Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.12,1-7 (20/10/2023)
1 Intussen was een ontelbare menigte samengestroomd
die elkaar bijna verdrong.
Maar hij begon eerst tegen zijn leerlingen te zeggen:
“Neem jezelf in acht voor de gist van de Farizeeën.
Deze is dubbelzinnig.
2 Maar niets wat nu verhuld is,
zal niet onthuld worden,
of wat verborgen is,
zal niet bekend worden.
3 Al wat je in het duister hebt gezegd,
zal in het licht worden gehoord,
en al wat je binnenskamers in het oor hebt gefluisterd,
zal van de daken worden verkondigd.
4 Ik zeg jullie, mijn vrienden:
Wees niet bang
voor wie het lichaam doden,
maar daarna niets ergers kunnen doen.
5 Vrees veeleer hem die,
nadat je bent gedood,
de volmacht heeft
in de [gehenna] te werpen.
6 Worden vijf mussen niet verkocht voor een paar centen?
Toch is er niet één vergeten
voor Gods Gelaat.
7 Zelfs de haren van jullie hoofd
zijn alle geteld.
Wees dus niet bang!
Méér dan mussen zijn jullie gedragen!
Stel je even voor wat daar rond Jezus gebeurt. Een menigte stroomt toe en verdringt elkaar. Het moet daar een drukte van jewelste geweest zijn. Een massa volk komt om Jezus te zien en te horen, allen staan ze rondom hem te drummen … En toch neemt Jezus eerst de tijd om zijn leerlingen toe te spreken. Het moet belangrijk geweest zijn wat hij te zeggen had. Hij wil hun (en onze) focus scherp stellen. Hij neemt, midden alle drukte, de tijd om de juiste gerichtheid aan te wijzen, nl. leven in het licht, oprecht en authentiek leven, leven vanuit het besef dat wat je doet en zegt, gezien en gehoord zal worden. Hij waarschuwt hen voor hypocrisie, want net als zuurdesem kan een kleine hoeveelheid grote schade aanrichten.
Jezus weet dat dit lastig leven is, het gaat in tegen de mainstream van de maatschappij. Dus reden te meer om in alle drukte de tijd te nemen om je te focussen, je te richten op waar het om draait. Of om het met Jezus woorden te zeggen: “Neem jezelf in acht.” Je hoeft niet bang te zijn om dit te doen. Je bent immers gekend en geliefd.
Lc.14,1-6 (3/11/2023)
1 Het gebeurde eens
dat Jezus te gast was voor de maaltijd op sabbat
in het huis van een overste van de farizeeën
en zij hielden hem in de gaten.
2 Kijk! Iemand met oedeem stond voor hem.
3 Jezus reageerde door aan de wetgeleerden en farizeeën te vragen:
“Is het geoorloofd op sabbat te genezen, of niet?”
4 Maar zij hielden zich stil.
Jezus nam de man bij de hand,
genas hem en liet hem gaan.
5 En tegen hen zei hij:
“Wie van jullie zal,
als je zoon of je os in een put valt,
hem niet onmiddellijk er uit trekken,
ook op de sabbat?”
6 Ze waren niet in staat
hier iets tegenin te brengen.
Jezus laat hier een staaltje van praktische wijsheid zien. Hij kent de sabbat-regels van buiten én van binnen. Hij weet wat mag en niet mag op sabbat. Wanneer hij bij de maaltijd geconfronteerd wordt met een mens in nood, wordt zijn aandacht volledig op de man gericht. Hij voelt (en weet) dat de aandacht van de farizeeën niet op de man, maar op hem gericht is.
Zij vragen zich af wat Jezus gaat doen. Zal hij de wet – die ook zij van buiten kennen (maar niet van binnen) – respecteren?
Jezus vraagt zich af wat de ander, de mens voor hem, nodig heeft. Hij maakt de wet ondergeschikt aan de mens en tegelijkertijd verantwoordt hij zijn eigen gedrag bij de farizeeën. Hij snoert hen de mond met zijn vraag: Wat is er mis met genezen? Daar kan toch niemand iets op tegen hebben, ook al is het sabbat. Hij houdt hen een spiegel voor, waar ze niets tegen in kunnen brengen. En toch zit het hen dwars. Ze botsen op de Go(e)dheid van Jezus. Nochtans is het eenvoudig. Het enige dat hij doet, is zich overgeven aan het feit dat de leidraad van het leven geen wetten en regels zijn, maar wel de a/Ander.
Lc.4,1-13 (9/03/2025)
1 Nu vervuld van heilige geest-adem,
keerde Jezus terug van de Jordaan [na zijn doop]
en in die geest-adem werd hij tot in de woestijn geleid.
2 Veertig dagen werd hij beproefd door de uiteendrijver [splitser, diabolos].
Hij at niets in die dagen
en toen ze voleindigd waren, was hij uitgehongerd.
3 Nu zei de uiteendrijver tegen hem:
“Als jij de zoon van God bent,
zeg dan aan die steen dat hij een brood moet worden.”
4 Maar Jezus antwoordde hem:
“Er staat geschreven:
Niet van brood alleen zal de mens leven!” [Deut.8,3]
5 Toen voerde de uiteendrijver hem mee naar een hoge berg
en toonde hem in een ogenblik
alle koninkrijken van de wereld.
6 En hij zei tegen hem:
“Aan jóu zal ik heel die macht en glorie geven
– want die is aan mij overgedragen
en ik geef ze aan wie ik wil.
7 Als je je neerbuigt voor mijn aanschijn,
dan zal dit alles van jou zijn.”
8 Maar Jezus antwoordde hem:
“Er staat geschreven:
Je zult je neerbuigen voor je Heer God
en hem alleen zul je dienen.” [Deut.6,13]
9 Nu voerde hij Jezus naar Jeruzalem,
liet hem op de dakrand van het heiligdom staan en zei:
“Als jij de zoon van God bent,
werp dan jezelf naar beneden.
10 Want er staat geschreven:
Want Hij geeft zijn engelen opdracht
je op al je wegen te bewaren.
11 Hun handen zullen je dragen
zodat je je voet niet stoot aan een steen. [Ps.91,11-12]
12 Maar Jezus antwoordde hem:
“Er is gezegd:
Je zult de Heer je God niet op de proef stellen.” [Deut.6,16]
13 Toen hij alle beproevingen vervuld had,
nam de uiteendrijver afstand van hem
tot op een gunstige tijd.
Wat Jezus in de woestijn te doorstaan krijgt, is niet niks. Alhoewel je evengoed zou kunnen zeggen dat het de ‘gewone’ dingen zijn voor wie het ernstig met zijn vasten probeert. Jezus ondergaat hier de klassieke menselijke verleidingen, die we steeds weer zien opduiken als zeer krachtige drijfveren voor onze handelingen: (teveel) brood, macht, aanzien.
Dat Jezus iets werkelijk ánders – iets goddelijks – is komen brengen in onze wereld, laat zich juist hier zien: hij countert de ‘gewone’ menselijke drijfveren, waardoor er eindelijk een écht nieuwe wereldorde zou kunnen komen.
Wij zijn geneigd om te zeggen – en onszelf te vergoelijken: “Ja, Jezus, híj kon dat, maar ik ben Jezus niet!” Dat is natuurlijk waar, en daarom zullen onze pogingen wellicht ook altijd beperkter blijven dan de zijne, maar laat ons niet vergeten dat ook wij – net als hij – gedoopt zijn, en dat wij dus evenzeer “vervuld zijn van de heilige geest-adem”! Mijn ikje zal zich in de ‘bekoringen’ wellicht al gauw laten vangen – we worden zo graag geflatteerd! Maar als ik de ‘heilige geest-adem’ in mij werkzaam laat worden, dan zijn er ándere dingen mogelijk!
Lc.9,28b-36 (16/03/2025)
28 Jezus nam Petrus, Johannes en Jakobus mee
de berg op om te bidden.
29 In het bidden gebeurde het:
het beeld [/de aanblik] van zijn gelaat veranderde
en zijn kleding werd stralend wit.
30 Kijk! Twee mannen spraken met hem: Mozes en Elia,
31 die in grootsheid verschenen.
Zij spraken over zijn uittocht
[exodon: uittocht – hier: sterven – met de implicatie van doortocht én intocht]
die hij moest volbrengen in Jeruzalem.
32 Petrus en degenen die bij hem waren,
waren ondertussen overmand door de slaap.
Nu klaarwakker geworden, zagen zij zijn grootsheid
en de twee mannen die bij hem waren.
33 Toen die aanstalten maakten om van hem weg te gaan,
zei Petrus tegen Jezus:
“Meester, het is goed dat wij hier zijn!
Laten wij drie tenten maken:
één voor jou, één voor Mozes en één voor Elia”,
niet wetend wat hij zei.
34 Terwijl hij dit zei,
ontstond er een wolk die hen [allen] overschaduwde.
Ze [de leerlingen] werden bevreesd toen zij [Jezus, Mozes en Elia] de wolk binnengingen.
35 Er kwam een stem uit de wolk:
“Dit is mijn daad-werkelijk geliefde zoon. Luister naar hem.”
36 Toen de stem verstilde vonden ze Jezus daar alleen.
Zij zwegen en vertelden in die dagen aan niemand iets
van wat ze gezien hadden.
Het Evangelie van vandaag verduidelijkt dat er iets gebeurt ‘in’ het bidden. Er ontstaat verbondenheid: verbondenheid met het verleden en met G-d. Op het topje van het gebeuren, in-gebed, mogen we voelen, zien en ervaren wat het met je doet wanneer goddelijke heelheid jouw toevalt. In de verbondenheid wordt de logica van G-d zichtbaar.
Deze komt echter pas écht tot leven wanneer we afdalen. Want daar, in de diepte, bij het lijden van onszelf en de ander, ontstaat een verlangen naar heelheid. Het leven speelt zich immers niet alleen af op de top van de berg.
We moeten afdalen, naar de diepte gaan, vanuit het vertrouwen dat wat we in-gebed hebben gezien, ons de kracht geeft om de confrontatie aan te gaan.
Lc.6,36-38 (17/03/2025)
36 Word mede-lijdend
zoals ook jullie Vader mede-lijdend is.
37 Oordeel niet
en je zult niet geoordeeld worden.
Veroordeel niet
en je zult niet veroordeeld worden.
Spreek vrij
en je zult vrijgesproken worden.
38 Geef
en er zal je gegeven worden.
Een goeie maat zullen ze je in de schoot werpen,
geschud, aangestampt en overlopend.
Want met de maat waarmee jullie meten,
zul je ook gemeten worden.”
De openingswoorden van onze evangelielezing van vandaag zijn: "Word mede-lijdend zoals ook jullie Vader mede-lijdend is".
Hoe zou het mede-lijden eruit zien als we in G-ds schoenen zouden gaan staan? Wat komt er dan op ons af en hoe gaan we er mee om?
Liefde geven, zonder maat, onvoorwaardelijk en zonder oordeel!
Het lijkt naïef. Ze zullen van je profiteren als je dat doet, denken we. Maar is dat echt zo? Durven we het ook proberen? Durven we mensen écht graag zien – niet zomaar hen pleasen –, zo graag dat we met hen mee-lijden, dat is: hun lijden tot het onze maken?
Mensen liefhebben vanuit het verlangen ze écht te leren kennen, echt in alle openheid, zonder oordeel, dat is niet naïef. We worden er een goddelijke mens door. Dat is wat we krijgen als we mateloos liefhebben … We worden als G-d!
Laten we er maar mee beginnen, want het zal minstens een leven lang duren om het ons eigen te maken.
Lc.16,19-31 (20/03/2025)
19 Er was eens een rijk man.
Hij ging gekleed in purper en fijn linnen
en hield elke dag een schitterend feestmaal.
20 En er was ook een arme, die Lazarus heette,
die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort,
21 in de hoop zijn buik te kunnen vullen
met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen.
Maar alleen de honden kwamen
om zijn zweren af te likken.
22 Nu gebeurde het dat de arme stierf
en door de engelen weggedragen werd
naar de schoot van Abraham.
En ook de rijke stierf en werd begraven.
23 Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool],
sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham,
met Lazarus in zijn schoot.
24 Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij,
en stuur Lazarus,
dat hij de top van zijn vinger in water doopt
en mijn tong komt verkoelen,
want ik lijd pijn in deze vlam!”
25 Abraham antwoordde echter:
“Kind, herinner je je
hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen
en Lazarus evenzo de kwade?
Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn.
26 En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof,
zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie
dat niet kan,
en ook niet van jullie naar ons.”
27 Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader,
dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader
28 – want ik heb nog vijf broers –
om daar een getuigenis af te leggen,
zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.”
29 Abraham antwoordde hem:
“Ze hebben Mozes en de profeten,
laat ze naar hen luisteren!”
30 Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham …
maar als iemand uit de doden naar hen gaat,
zullen ze zich wel bekeren!”
31 Nu besloot Abraham:
“Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten,
zullen ze zich ook niet laten overtuigen
door iemand die uit de doden opstaat.”
Hoe realistisch! Hoe hedendaags! Uiterlijk kan het er misschien wat anders uitzien, of wij zouden andere woorden en beelden gebruiken, maar aan het hier beschreven feit blijkt tot op vandaag niet veel veranderd. Nog steeds liggen (kans)armen van allerlei soort onder de tafels van (kans)rijken van allerlei soort. Nog steeds zijn er mensen – mede-mensen! – die het moeten stellen met de kruimels van anderen.
Als de mensheid nog niet veel heeft bijgeleerd in al die tijd, wordt het des te dringender dat het Evangelie vandaag opnieuw verkondigd wordt! Ik zeg ‘opnieuw’, omdat het wel duidelijk is dat het net meer en meer uit de maatschappij aan het verdwijnen is.
Jezus vertelt een bruuskerend verhaal in de hoop dat die ‘rijken’ zich toch tot hun mede-mens zouden bekeren, ook al is hij wat pessimistisch over hun luisterbereidheid. Voor de ‘armen’ is hij bijzonder troostvol en hoopvol, zoals het hele Evangelie een expliciete voorkeursbehandeling voor ‘de armen’ propageert.
Aan welke kant bevind ík mij? Laten we vooral niet te snel denken dat dat aan de ‘arme’ kant is …