Lc.19,11-28 (19/11/2025)
11 Terwijl ze hiernaar luisterden,
voegde hij er nog een gelijkenis aan toe,
omdat hij dicht bij Jeruzalem was
en men dacht dat het koninkrijk van God
dan onmiddellijk openbaar zou worden:
12 “Iemand van hoge afkomst reisde naar een ver land
om het koningschap te ontvangen
en dan terug te keren.
13 Hij riep tien van zijn dienaren.
Hij gaf hen elk een trimesterloon met de opdracht:
Drijf daar handel mee totdat ik terugkom.
14 Zijn landgenoten echter haatten hem
en zonden een gezantschap achterna om te zeggen:
Wij willen niet dat deze man koning is over ons.
15 Toen hij nu terug kwam,
na het koningschap ontvangen te hebben,
liet hij de dienaren aan wie hij het geld had gegeven bij zich roepen
om te weten wie wat verhandeld had.
16 De eerste kwam bij hem en zei:
“Jouw trimesterloon heeft het tienvoudige voortgebracht.”
17 Hij zei tegen hem:
“Uitstekend, goede dienaar,
omdat je in het kleinste trouw bent geweest,
zul je gezag hebben over tien steden.”
18 Toen kwam de tweede en zei:
“Jouw trimesterloon heeft het vijfvoudige voortgebracht.”
19 Ook tegen hem zei hij:
“Ook jij krijgt het over vijf steden.”
20 Nu kwam een ander en zei:
“Ziehier jouw trimesterloon,
ik heb het bewaard, verborgen in een doek.
21 Ik was bang, omdat je streng bent:
je neemt wat je niet hebt gegeven,
je oogst wat je niet hebt gezaaid.”
22 Tegen hem zei de heer:
“Met je eigen woorden zal ik je oordelen, slechte dienaar.
Je meende dat ik een streng mens ben,
die neemt wat ik niet heb gegeven
en oogst wat ik niet heb gezaaid.
23 Waarom heb je mijn geld dan niet bij de bank gegeven,
zodat ik het bij mijn terugkomst met rente kon terugvorderen?”
24 Nu zei hij tegen de omstaanders:
“Neem dat trimesterloon van hem af
en geef het aan wie er tien heeft.”
25 Ze zeiden verbaasd: “Maar heer, hij heeft er al tien!”
26 Ik zeg jullie:
“Aan al wie heeft, zal gegeven worden,
en van al wie niet heeft, zal zelfs wat hij heeft weggenomen worden.
27 En daarnaast: Die vijanden,
die niet wilden dat ik koning over hen ben,
breng ze hier en slacht ze voor mijn ogen af.”
28 Hierna trok hij verder naar Jeruzalem.
De derde dienaar besluit het geld van zijn heer te verbergen en te bewaren. Misschien wilde hij eenvoudigweg behoeden wat hem was toevertrouwd, in plaats van steeds maar te streven naar meer. Tegelijk had hij de moed om uit te spreken wat hij als onrecht ervoer. Hij ging de confrontatie aan met iemand die boven hem stond, zonder zich te laten tegenhouden door mogelijke gevolgen.
Dat doet mij niet alleen denken aan het optreden van Jezus, maar ook aan alle mensen die het lef hebben om op te staan tegen onrecht: moedige individuen met een scherp onderscheidingsvermogen. Zij plaatsen hun eigen dagelijkse ergernissen in de juiste proportie en zien daardoor het onrecht dat er werkelijk toe doet. En dan durven zij een grens te trekken: ‘Tot hier en niet verder.’
Toch rijst de vraag: delft deze dienaar niet het onderspit? Welke hoop blijft er dan?
De hoop dat er altijd opnieuw mensen opstaan zoals deze dienaar. De hoop dat zij, net als Jezus, anderen blijven inspireren om te geloven in G-d als een onuitputtelijke bron van liefde, vrede en gerechtigheid.

