niet meer dan het voedsel
       en het lichaam niet meer dan de kledij?
26    Kijk eens naar de vogels in de lucht:
       Ze zaaien niet, ze maaien niet, noch verzamelen in schuren …
       en jullie hemelse Vader voedt ze.
       Hoeveel meer dan zij zijn jullie gedragen!
27    Wie van jullie kan door zich zorgen te maken
       aan zijn leven ook maar een meter toevoegen?
28    En over je kledij, wat maak je je zorgen?
       Leer ten diepste van de onderscheidende lelies op het veld,
       hoe ze groeien:
       Ze spinnen niet, ze weven niet …
29    Maar ik zeg jullie:
       Zelfs [de spreekwoordelijk] glorieuze [koning] Salomo
       was niet gekleed als één van hen.
30    Als God nu het gras,
       dat vandaag op het veld staat
       en morgen in de oven wordt geworpen,
       zó kleedt,
       hoeveel te meer dan jullie, klein-vertrouwenden!
31    Wees dus niet bezorgd door je af te vragen:
       wat moeten we eten of drinken
       en waarmee moeten we ons kleden,
32    want naar deze dingen zoeken alle mensen [die niet vanuit God leven].
       Maar jullie hemelse Vader weet dat je ze nodig hebt.
33    Zoeken jullie dus eerst het koningschap van God en zijn integriteit
       en al die dingen zullen jullie erbij gegeven worden.
34    Wees dus niet bezorgd over morgen,
       want die dag zal bezorgd zijn over zijn eigen dingen
       en elke dag heeft genoeg aan zijn eigen zorgen.

Jezus wijst zijn leerlingen op de relatie die G-d heeft met álle schepselen. In G-ds ogen is elk van hen belangrijk: “Kijk naar de vogels in de hemel: ze zaaien niet, ze maaien niet …, en jullie hemelse Vader voedt ze”. Zo schetst hij een wereld waarin allen (zowel mensen, dieren, planten, … kortom alle levende wezens) als kinderen van eenzelfde Vader verenigd zijn en hij nodigt uit om ook daad-werkelijk die ver-enig-de wereld te beleven. Maar om deze te realiseren zullen er keuzes moeten gemaakt worden, want twee heren dienen kan niet. Kijk daarom naar wat de drijfveer is van heel je doen en laten. Ben je gericht op jezelf en het vergaren van bezit, of op G-d, op respectvol, teder omgaan met heel de schepping? G-d schenkt ons alvast zijn vertrouwen. Hij weet wat er nodig is, zodat niemand zich hoeft te laten vastzetten of lamleggen door de zorgen van het dagelijks bestaan, en er ruimte vrijkomt om te leren leven in het hier en nu, het overbodige los te laten en ‘verenigd’ samen te leven.

Vrijdag (20/06/2025)
Mt.6,19-23

19    Stapel voor jezelf geen schatten op aarde op,
       waar mot en vreter ze ontoonbaar maken
       en waar dieven inbreken en stelen.
20    Maar stapel schatten in de hemelen op,
       waar noch mot noch vreter ze ontoonbaar maken
       en waar dieven niet inbreken en niet stelen.
21    Want waar je schat is,
       zal ook je hart zijn.

22    De lamp van het lichaam is het oog.
       Als dan je oog één-voudig is [helder, gericht op het ene goede],
       zal heel je lichaam lichtend zijn.
23    Maar als je oog verdwaasd is,
       zal heel je lichaam duister zijn.
       Als het licht in jou duister is,
       hoe groot is dan de duisternis!

‘Licht’ (helder of duister) dringt je oog binnen en vult de binnenkant van je lichaam alsof je lichaam een lege holte is. Als ik bij deze gedachte stilsta komt spontaan bij mij de vraag bovendrijven: Hoe is het met mijn oog gesteld? Welk ‘licht’ mag er binnendringen en de leegte vullen? M.a.w. Waarop ben ik gericht? Wat is dat ene goede waar ik me op richt?
De Bergrede is duidelijk! Jezus volgen, is je oog een-voudig maken: het richten op G-d en niet op ‘de schatten op aarde”. Het is enkelvoudig en helder, zulke ogen doen heel je wezen stralen.

Donderdag (19/06/2025) – hoogfeest van Sacramentsdag
Lc.9,11b-17

11    Maar de menigte had het gemerkt en ging hem achterna.
       Hij ontving hen hartelijk
       en vertelde hen over het koningschap van God,
       en al wie genezing nodig hadden, heelde hij.
12    De dag begon nu naar haar einde te lopen.
       De twaalf kwamen naar hem toe en zeiden:
       “Laat die mensen gaan,
       zodat ze in de dorpen en hoeven in de omgeving
       onderdak en voedsel kunnen vinden,
       want we zijn hier op een eenzame plaats.”
13    Maar hij zei tegen hen:
       “Geven jullie zelf hun maar te eten!”
       Zij antwoordden:
       “Wij hebben niet meer bij [voor] ons
       dan vijf broden en twee vissen,
       of moeten wij erop uit
       om voor heel dit volk eten te kopen?”
14    Want er waren zo’n vijfduizend mannen daar.
       Jezus zei nu tegen zijn leerlingen:
       “Laat ze plaatsnemen in eetgezelschappen van ongeveer vijftig.”
15    Dat deden ze en allen namen plaats.
16    Jezus nam nu de vijf broden en twee vissen
       en, opziend naar de hemel,
       sprak hij de zegen uit,
       brak ze,
       en gaf ze aan de leerlingen
       om ze aan de mensen voor te zetten.
17    Zij aten en allen werden verzadigd.
       Ze verzamelden wat over was:
       twaalf rantsoenmanden!
       [het nodige brood voor de komende dag,
       voor elk van de leerlingen – Lc.11,3]

Jezus nodigt zijn leerlingen uit om zelf aan de slag te gaan: “Geven jullie zélf hun maar te eten.” Maar het dringt niet tot hen door dat zij zijn vertrouwen waard zijn. Daarom laat Jezus nog een keer zien wat hij bedoelt als hij spreekt over het koningschap van God, en hoe het daar aan toe gaat.
Mensen maken er tijd en ruimte in hun agenda voor wie aan hen worden toevertrouwd. Men vergeet er de tijd (tijd is daar eeuwigheid). Mensen kijken er open en ontvankelijk naar elkaar zodat er gezien wordt wat elkeen te bieden heeft en wat voor rijkdom er aanwezig is. De rijkdom wordt verzameld en aan G-d aangeboden om te zegenen. Zo wordt in het koningschap van God honger gestild door het aanwezige te verzamelen, het aan te bieden aan G-d om het dan, gezegend terug te geven aan elkaar. Vol vertrouwen wordt er gebroken en gedeeld wetende dat er voldoende zal zijn voor iedereen, meer nog … er zal overvloed zijn.

Woensdag (18/06/2025)
Mt.6,1-6.16-18

     Hoed je ervoor
       je integriteit [gerechtigheid] niet te doen voor de mensen,
       zodat je zou gezien zijn door hen.
       Want dan vind je geen vergoeding
       bij je Vader in de hemel.
     Wanneer je dus [een daad van] tederheid doet,
       bazuin dat dan niet voor je uit
       zoals de huichelaars [hypocritai, voorbij het oordeel] doen
       in de plaatsen van samenkomst [synagoge] en op straat
       om door de mensen geëerd te worden.
       Zeker, ik zeg jullie:
       Ze hebben hun loon al!
     Maar als jij [een daad van] tederheid doet,
       moet je linkerhand niet weten wat je rechter doet,
     zodat je [daad van] tederheid in het verborgene blijft.
       En je Vader die in het verborgene ziet,
       zal je vergoeden.
     En wanneer je bidt,
       wees dan niet zoals de huichelaars.
       Zij houden ervan te staan bidden
       in de synagogen en op de hoeken van de straten
       om zich te tonen aan de mensen.
       Zeker, ik zeg jullie:
       Ze hebben hun loon al!
     Maar als jij bidt,
       ga dan in je binnenkamer,
       sluit de deur en bid tot je Vader die in het verborgene is.
       En je Vader die in het verborgene ziet,
       zal je vergoeden.

16    En wanneer je vast,
       zet dan geen somber gezicht, zoals de huichelaars.
       Zij maken hun gezicht ontoonbaar
       om de mensen te tonen dat ze vasten.
       Zeker, ik zeg jullie:
       Ze hebben hun loon al!
17    Maar als jij vast,
       zalf dan je hoofd en was je gezicht
18    om je niet als vastende te tonen aan de mensen,
       maar aan je Vader in het verborgene.
       En je Vader die in het verborgene ziet,
       zal je vergoeden.

Doorheen de Bergrede licht op wie Jezus is en hoe hij zich verhoudt tot G-d en mens, en ze is een uitnodiging aan ons om heel concreet werk te maken van onze verhouding tot G-d en medemens. Vandaag ligt het accent op bidden, vasten en onze integriteit, drie onlosmakelijke met elkaar verbonden dimensies van één weg.
Vaak wordt vasten geassocieerd met onthouding van eten of drinken, maar in bredere zin gaat het over afstand doen van alles wat onze relatie met G-d belemmert. Het is een doelbewuste afkeer van egocentrisme, een ‘nee’ tegen alles wat ons van G-d wegtrekt. Dit ‘nee’ staat echter altijd in dienst van een groter ‘ja’: een ‘ja’ tegen G-d, uitgedrukt in gebed, en een ‘ja’ tegen anderen uitgedrukt in integriteit.
Zo leidt de weg naar een sober leven om in alle één-voud (niet met pracht en praal of met groot vertoon) en vol vreugde te doen wat moet gedaan: Vol vreugde Léven van binnenuit, naar buiten toe!