Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.13,1-9 (23/03/2025)

     Terwijl Jezus hierover bezig was,
       waren er onder de aanwezigen
       die hem vertelden over de Galileeërs
       van wie [de romeinse landvoogd] Pilatus het bloed vermengd had
       met dat van hun offerdieren.
     Jezus antwoordde hun:
       “Denken jullie dat deze Galileeërs
       grotere zondaars waren dan de anderen,
       omdat ze dit hebben moeten lijden?
     Neen!, zeg ik jullie,
       maar als jullie je niet bekeren,
       zul je allen op dezelfde manier omkomen.
     Of die achttien die stierven
       toen de toren bij de Siloam [een vijver in Jeruzalem] op hen viel.
       Denken jullie dat zij schuldiger waren
       dan de andere bewoners van Jeruzalem?
     Neen!, zeg ik jullie,
       maar als jullie je niet bekeren,
       zul je allen op dezelfde manier opkomen.”
     Hij vertelde nu deze gelijkenis:
       “Iemand had in zijn wijngaard een vijgenboom geplant.
       Hij kwam er vruchten aan zoeken,
       maar vond er geen.
     Hij zei tegen de wijngaardenier:
       “Kijk, drie jaar kom ik nu al vruchten zoeken aan deze vijgenboom,
       maar vind er geen.
       Hak hem uit.
       Waartoe zou hij nog de grond verder uitputten!”
     Maar de wijngaardenier antwoordde hem:
       “Heer, laat hem nog dit jaar …
       Ik zal eerst nog eens de grond bewerken en bemesten.
9     Als hij dan vruchten draagt …
       En indien niet, hak hem later dan maar uit.””

Het is vreemd dat in de twee delen van dit Evangelie tegengestelde boodschappen lijken te staan. Eerst (v.1-5) roept Jezus fors op tot bekering. N.a.v. een gruwelijke gebeurtenis wijst Jezus erop dat iedereen die zich niet bekeerd op zo’n manier zal omkomen! Terwijl hij vervolgens (v.6-9) een gelijkenis vertelt die onmiskenbaar het geduld van G-d met de mens weerspiegelt.
Toch klopt het allebei, en horen ze samen!
Ook in het milde verhaal eindigt het ermee dat wie zich niet bekeert ‘omgehakt’ zal worden. G-ds geduld heeft alleen maar tot doel dat wij er éindelijk toe zouden komen. Hij hoopt, verlangt, naar onze bekering en geeft ons tijd. Maar als die bekering er niet komt, zijn wij toch waardeloos voor het Rijk G-ds.
In het strenge verhaal komt ook G-ds ‘brede visie’ tot uiting. De ménsen veroordelen die enkelen die omgekomen zijn en verklaren díe schuldig. Jezus haalt die redenering onderuit als ‘ontwijkingsmechanisme’. Niet omdat een toren per toeval op je valt, ben je schuldig, maar omdat je je niet bekeert!
Langs welke kant je het dus ook bekijkt, Jezus’ boodschap is overduidelijk: Wanneer zul je je nu eindelijk eens bekeren?

Lc.11,14-23 (27/03/2025)

14    Eens dreef Jezus een demon uit die stom was.
       Toen de demon verdreven was, kon de stomme weer spreken.
       De omstaanders verwonderden zich daarover.
15    Sommigen zeiden:
       “Het is door Beëlzebul, de heerser van de demonen,
       dat hij demonen kan uitdrijven!”
16    Anderen – om hem op de proef te stellen –
       verlangden van hem een teken uit de hemel.
17    Maar hij wist welke gedachten bij hen leefden
       en zei daarom:
       “Elk koninkrijk dat innerlijk verdeeld is,
       raakt verwoest; het ene huis valt op het andere.
18    Als nu de tegenstander [satan] zelf innerlijk verdeeld is,
       hoe kan zijn koninkrijk dan standhouden?
       Want jullie zeggen dat ik door Beëlzebul demonen uitdrijf.
19    En als ik ze door Beëlzebul uitdrijf,
       door wie drijven jullie zonen ze dan uit?
       Als jullie zo redeneren, zullen zij zelf jullie rechters zijn.
20    Maar als ik door Gods kracht de demonen uitdrijf,
       dan heeft het koninkrijk van God jullie bereikt!
21    Wanneer een sterke goed bewapend zijn domein bewaakt,
       dan is wat hem lijkt toe te behoren in vrede.
22    Maar zodra nu iemand komt die sterker is dan hij,
       overwint hij hem,
       ontneemt hem de wapenrusting waarop hij vertrouwde
       en geeft weg wat hij op hem heeft buitgemaakt.
23    Wie niet mét mij is, is tegen mij,
       en wie niet met mij bijeenbrengt, die verstrooit.

‘Wij-zij’-denken creëert kampen, drijft mensen uit elkaar en maakt het lastig om open met elkaar om te gaan. Het kan lijken dat dit Evangelie van zo’n houding vertrekt. Hier is echter geen sprake van ‘voor’ iemand te zijn, maar wel ‘met’ Jezus te zijn. En dat is iets heel anders. Wanneer je ‘met’ iemand bent, leer je kijken door zijn ogen. Je ziet hoe de ander naar de wereld kijkt, hoe hij denkt en leeft. Met iemand zijn betekent dat niets meer hetzelfde is als voorheen. Je gaat anders denken, anders handelen en anders beminnen. Met Jezus zijn, stelt je in staat de G-dsnaam – Ik ben – te vervoegen: ik zal zijn met jou, ik ben, jij bent, en ook zij/hij is. Door samen ‘met’ elkaar te zijn, door het leven samen te delen, ontstaat er verbinding. En deze verbondenheid brengt mensen bij elkaar in Zijn Naam.

Lc.18,9-14 (29/03/2025)

     Met het oog op sommigen
       die van zichzelf vertrouwden dat ze integer waren
       en neerkeken op de rest,
       vertelde Jezus nu deze gelijkenis:
10    “Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden.
       De ene was een farizeeër, de andere een tollenaar.
11    De farizeeër ging staan en bad over zichzelf:
       “God, ik dank je
       dat ik niet ben zoals de andere mensen:
       grijpgraag, onrechtvaardig, overspelig, …
       of zoals die tollenaar.
12    Ik vast twee maal per week
       en ik sta een tiende van al mijn inkomsten af.”
13    De tollenaar bleef op een afstand staan,
       hief zelfs zijn ogen niet naar de hemel,
       maar sloeg zich op de borst:
       “God, wil je verzoenen met mij, zondaar die ik ben.”
14    Ik zeg jullie:
       Híj keerde naar huis terug integer geworden,
       en niet de ander.
       Want ieder die zichzelf groter maakt,
       zal kleiner worden,
       en wie zichzelf kleiner maakt,
       zal groter worden.”

De laatste paragraaf van dit Evangelie is in Jezus ten volle tot uiting gekomen. In de Filipenzenbrief (Fil. 2,6-9) wordt dit prachtig beschreven:

Hij was als G-d in ons midden, (...)
Nooit echter liet hij zich daar op voorstaan;
Hij ontledigde zich,
werd als een knecht,
werd mens onder de mensen.
Als mens verschenen heeft hij zich vernederd,
gehoorzaam tot in de dood, (...)
daarom heeft G-d hem verhoogd,
en hem de naam gegeven, die iedere naam te boven gaat.

Misschien is dit stukje tekst al meer dan voldoende om vandaag op door te denken. Zijn we bereid om ons tot die levenshouding om te keren?

Lc.15,1-3.11-32 (30/03/2025)

     Wie echter dichterbij kwamen
       om inderdaad te luisteren,
       waren allemaal ‘tollenaars en zondaars’
       [uitschot in andermans ogen].
     De farizeeën en schriftgeleerden morden daarover:
       “Die daar verwelkomt zondaars en eet met hen!”
     Daarom vertelde Jezus [drie] gelijkenissen tegen hen:

11    “Iemand had twee zonen.
12    De jongste zei tegen de vader:
       “Vader, geef mij het deel van het vermogen dat mij toekomt.”
       En de vader verdeelde zijn bezit onder hen.
13    Niet veel later zamelde de jongste alles bijeen
       en trok naar een ver land.
       Daar vergooide hij zijn vermogen
       met een reddeloos [asotèr / on-be-vrij-d] leven.

14    Toen hij nu alles uitgegeven had,
       kwam er een zware hongersnood over dat land
       en hij begon gebrek te lijden.
15    Hij ging op zoek en klampte zich vast aan een stedeling,
       die hem naar zijn velden stuurde
       om varkens te hoeden.
16    Hij wou zelfs zijn buik vullen
       met de schillen die de varkens aten,
       maar niemand gaf ze hem.
17    Daar kwam hij tot zichzelf en zei:
       “Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed,
       terwijl ik hier om kom van de honger?!
18    Ik zal opstaan,
       naar mijn vader gaan en hem zeggen:
       “Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou.
19    Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden.
       Maak mij tot één van je dagloners.”
20    En hij stónd op
       en ging naar zijn vader.

       Toen hij nog ver weg was,
       zag zijn vader hem al
       en raakte ten diepste bewogen.
       Hij snelde op hem af,
       viel hem om de hals
       en kuste hem hartelijk.
21    Nu zei de zoon tegen hem:
       “Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou.
       Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden.”

22    Maar de vader zei tegen zijn knechten:
       “Breng snel het voornaamste [= mijn] feestgewaad
       en bekleed hem ermee,
       geef hem een ring [= familie-zegelring] aan zijn hand
       en sandalen aan zijn voeten [= zodat hij als vrij man kan gaan waar hij wil].
23    Breng het vetgemeste kalf en slacht het.
       Laten we een feestmaal houden en blij zijn,
24    want deze zoon van mij was dood
       en is weer levend geworden,
       hij was verloren
       en werd teruggevonden!”
       En ze begonnen feest te vieren.

25    Nu was zijn oudste zoon op het veld.
       Toen hij aankwam en het huis naderde,
       hoorde hij muziek en dans.
26    Hij riep een van zijn knechten/jongens
       en ondervroeg hem wat dat allemaal was.
27    Die zei nu tegen hem:
       “Je broer is teruggekomen
       en je vader heeft het vetgemeste kalf laten slachten,
       omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.”
28    Hij werd woedend en wilde onder geen beding binnenkomen.
       Daarom kwam de vader naar buiten hem tegemoet
       en probeerde hem over te halen.
29    Maar hij antwoordde zijn vader:
       “Kijk! Al zoveel jaren sta ik jou ten dienste
       en nooit heb ik een gebod van jou overtreden,
       en aan míj heb je nooit een bokje gegeven
       om eens met mijn vrienden feest te vieren.
30    En nu die zoon van jou,
       die je vermogen heeft verbrast met hoeren,
       teruggekomen is,
       slacht je voor hém het vetgemeste kalf.”
31    Maar nu zei hij tegen hem:
       “Mijn kind, jíj bent altijd bij mij,
       en al wat van mij is, is van jou.
32    Maar er moet feest en blijheid zijn,
       want die broer van jou was dood
       en is weer levend geworden,
       hij was verloren en werd teruggevonden!””

Dit verhaal over een vader met twee zonen – een losbandige, en een die voorbeeld is van trouw – doet mij ten volle beseffen dat G-d liefde is en dus promotor van vrijheid. Zonder vrijheid is er geen echte liefde mogelijk.
De vader respecteert de vrijheid van zijn jongste zoon, zelfs als deze schaamteloos zijn erfdeel opvraagt terwijl zijn vader nog leeft. Het is alsof hij tegen zijn vader zou zeggen: "Je sterft niet snel genoeg!". Uit absoluut respect voor de vrijheid van de zoon, doet de vader niets om hem tegen te houden, zelfs als hij zijn erfdeel zal verkwisten aan meisjes van lichte zeden. Kan er een meer prominent beeld geschetst worden van G-ds respect voor de vrijheid van de mens? Dat respect is zó groot dat het zélfs de mogelijkheid openlaat voor een terugkeer, en uiteindelijk voor de erkenning van zijn vaderlijke liefde.
G-ds respect voor de vrijheid is geen onverschilligheid, maar liefde die blijft hopen … Jezus, die omgaat met wie uit de maatschappij gesloten is, drukt die hoop uit.

Lc.24,13-35 (23/04/2025)

13    Kijk! Juist op die dag waren twee van hen [van de ruimere groep leerlingen die in Jeruzalem het bericht van de vrouwen hadden gehoord]
       op weg naar een dorp dat Emmaüs heette
       en zo’n zestig stadiën [ca. 11km] van Jeruzalem lag.
14    Zij wisselden met elkaar van gedachten
       over alles wat was voorgevallen.
15 En zo sprekend en samen zoekend,
       gebeurde het dat Jezus zelf hen naderde
       en samen met hen verder trok.
16    Maar hun ogen waren verstard zodat ze hem niet herkenden.
17    Nu zei hij tegen hen:
       “Wat is dat voor woordenwisseling onder jullie onderweg?”
       Met een somber gezicht bleven ze staan.
18    Eén van hen, die Kleopas heette, antwoordde:
       “Ben jij dan de enige passant [paroikos] in Jeruzalem
       die niet gehoord heeft wat daar deze dagen is gebeurd?”
19    Hij vroeg: “Wat dan?”
       Ze zeiden: “Wel, over Jezus, uit Nazaret.
       Hij was een profetisch man, vol macht in werk en woord
       voor God en heel het volk.
20    Hoe onze hogepriesters en leiders hem hebben uitgeleverd
       tot een terdoodveroordeling en hem hebben gekruisigd.
21    En wij hoopten dat hij Israël zou gaan verlossen,
       maar ondertussen is het al de derde dag
       sinds die dingen gebeurd zijn.
22    Wel waren er enkele vrouwen uit ons midden
       die ons in verwarring brachten.
       Zij waren vroeg in de morgen naar het graf gegaan,
23    maar vonden zijn lichaam niet,
       en zij kwamen zeggen
       dat ze een visioen van boodschappers [angeloi] hadden gezien,
       die zeiden dat hij leeft.
24    Enkele van de mensen die met ons samen waren,
       zijn dan naar het graf gegaan.
       ze vonden het zoals de vrouwen hadden gezegd,
       maar hem hebben ze niet gezien.”
25    Nu zei hij tegen hen: “O onverstandigen
       en tragen van hart om tot vertrouwen te komen
       op grond van alles wat de profeten hebben gezegd …
26    ‘Moest’ soms niet de Gezalfde [Christos] dit alles lijden
       om binnen te gaan in zijn grootsheid?”
27    En beginnend bij Mozes
       legde hij bij al de profeten duidelijk aan hen uit
       wat in al de Geschriften op hem betrekking had.
28    Ze naderden het dorp waar ze heen trokken
       en hij deed alsof hij verder zou gaan.
29    Maar zij drongen sterk aan:
       “Blijf bij ons,
       de dag is dalend,
       de nacht is nabij.”
       En hij ging bij hen binnen om bij hen te blijven.
30    En toen ze samen aan tafel waren, gebeurde het:
       Hij nam het brood en zegende het,
       hij brak het en gaf het hun.
31    Nu gingen hun ogen wijd open
       en zij herkenden hem.
       Hij werd onzichtbaar voor hen.
32    Ze zeiden tegen elkaar:
       “Brandde ons hart niet in ons
       toen hij zo tegen ons sprak onderweg
       en toen hij voor ons de Schriften echt opende?”
33    Ze stonden op [= ze verrezen!]
       en nog hetzelfde uur keerden ze naar Jeruzalem terug.
       Ze vonden er de elf en enkelen met hen bijeen.
34    Dezen zeiden:
       “De Heer is werkelijk opgewekt!
       Hij heeft zich laten zien aan Simon!”
35    En zij vertelden wat er onderweg was gebeurd
       en hoe hij zich had laten kennen in het breken van het brood.

De leerlingen lijken verblind. Wanhopig keren ze Jeruzalem de rug toe. Ze gaan op weg naar een plaats, 60 stadiën verwijderd van de ‘Stad van vrede.’ Het verhaal is zorgvuldig gecomponeerd. Zestig betekent dus iets. Zes is in de bijbel het getal voor de mens. Het gaat niet om een heilige mens, want zes is geen zeven (heilig getal). Hier gaat het over een mens die weggaat van Jeruzalem – afdaalt naar een plaats waar geen heil te verwachten is. Dat is kennelijk heel menselijk.
Onderweg vertellen ze wie Jezus was: “een profetisch man, vol macht in werk en woord.” En zo laat hij zich ook nu kennen. Hij opent voor hen de Schriften als een boek ten Léven en met het teken van het brood vat hij zijn levenswerk aanschouwelijk samen.
De schellen vallen hen van de ogen – hun verblinding, hun ongeloof, … alles valt weg in één groot in-zien. Opeens herkennen zij hem en plots ‘weten’ ze wie deze man is.
Blijkbaar is de Levende steeds weer ergens anders dan waar wij hem in eerste instantie vermoeden. Woord en gebaar zijn voldoende om dit in te zien.

Lc.1,5-25 (19/12/2020)

Het gebeurde in de dagen van koning Herodes van Judea. Er was een zekere priester, genaamd Zacharias [de Heer gedenkt],
uit de priesterafdeling van Abia. Zijn vrouw was een afstammeling van Aäron, haar naam was Elisabet [de Heer is mijn eed].
Beide waren integer in Gods ogen. [integer = ‘rechtvaardig’, niet enkel als sociaal of juridisch begrip,
maar als een allesomvattende levenswijze, nl. een volledige gerichtheid op God] Hun levenswandel liep onberispelijk
langs alle geboden en richtingwijzers van de Heer. Ze hadden geen kinderen, want Elisabet was onvruchtbaar en beiden waren al op leeftijd.
Nu gebeurde het dat zijn afdeling aan de beurt was om de tempeldienst te vervullen en Zacharias werd aangewezen
– naar hun gewoonte van uitverkiezing – om het wierookoffer te brengen en binnen te gaan in het heiligdom van de Heer.
Op het uur van het wierookoffer was de menigte van het volk buiten [op het tempelplein] aan het bidden.
Er verscheen hem een boodschapper [engel] van de Heer, staande aan de rechterkant van het wierookaltaar.
Toen hij dit zag, raakte Zacharias erg ontzet en angst overviel hem.
De boodschapper zei nu tegen hem: “Wees niet bang, Zacharias, want je persoonlijk smeekgebed is verhoord:
je vrouw Elisabet zal je een zoon baren en je zult hem noemen: Johannes [God is genadig].
Vreugde en uitbundige blijdschap zal hij voor je zijn en velen zullen zich over zijn geboorte verheugen.
Want hij zal groot zijn in Gods ogen. Wijn of sterke drank zal hij niet drinken [Num.6,3] en hij zal met heilige geest vervuld worden
van de moederschoot af. Hij zal vele Israëlieten toekeren naar de Heer hun God. En hij zal voor hem uit gaan in de geest en de dynamiek van Elia,
om harten van vaders te keren tot harten van kinderen, om dwalenden te keren tot integeren, om voor de Heer te bereiden een toegerust volk.”
Zacharias vroeg aan de boodschapper: “Waaraan zal ik dit weten, want ik ben oud en ook mijn vrouw is al op leeftijd?”
De boodschapper antwoordde hem: “Ik ben Gabriël [man Gods], die staat voor het aangezicht van God, en ik ben uitgezonden om je te spreken
en je dit bevrijdende nieuws te brengen. Kijk! Je zult zwijgen, niet bij machte te spreken, tot op de dag dat dit alles zal gebeuren,
omdat je niet op mijn woorden vertrouwde, die nochtans op hun tijd vervuld zullen worden.”
Het volk nu was aan het wachten op Zacharias en ze verwonderden zich dat hij zo lang in het heiligdom bleef.
Toen hij naar buiten kwam, kon hij niet spreken tegen hen. Ze begrepen dat hij in het heiligdom een visioen had gezien.
Hij deed gebaren tegen hen, maar bleef stom.
Toen de dagen van zijn tempeldienst vervuld waren,
ging hij terug naar huis. Na deze dagen werd zijn vrouw Elisabet zwanger. Ze hield zich vijf maanden verborgen en toen zei ze:
”Zo heeft de Heer aan mij gedaan! Hij heeft omgezien naar mij en mijn smaad onder de mensen weggenomen!”

Zacharias en Elisabeth, twee mensen die hun leven vol-ledig gericht hebben op G-d. Een G-d die in hen het integere ziet.
Zo kabbelt hun leven verder en ondertussen doen zij wat hen wordt opgedragen. Als priester wordt hij aangewezen.
Hij verbindt zich aan wat hem wordt opgedragen en richt zich ge-hoor-zaam naar G-d toe.
En toch … ook hier steekt twijfel, ongeloof de kop op wanneer een boodschapper hem aanspreekt. Hoe kan het G-d?
Wij mensen hebben blijkbaar tijd nodig om te laten doordringen hoe G-d met ons op weg wil gaan. We kunnen dit niet in één-twee-drie vatten,
daar is tijd voor nodig. Tijd en stilte, geen geratel, geen veelpraterij, maar zwijgen, doof worden voor al het menselijke geraas.
In alle stilte en verborgenheid kan je alleen nog van binnen luisteren, voelen en ervaren hoe G-d in en door jou werkt.
Hoe hij in en door de mensen om je heen, Léven en Liefde waar maakt!
Wij kríjgen de tijd om dit te laten doordringen. Maak het stil, luister en zie. Je zal zien waar G-d gebeurt en dat dáár,
met díe mensen zoveel meer mogelijk wordt dan je ooit voor mogelijk gehouden had.