Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.5,27-32 (8/03/2025)

27    Hierna ging hij weg
       en zag een tollenaar, Levi genaamd, zitten bij het tolhuis.
       Hij zei tegen hem:
       “Volg mij.”
28    Hij stond op,
       liet alles achter
       en volgde hem.
29    Levi liet voor hem in zijn huis een groot feestmaal bereiden
       en een groot aantal tollenaars en anderen
       lagen mee met hem aan tafel.
30    De farizeeën en hun schriftgeleerden
       zeiden morrend tegen Jezus’ leerlingen:
       “Waarom eten en drinken jullie met tollenaars en zondaars?”
31    Jezus antwoordde hun:
       “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken.
32    Niet om rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar zondaars.”

Waarom horen we dit stukje Evangelie aan het begin van de Vasten? Ik denk dat het is om ons te bemoedigen! Het is nog niet verloren met ons! Als zelfs Levi, de tollenaar, de ‘collaborateur’ in de ogen van veel Joden, geroepen wordt om Jezus te volgen, dan is er voor mij nog hoop … En als daar kritiek op komt, noemt Jezus het nog zeer uitdrukkelijk – en hij zal het verder in zijn optreden ook heel daad-werkelijk maken: “Ik ben gekomen om zondaars te roepen …”
Er is dus nog hoop voor mij! De Vastentijd is een uitgelezen tijd om mij éindelijk te laten roepen …

Lc.11,29-32 (12/03/2025) 

29    Toen er steeds meer mensen
       zich rondom hem bijeen drongen,
       zei Jezus:
       “Deze generatie is een verdwaasde generatie.
       Ze verlangt een teken,
       maar er zal haar geen ander teken gegeven worden
       dan het teken van Jona, de profeet.
30    Zoals Jona een teken was voor de bewoners van Nineve,
       zo zal ook de mensenzoon dat zijn voor deze generatie.
31    Bij het oordeel zal de koningin van het zuiden opstaan
       samen met deze generatie
       en zij zal haar veroordelen.
       Want zij kwam van de uiteinden van aarde
       om de wijsheid van [koning] Salomo te horen.
       Kijk dan toch! Hier is méér dan Salomo!
32    Bij het oordeel zullen de bewoners van Nineve opstaan
       samen met deze generatie
       en zij zullen haar veroordelen.
       Want zij hebben zich bekeerd
       door de prediking van Jona.
       Kijk dan toch! Hier is méér dan Jona!”

We letten allemaal op signalen. We zoeken naar de betekenis achter wat we waarnemen. Waarom zouden de mensen in het Evangelie van vandaag dan niet op zoek gaan naar een teken? De Schrift staat immers vol met tekenen. Toch lijkt Jezus te zeggen dat het zinloos is om tekens te vragen. Het enige teken dat hij wil geven, vergelijkt hij met twee Bijbelse figuren: Jona en Salomo.
De profeet Jona had slechts zeven woorden nodig om de Ninevieten tot inkeer te brengen. En zij zagen het! Koning Salomo liet G-ds onderscheidende wijsheid toe en de koningin van het zuiden liet zich erdoor overtuigen.
Het Evangelie is ook voor ons geschreven en elke dag opnieuw krijgen wij het ‘teken van Jezus’: het ‘kruis’. Dit teken is niet moeilijk te herkennen, want het verschijnt overal waar Liefde en Lijden (als onlosmakelijke eenheid) ons aanspreken.
Heb dus de moed om je te laten omvormen zoals de Ninevieten. Laat je overrompelen door de wij(d)sheid en de diepte van G-d en geef je eraan over, zoals de koningin van het zuiden. Het zal je doen ‘zien’.

Lc.4,24-30 (24/03/2025)

24    Daarop zei hij:
       “Zeker, ik zeg jullie
       dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad.
25    Naar waarheid zeg ik jullie:
       In de dagen van [de profeet] Elia
       waren er veel weduwen in Israël
       toen de hemel gedurende drieëneenhalf jaar gesloten bleef
       zodat er grote hongersnood kwam over heel het land.
26    Toch werd Elia naar geen van hen gezonden
      [om haar te redden van de hongerdood – 1 Kon.17]
       maar naar een weduwe is Sarepta bij Sidon [= buiten Israël].
27    En ten tijde van de profeet Elisa
       waren er veel melaatsen in Israël.
       Toch werd geen enkele van hen gereinigd
       maar wel de Syriër [= buitenlander] Naäman.”
28    Allen die in de samenkomst [synagoge] waren
       en dit hoorden
       raakten overvol woede.
29    Ze stonden op en wierpen hem buiten de stad.
       Ze dreven hem naar de rand van de berg
       waarop hun stad gebouwd was,
       om hem van de steilte te gooien.
30    Maar hij ging midden tussen hen door
       en trok weg.

Om de ‘revolutionaire kracht’ van dit Evangelie te zien, lezen we er best ook bij wat er tussen haakjes bijgeschreven staat. Cruciaal is immers dat Jezus spreekt voor zijn eigen volk, en tegelijk hen aanwijst hoe ook al in de geschiedenis van dat volk G-d soms werkt voor en door ‘vreemdelingen’, ‘buitenlanders’. Dat is voor hen erg confronterend – zíj waren toch ‘het uitverkoren volk’? Dat is voor ons even confronterend! Wij gebruiken de term ‘uitverkoren volk’ niet, maar wij vinden onszelf wel beter, en met meer recht op een goed leven, dan ‘die buitenlanders’.
De confrontatie hiermee roept woede op bij de Joden … én bij ons, durf het maar nagaan!
Nochtans zijn in de Bijbel ‘vreemdelingen’ altijd een te integreren groep geweest! “Heb de vreemdeling die onder u verblijft lief zoals jezelf, want zelf ben je vreemdeling geweest in Egypte,” wordt als leidraad voorgehouden. (Lev.19,33-34) Van hen kunnen onverwachte dingen uitgaan, of – wie weet – zijn zij zelfs zélf profeet?!

Lc.1,26-38 (8/12/2020)

In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd, n
aar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk!
Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David.
Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?”
De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God. Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen. Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.

Met enkele zinnen schrijft Lucas over de overrompelende ervaring van de nieuwe start die G-d – in Jezus – met de mensen begonnen is.
Een engel klopt aan bij Maria met een indringende boodschap. Zij antwoordt bevestigend. Haar antwoord is echter geen passief ja,
dat zou haar reduceren tot een instrument. Het is een ‘ja’ als resultaat van een bewuste levenshouding. Een levenshouding – en dus ook haar antwoord –
die haar tot in het diepst van haar wezen verbindt aan wat (aan wie) haar overkwam.
Daarbij beschrijft Lucas zijn beeld van een diep gelovige vrouw: Maria. Het is een wijze, volwassen vrouw die zichzelf blijft, in vrijheid handelt,
kritische vragen stelt maar zich dan vrijwillig en bewust, helemaal overgeeft aan hem die haar roept : ‘moge met mij gebeuren naar jouw woord’.
Een vrouw die het aandurft om er volledig voor te gaan.
Lucas zegt niet alleen iets over Maria maar evenzeer iets over G-d. Hij laat zich kennen als een G-d die een voorkeur heeft
voor het gewone, het kleine, het onaanzienlijke. Een G-d die bevrijding en gerechtigheid wil. Meer nog: Hij wíl dat niet alleen,
hij doet het ook via Maria en via allen – mannen en vrouwen – die, zoals zij, geloven in de kracht van Zijn heilige Geest. Mag/kan het ook via jou en mij?

Lc.4,16-30 (30/08/2021)

Jezus kwam in Nazaret, waar hij was opgegroeid. Zoals hij gewoon was, ging hij op de dag van de
sabbat binnen in het huis van samenkomst. Hij stond op om voor te lezen en men gaf hem een boekrol van de profeet Jesaja. Hij opende de boekrol en vond de plaats waar geschreven staat:
De geest van de Heer is over mij gekomen –
hij heeft mij gezalfd,
om de bevrijdende boodschap te verkondigen
aan wie zich arm weten.
Hij heeft mij gezonden
om wie gebroken is te genezen,
om wie gevangen zit vrijlating te melden,
om wie blind is het zicht terug te geven,
om wie verdrukt wordt te bevrijden;
om af te kondigen
een genadejaar van de Heer. [Jes.61,1-2]
Hij rolde het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. De ogen van allen in het huis van samenkomst waren aandachtig op hem gericht. Hij begon nu tegen hen te spreken:
“Vandaag
is voor jullie oren dit Schriftwoord in vervulling gegaan!”
Allen vielen hem bij en verwonderden zich over de woorden van genade die uit zijn mond kwamen,
en ze zeiden: “Is dat niet de zoon van Jozef?” Hij zei tegen hen: “Natuurlijk zullen jullie mij de spreuk voorhouden: Geneesheer, heel jezelf! Al die dingen die in Kafarnaüm gebeurd zijn – naar wij gehoord hebben – doe ze ook eens hier in je vaderstad. Daarop zei hij: “Zeker, ik zeg jullie
dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. Naar waarheid zeg ik jullie: In de dagen van [de profeet] Elia waren er veel weduwen in Israël toen de hemel gedurende drieëneenhalf jaar gesloten bleef zodat er grote hongersnood kwam over heel het land. Toch werd Elia naar geen van hen gezonden [om haar te redden van de hongerdood – 1 Kon.17] maar naar een weduwe is Sarepta bij Sidon [= buiten Israël]. En ten tijde van de profeet Elisa waren er veel melaatsen in Israël. Toch werd geen enkele van hen gereinigd maar wel de Syriër [= buitenlander] Naäman.”
Allen die in de samenkomst [synagoge] waren en dit hoorden raakten overvol woede. Ze stonden op en wierpen hem buiten de stad. Ze dreven hem naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem van de steilte te gooien. Maar hij ging midden tussen hen door en trok weg.

Jezus, wanneer hij wil aangeven wat de kern van zijn boodschap is (die overigens vandáág – dat woord staat er met veel nadruk – in vervulling gaat), haalt daarvoor een citaat aan uit de profeet Jesaja (van ruim 500 jaar vroeger dus).
En wat zegt dat?
De bevrijdende boodschap zal verkondigd worden aan wie zich arm weten! Hij zal de gebrokenen genezen! Enzovoort…
Vind jij dat normaal? Onze oren zijn wellicht té gewoon geraakt dat te horen, maar het is volstrekt ábnormaal wat Jezus hier verkondigt. Als je dat niet gelooft, kijk dan ‘gewoon’ even om je heen in de alledaagse maatschappij. Zijn het de armen die een bevrijdende boodschap krijgen? Zijn het de gebrokenen die groot worden?
G-dgerichte mensen zijn – en móeten zijn – mensen die tegen alles in het ‘abnormale’ blijven verkondigen, verdedigen en dóen – ook al zullen we daarvoor ongetwijfeld als ‘abnormaal’ versleten worden, mogelijks zelfs gesmaad en verworpen.
Er is werk aan de winkel in onze huidige maatschappij! Daar moeten we dus vandáág aan beginnen!

 

Lc.4,1-13 (6/03/2022) 

Nu vervuld van heilige geest-adem, keerde Jezus terug van de Jordaan [na zijn doop] en in die geest-adem werd hij tot in de woestijn geleid. Veertig dagen werd hij beproefd door de uiteendrijver [splitser, diabolos]. Hij at niets in die dagen en toen ze voleindigd waren, was hij uitgehongerd.
Nu zei de uiteendrijver tegen hem: “Als jij de zoon van God bent, zeg dan aan die steen dat hij een brood moet worden.” Maar Jezus antwoordde hem: “Er staat geschreven: Niet van brood alleen zal de mens leven!” [Deut.8,3]
Toen voerde de uiteendrijver hem mee naar een hoge berg en toonde hem in een ogenblik
alle koninkrijken van de wereld. En hij zei tegen hem: “Aan jóu zal ik heel die macht en glorie geven – want die is aan mij overgedragen en ik geef ze aan wie ik wil. Als je je neerbuigt voor mijn aanschijn, dan zal dit alles van jou zijn.” Maar Jezus antwoordde hem: “Er staat geschreven: Je zult je neerbuigen voor je Heer God en hem alleen zul je dienen.” [Deut.6,13]
Nu voerde hij Jezus naar Jeruzalem, liet hem op de dakrand van het heiligdom staan en zei: “Als jij de zoon van God bent, werp dan jezelf naar beneden. Want er staat geschreven: Want Hij geeft zijn engelen opdracht je op al je wegen te bewaren. Hun handen zullen je dragen zodat je je voet niet stoot aan een steen. [Ps.91,11-12] Maar Jezus antwoordde hem:
“Er is gezegd: Je zult de Heer je God niet op de proef stellen.” [Deut.6,16]
Toen hij alle beproevingen vervuld had, nam de uiteendrijver afstand van hem tot op een gunstige tijd.

Aan het begin van de veertig dagen trekt Jezus de woestijn in waar hij met zichzelf alleen is, van G-d en mensen verlaten, maar met de duivel op zijn hielen. Je komt nooit los van je gedachten, je angsten en complexen – maar je kunt er wel mee leren omgaan. De ervaring van de woestijn is dat je kracht in de zwakheid ligt, dat je kunt overleven, niet door te vluchten, maar door vol te houden. Je kunt op G-d vertrouwen, die er is, juist in de weerloosheid. Hij die er is, juist in de verlatenheid, in de ervaring van schraalheid en verstilde soberheid. Alle situaties in ons leven die ‘woestijn-achtig’ zijn – als je leven onder druk staat, als je de grip kwijt raakt, als je je verloren en verlaten voelt, als je je teruggeworpen op jezelf, als je de erosie voelt, de kaalslag – al die situaties kunnen een onvermoede bron van kracht worden. Juist in de woestijn, aan de rand van het leven, komt het erop aan en val je terug op door wie je je laat dragen: G-d of de duivel?