Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc. 5,12-16(13/01/2023)
Dit gebeurde toen hij in één van de steden [van Galilea] was: Kijk! Er was daar een man vol melaatsheid. Toen hij Jezus zag, viel hij voor hem neer en smeekte: “Als jij het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!”
Jezus strekte zijn hand uit en raakte hem aan: “Ik wil: word gereinigd!”, en onmiddellijk verdween zijn melaatsheid. Hij gebood hem het nog aan niemand te zeggen, maar zich te laten zien aan de priester en het reinigingsoffer te brengen [in de tempel in Jeruzalem!], zoals Mozes het geboden had [Lev.13-14], als getuigenis voor hen. Maar eens te meer ging het gerucht over hem rond en velen kwamen samen om hem te horen en om door hem te worden geheeld van hun ziekten.
Hij echter trok zich telkens terug op eenzame plaatsen om te bidden.
In deze passage wordt duidelijk dat mensen heel maken, hen uit hun isolement halen, een proces van ‘samen’ is. Je hebt elkaar nodig.
De uitgeslotene (een man vol melaatsheid): Hij moet op een of andere manier te kennen geven dat hij wil gereinigd worden (Hij viel voor Jezus neer en smeekte).
Jezus: Hij wil de man genezen (“Ik wil: word gereinigd”). Hij raakt hem aan. De aanraking op zich is al helend omdat ze zonder woorden laat voelen: ‘Ik accepteer jou. Ik neem je zoals je bent. Ik zie achter jouw ziekte de mens.’ Nadien stuurt hij de man verder naar de priesters.
De priesters: Zij zorgen ervoor dat dit alles ook officieel kan afgerond worden en de man opnieuw als goedgekeurde burger aan het leven kan deelnemen.
Wonderen gebeuren dus niet door een solo-optreden. Wonderen gebeuren: Als je het geloof van Jezus deelt. Als je samen met hem gelooft dat het anders kan, en dat geen enkele situatie een noodlot is, onveranderlijk of hopeloos. Als je gelooft dat mensen helen mogelijk is. Wonderen gebeuren … maar nooit alleen!
Lc.2,22-40 of 22-31 (2/02/2023)
Toen de dagen van hun reiniging vervuld waren [40 dagen na de geboorte], brachten zij hem naar Jeruzalem – volgens de wet van Mozes [Lev.12,1-8] – om hem voor te stellen aan de Heer. – Zoals geschreven staat in de wet van de Heer [Ex.13,2-15]: Al het eerstgeborene van het mannelijk geslacht moet aan de Heer worden toegewijd. – en om – volgens de wet van de Heer – de offerande te brengen: een koppel tortels of twee jonge duiven. [= zoals voor armen was bepaald]
Kijk! In Jeruzalem woonde iemand die Simeon heette. Hij was een rechtvaardige en een toegewijd gelovige man die uitzag naar de vervulling voor Israël [de messias] en de heilige Geest was met hem. Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet zou sterven voor hij de gezalfde[christos/messiah] van de Heer zou hebben gezien.
In die geest kwam hij naar de tempel en toen zijn ouders de boreling Jezus binnenbrachten om de gewoonten van de wet aan hem te voltrekken, ontving ook hij het in zijn armen. Hij loofde God en zei: “Nu maak jij je dienaar vrij, in vrede, meester – volgens jouw woord. Want mijn ogen hebben jouw bevrijding [soteria] gezien die jij bereid hebt voor alle volken: een licht, tot verlichting van de volken en tot heerlijkheid van jouw volk Israël.”
Ik vermoed – vrees een beetje – dat het gebaar van het ‘opdragen van een nieuwgeboren kindje’ op onze dagen helemaal verdwenen is. Ik heb nog foto’s van hoe mijn moeder mij nog voor mijn doopsel naar de kapel van het ‘moederhuis’ bracht om mij daar ‘aan G-d te tonen’. Nuchter bekeken is dat natuurlijk iets geks. Alsof G-d dat nodig had om mij te ‘zien’. Maar het gaat natuurlijk om het gebaar van de ouders: zij tonen hun dankbaarheid!
In een wereld waar alles menselijk maakbaar lijkt – of toch zo geacht wordt – en ook de diepmenselijke gebeurtenissen nogal nuchter worden bekeken, lijkt het tonen van onze dankbaarheid aan G-d een anachronisme. Dat er dan geen zegenende woorden meer naar ons toe kunnen komen van mensen die rondom ons willen staan, is een spijtig en soms dramatisch bijeffect, want dan staan we er ook alleen voor.
Dankbaarheid – om een kindje of wat voor gave dan ook – zet ons leven in het juiste licht en zegent het tot groei en genade voor velen!
Lc. 5,27-32 (25/02/2023)
Hierna ging hij weg en zag een tollenaar, Levi genaamd, zitten bij het tolhuis.
Hij zei tegen hem: “Volg mij.” Hij stond op, liet alles achter en volgde hem.
Levi liet voor hem in zijn huis een groot feestmaal bereiden en een groot aantal tollenaars en anderen lagen mee met hem aan tafel. De farizeeën en hun schriftgeleerden zeiden morrend tegen Jezus’ leerlingen: “Waarom eten en drinken jullie met tollenaars en zondaars?” Jezus antwoordde hun: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken. Niet om rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar zondaars.”
Het is toch een opvallend feit dat Jezus zelfs onder zijn directe leerlingen – zijn vrienden ook – tollenaars toelaat en zelfs uitnodigt. Tollenaars hadden een zeer kwalijke naam: ze inden belastingen voor de gehate bezetters (de Romeinen) en in nogal wat gevallen bleef er ook nog wat aan hun eigen vingers ‘plakken’. In een zekere mate zou je ze collaborateurs kunnen noemen. Niet direct de voorbeeld-leerling, zou je denken. Zou ik dat soort mensen en ander schorremorrie tot mijn vriendenkring maken, die dan nog mijn zaak moeten uitdragen?
En toch doet Jezus dat! ‘Zijn zaak’ gaat immers niet over ‘goed fatsoen’ of over een ‘successtory’. ‘Zijn zaak’ gaat over Liefde óver al die beperkende grenzen heen. De Goddelijke Liefde die hij in zich draagt wil hij haar helend werk laten doen net daar waar mensen gevangen gezet worden in hun eigen leven of in hoe anderen hen daarop vastpinnen.
En hij doet dat op geen andere wijze dan zich– tegen alle ‘goed fatsoen’ in – toch met die mensen te verbinden. Want verbinding brengt heling.
Lc. 24,13-35 (12/04/2023)
Kijk! Juist op die dag waren twee van hen [van de ruimere groep leerlingen die in Jeruzalem het bericht van de vrouwen hadden gehoord] op weg naar een dorp dat Emmaüs heette en zo’n zestig stadiën [ca. 11km] van Jeruzalem lag. Zij wisselden met elkaar van gedachten over alles wat was voorgevallen. En zo sprekend en samen zoekend, gebeurde het dat Jezus zelf hen naderde en samen met hen verder trok. Maar hun ogen waren verstard zodat ze hem niet herkenden.
Nu zei hij tegen hen: “Wat is dat voor woordenwisseling onder jullie onderweg?” Met een somber gezicht bleven ze staan. Eén van hen, die Kleopas heette, antwoordde: “Ben jij dan de enige passant [paroikos] in Jeruzalem die niet gehoord heeft wat daar deze dagen is gebeurd?” Hij vroeg: “Wat dan?” Ze zeiden: “Wel, over Jezus, uit Nazaret. Hij was een profetisch man, vol macht in werk en woord voor God en heel het volk. Hoe onze hogepriesters en leiders hem hebben uitgeleverd tot een terdoodveroordeling en hem hebben gekruisigd. En wij hoopten dat hij Israël zou gaan verlossen, maar ondertussen is het al de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn.
Wel waren er enkele vrouwen uit ons midden die ons in verwarring brachten. Zij waren vroeg in de morgen naar het graf gegaan, maar vonden zijn lichaam niet, en zij kwamen zeggen dat ze een visioen van boodschappers [angeloi] hadden gezien, die zeiden dat hij leeft. Enkele van de mensen die met ons samen waren, zijn dan naar het graf gegaan. Ze vonden het zoals de vrouwen hadden gezegd, maar hem hebben ze niet gezien.”
Nu zei hij tegen hen: “O onverstandigen en tragen van hart om tot vertrouwen te komen op grond van alles wat de profeten hebben gezegd … ‘Moest’ soms niet de Gezalfde [Christos] dit alles lijden om binnen te gaan in zijn grootsheid?” En beginnend bij Mozes legde hij bij al de profeten duidelijk aan hen uit wat in al de Geschriften op hem betrekking had.
Ze naderden het dorp waar ze heen trokken en hij deed alsof hij verder zou gaan. Maar zij drongen sterk aan: “Blijf bij ons, de dag is dalend, de nacht is nabij.” En hij ging bij hen binnen om bij hen te blijven. En toen ze samen aan tafel waren, gebeurde het: Hij nam het brood en zegende het, hij brak het en gaf het hun. Nu gingen hun ogen wijd open en zij herkenden hem. Hij werd onzichtbaar voor hen.
Ze zeiden tegen elkaar: “Brandde ons hart niet in ons toen hij zo tegen ons sprak onderweg en toen hij voor ons de Schriften echt opende?” Ze stonden op [= ze verrezen!] en nog hetzelfde uur keerden ze naar Jeruzalem terug. Ze vonden er de elf en enkelen met hen bijeen. Dezen zeiden: “De Heer is werkelijk opgewekt! Hij heeft zich laten zien aan Simon!” En zij vertelden wat er onderweg was gebeurd en hoe hij zich had laten kennen in het breken van het brood.
Waar precies herkennen de leerlingen dat het Jezus is die met hen meegaat? We zijn snel geneigd het voor de hand liggende antwoord te geven: bij het breken van het brood – en bij toepassing naar vandaag dus dan maar: in de Eucharistie.
Toegegeven, in de tekst staat het letterlijk dat ze hem dáár herkennen, maar eigenlijk gaat het daar over bewust herkennen en kunnen benoemen. De éigenlijke, misschien wat onbewuste maar wel voelbare, herkenning gebeurt een heel stuk vroeger: brandde ons hart niet in ons … Verrijzenis gebeurt voelbaar-herkenbaar waar mensen met elkaar in gesprek gaan over hun vreugden en zorgen, hun dromen en illusies. Waar mensen elkaar díe ruimte geven, heeft G-d kans binnen te komen in ons leven! Waar wij elkaar uitnodigen en uitdagen om de diepte van ons leven uit te spreken – ook als dat een afgrond is – is het ‘Gods Geest’, Jezus zelf, die zich mag uitspreken in ons. Geen wonder – of juist wél een wonder natuurlijk – dat we dáár Verrijzenis herkennen en tot Léven komen!
En mooi wordt het helemaal als we dat ook eens letterlijk benoemen, in de Eucharistie – de dankzegging! – of toch ook nog breder: in het samen breken van het brood.
Lc.14,25-33 (6/06/2023)
25 [Jezus trok verder naar Jeruzalem en]
velen trokken met hem mee.
Hij keerde zich naar hen toe en zei:
26 “Wie dichter bij mij wil komen,
maar zich niet losmaakt
van zijn vader en moeder,
van zijn vrouw en kinderen,
van zijn broers en zussen,
meer nog: van zichzelf,
kan onmogelijk mijn leerling zijn.
27 En wie zijn [op deze weg onvermijdelijke] kruis niet draagt
en mij volgt op mijn weg,
kan onmogelijk mijn leerling zijn.
28 Want wie van jullie die een toren wil bouwen,
zal niet eerst er bij gaan zitten
om de kosten te berekenen
en te weten of hij hem wel zal kunnen afwerken?
29 Anders legt hij misschien het fundament,
maar is niet in staat het werk te voltooien,
en begint al wie dit ziet hem te bespotten:
30 “Die mens begon te bouwen,
maar was niet in staat het te voltooien!”
31 Of welke koning die ten strijde trekt tegen een andere koning,
zal niet eerst er bij gaan zitten
om te beraadslagen
of hij met tienduizend man in staat is
op te trekken tegen de twintigduizend die op hem af komen?
32 Anders zal hij, wanneer ze nog ver zijn,
een gezant uitsturen
en vragen naar de voorwaarden tot vrede.
33 Zo kan elk van jullie
die niet loskomt van alles wat hem toebehoort,
mijn leerling niet zijn.”
Vandaag het feest van de heilige Norbertus (stichter van de orde der Norbertijnen – oa. Tongerlo en Averbode). Hij was een knappe, populaire en zeer intelligente jongen. Zijn vele jeugdige vrienden hadden nooit kunnen vermoeden dat hun vrolijke en losbandig levende metgezel ooit een grote heilige zou worden! Hij kreeg dan ook veel tegenkanting, werd uitgelachen en als hypocriet bestempeld wanneer hij zijn leven over een totaal andere boeg gooit en priester wordt. Jaren neemt hij de tijd om zijn roeping uit te zuiveren en uit te diepen. Hij heeft het geweten: Jezus’ leerling worden, vraagt onderscheiding. Je gaat ook geen toren bouwen of ten strijde trekken zonder voorbereiding.
Norbertus maakte zich los van zijn rijkdom en zijn politieke macht en werd een rondtrekkend prediker en pelgrim. Hiermee gaat hij in op Jezus’ oproep om je los te maken van wat je bezit – ook van wat jou mentaal bezet – en los te komen van je ego om zo open te staan voor de werking van de Heilige Geest. Hij werd écht Jezus’ leerling en nam zijn kruis op. Hij sleurde het niet achter zich aan of zeulde het niet gewoon maar mee, maar nam heel bewust op wat het leven hem te dragen gaf, alles wat het leerling worden met zich meebracht. Hij heeft aan den lijve ervaren dat je kruis opnemen een eenzame weg is die niemand van jou kan overnemen.
Dus: bezin eer je begint! Het uitzuiveren van de eigen roeping vraagt tijd en die mogen we nemen ook!
Lc.1,39-56 (15/08/2023)
39 Kort daarop reisde Maria met haast
naar het bergland, naar een stad in Judea.
40 Ze ging het huis van Zacharias binnen
en begroette Elisabet.
41 Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde,
sprong het kind in haar schoot op
en Elisabet werd vervuld van heilige geest.
42 Ze riep uit:
“Gezegend ben jij onder de vrouwen
en gezegend de vrucht van jouw schoot!
43 Vanwaar valt mij dit toe
dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
44 Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam,
sprong het kind in mijn schoot op van uitbundige blijdschap.
45 Gezegend wie vertrouwde,
want wat haar vanwege de heer is gezegd
zal vervulling vinden.”
46 En Maria zong het uit:
“Mijn ziel maak groot de Heer,
47 uitbundig blij is mijn geest om God, mijn bevrijder,
48 want hij heeft omgezien
naar de kleinheid van zijn dienares.
Kijk! Vanaf nu zullen alle generaties mij gezegend noemen.
49 Want hij die geestkrachtig is,
deed grote dingen aan mij.
Heilig is zijn Naam!
50 Zijn barmhartigheid duurt over alle generaties
voor wie hem vreest.
51 Hij toont machtige daden
en slaat hoogmoedigen van hart uiteen;
52 machthebbers haalt hij neer van hun troon
en kleinen maakt hij groot;
53 hongerigen vervult hij met goede gaven
en rijken stuurt hij weg met lege handen.
54 Hij trekt zich Israël, zijn dienaar, aan,
her-innerend zijn tederheid
55 – zoals hij het gezegd had tegen onze vaders –
voor Abraham en voor alle generaties, tot in eeuwigheid.”
56 Maria bleef ongeveer drie maanden bij haar
en keerde dan naar huis terug.
Vandaag vieren we het hoogfeest van Maria. Een ferme madam is het. Regelmatig verschijnt dit stukje Evangelie in het rooster van het dagelijkse Evangelie en zo wordt Maria telkens weer in het daglicht geplaatst. Gelukkig denk ik dan, want op die manier wordt het voor mij alsmaar meer duidelijk dat deze vrouw leeft in elke vrouw, in elke mens
die om welke reden dan ook over het hoofd wordt gezien,
van wie niemand nog iets verwacht,
die durft te leven-IN-vertrouwen,
die zich nooit zal neerleggen bij onmacht, maar die de hoop wakker houdt - de hoop dat elke rafelrandmens, elke kromgebogen man of vrouw ooit rechtop zal lopen,
die weigert zich te laten verlammen door angst, maar rotsvast blijft geloven in dat woord: ‘vrees niet, in jou wil G-d iets nieuws beginnen’.
Ook wij kunnen ervoor kiezen om díe mensen te worden en zo net als Maria uit te groeien tot mensen vol van genade.