Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.18,1-8 (19/10/2025)

     Hij vertelde hen nog een gelijkenis,
       met het oog op dat het nodig is
       te blijven bidden en te volharden:
2      “In een stad was er een rechter
       die de vrees voor God
       en de bekommernis om mensen
       niet kende.
3      Nu was er in die stad een weduwe
       die telkens opnieuw naar hem toekwam:
       “Doe mij recht ten opzichte van mijn tegenpartij.”
4      Een tijdlang wilde hij niet,
       maar op den duur zei hij tegen zichzelf:
       “Ook al ken ik niet
       de vrees voor God
       en de bekommernis om mensen,
5      omdat die weduwe mij zo last berokkent,
       zal ik haar recht doen,
       anders komt ze mij nog in mijn gezicht slaan.”
6      Nu zei de Heer:
       “Hoor wat deze on-rechte rechter zegt!
7      Zal God dan geen recht doen
       aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen
       en lankmoedig naar hen luisteren?
8      Ik zeg jullie:
       Met haast zal hij hen recht doen!
       Maar als de mensenzoon zal komen,
       zal hij dan wel vertrouwen vinden op aarde?”

Dit keer noemt het Evangelie zelf rechtstreeks wat de bedoeling is van het verhaal dat Jezus vertelt, nl. “dat het nodig is te blijven bidden en te volharden.” Maar wat is dat, volhardend gebed? Hoe doe je dat?
Het verhaal van Jezus leert ons daar twee dingen over:
Ten eerste dat het gaat over een letterlijk herhalen. De vrouw kwam meerdere keren terug en moest daar dus wel wat tijd en moeite aan spenderen. Haar woorden zullen wel gevarieerd hebben, mogelijks ‘in alle toonaarden’ (kwaad, lief, smekend, eisend, …). Het gebed lijkt ‘vol’ te moeten zijn geweest om het ‘vervullend’ te laten worden.
Ten tweede lijkt het echter te gaan over iets wat het tegenovergestelde lijkt: de vrouw moet ‘leeg’ worden, haar kleinheid en afhankelijkheid erkennen. En dat is niet iets van vijf minuten tijdens haar gebed, maar een blijvende situatie. ‘Volhardend gebed’ is dan een ‘permanente staat’ van de erkenning G-ds barmhartigheid nódig te hebben.
Vol-ledigheid … We kunnen er alleen naar groeien door het te blijven doen …

Lc.13,22-30 (29/10/2025)

22    Verder onderweg naar Jeruzalem,
       trok Jezus door steden en dorpen en gaf daar onderricht.
23    Iemand vroeg hem:
       “Heer, zijn het er weinig die bezig zijn gered te worden?”
       Hij zei tegen allen:
24    “IJver ervoor om binnen te gaan door de nauwe deur,
       want ik zeg jullie:
       Velen zullen trachten er binnen te gaan,
       maar niet in staat zijn.

25    Wanneer de heer des huizes zal zijn opgestaan
       en de deur heeft gesloten,
       zullen jullie buiten staan en kloppen op de deur:
       “Heer, doe open voor ons!”
       Dan zal hij antwoorden:
       “Ik weet niet van waar jullie zijn.”
26    Dan zullen jullie zeggen:
       “In jouw bijzijn hebben wij gegeten en gedronken
       en in onze straten heb je onderricht gegeven.”
27    Maar hij zal antwoorden:
       “Ik weet niet van waar jullie zijn.
       Weg van mij! – die ongerechtigheid doen. [Ps.6,9]
28    Daar zal het weeklagen en tandenknarsen zijn,
       wanneer jullie Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten
       in het koninkrijk van God zien,
       terwijl jullie zelf buiten geworpen zijn.
29    Zíj zullen komen van oost en west, van noord en zuid,
       en zíj zullen aan tafel gaan in het koninkrijk van God.

30    Kijk! Er zijn laatsten die eersten zullen zijn,
       en eersten die laatsten zullen zijn.”

“In jouw bijzijn hebben wij gegeten en gedrongen, en in onze straten heb je onderricht gegeven.” … Zouden wij dat ook niet zeggen? “We kennen je toch, Jezus? Wij noemen ons christen, een volgeling van jou. We luisteren naar je verhalen en we vieren aan jouw tafel!”
Maar blijkbaar is dit voor Jezus niet genoeg! Blijkbaar is ‘alleen maar’ een naam niet genoeg, ‘alleen maar’ luisteren niet genoeg … Velen kunnen en zullen dit aanbrengen als argument om ‘gered te worden’, maar voor Jezus is het niet genoeg.
Voor Jezus moet er meer zijn dan ‘alleen maar’ een passieve houding. Hij daagt zijn leerlingen uit om veel actiever met dat leerlingschap bezig te zijn. Zo staat het er letterlijk: “Zijn ze bezig gered te worden!” en “IJver ervoor om binnen te gaan …”
We moeten blijkbaar niet alleen passief contact hebben met hem, maar ook in beweging komen naar hem toe. We kunnen dus nooit denken dat we er al zijn. Leerlingschap vraagt een permanent ‘op weg zijn’, een mee-trekken met Jezus naar ‘Jeruzalem’.

Lc.13,31-35 (30/10/2025)

31    Op datzelfde moment
       kwamen er enkele farizeeën tegen hem zeggen:
       “Trek van hier weg,
       want [de Joodse vazal-vorst] Herodes wil je doden.”
32    Maar hij zei tegen hen:
       “Ga weg en zeg tegen die vos:
       Kijk! Ik verdrijf demonen
       en volbreng genezing,
       vandaag en morgen,
       en op de derde dag zal ik zelf volbracht worden.
33    Daarom móet ik verder trekken,
       vandaag, morgen én de volgende dag,
       want het is ondenkbaar
       dat een profeet zou omkomen buiten Jeruzalem.”

34    “Jeruzalem, Jeruzalem!,
       dodende de profeten
       en stenigend wie tot jou gezonden zijn …
       Hoe dikwijls heb ik je kinderen willen verzamelen
       zoals een kloek haar broedsel onder haar vleugels,
       maar jullie hebben niet gewild …”

35    “Kijk! Jullie huis wordt leeg aan jullie overgelaten.
       Voorwaar, ik zeg jullie:
       Je zult mij niet zien tot de tijd komt dat je zegt:
       Gezegend wie komt in de naam van de Heer.”

Jezus nadert dus Jeruzalem, de plek waar in de Joodse geschiedenis alle grote ontwikkelingen zich afspeelden, zowel de religieuze als de politieke. Vaak waren die twee ook dooreen gemengd. Zoals hier! Waarom wou de Joodse vorst Herodes Jezus doden? Niet uit religieuze overwegingen, maar om zijn postje te redden. Hij mocht van de Romeinen daar immers alleen blijven zitten als hij ervoor kon zorgen dat er geen oproer kwam in het land.
Jezus echter ziet zijn rol duidelijk wél in religieuze zin. Hij stelt zichzelf hier onverholen in de lijn van de profeten, die mensen-van-God die hun mond niet hielden bij het zien van onrecht en religieuze verdwazing. Ook het feit dat hij specifiek naar Jeruzalem trekt, staat duidelijk in dat teken. Jeruzalem is de stad die G-ds profeten doodt!
Zowel vanuit politieke als vanuit religieuze hoek wordt Jezus’ leven dus bedreigd. Toch gaat hij verder, omdat dat ‘moet’, omdat het zijn roeping en zending is, omdat het het consequente spoor van G-ds liefde is.
Zal ik meegaan naar Jeruzalem?

Lc.14,1-6 (31/10/2025)

1 Het gebeurde eens
dat Jezus te gast was voor de maaltijd op sabbat
in het huis van een overste van de farizeeën
en zij hielden hem in de gaten.
2 Kijk! Iemand met oedeem stond voor hem.
3 Jezus reageerde door aan de wetgeleerden en farizeeën te vragen:
“Is het geoorloofd op sabbat te genezen, of niet?”
4 Maar zij hielden zich stil.
Jezus nam de man bij de hand,
genas hem en liet hem gaan.
5 En tegen hen zei hij:
“Wie van jullie zal,
als je zoon of je os in een put valt,
hem niet onmiddellijk er uit trekken,
ook op de sabbat?”
6 Ze waren niet in staat
hier iets tegenin te brengen.

Weeral eens van alle tijden lijkt het te zijn dat mensen alle gevoel voor gewoon gezond verstand kwijt lijken te zijn, en dat gebeurt zowel in de religieuze sfeer als in de maatschappelijke. Iemand genezen kan niet, gastmalen houden blijkbaar wel (en wie moet die dan klaarmaken?). Geplogenheden navolgen moet, een individuele uitzondering maken kan niet, …
Voor Jezus is er niets wat de bevrijdende zorg voor mensen in de weg kan staan. Niets staat hoger dan de attentvolle aandacht voor de mens – want dat is juist G-ds waar-merk! (Kern van het ‘verhaal’ van het volk Gods is: “Ik heb het lijden van mijn volk gehóord!” Ex.3,6)
Nochtans wéten ze het. Bij de vergelijking met de zoon of de os begrijpen ze maar al te goed waar het over gaat. Maar wie durft op te staan en het ook zo te dóen?
Ik?

1Kor.15,35-49 (2/11/2025)

Nu zou iemand kunnen vragen: “Maar hoe worden de doden opgewekt? Met wat voor lichaam komen ze tot leven?”
Dwaas die je bent! Als je iets zaait, moet dat eerst sterven voordat het tot leven kan komen. En wat je zaait heeft nog niet de vorm die het later krijgt; het is nog maar een naakte korrel, een graankorrel of misschien iets anders. God geeft daaraan de vorm die Hij heeft vastgesteld, en Hij geeft elke zaadkorrel zijn eigen vorm.
Elk aards lichaam is anders; het lichaam van een mens is enig in zijn soort, dat van een dier eveneens, dat van een vogel ook, en ook dat van een vis. Er zijn lichamen aan de hemel en lichamen op aarde, maar de schittering van een hemellichaam is anders dan die van een aards lichaam. De zon heeft een andere schittering dan de maan, de maan weer een andere dan de sterren, en de sterren onderling verschillen ook in schittering.
Zo zal het ook zijn wanneer de doden opstaan. Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt, wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt. Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt.
Wanneer er een aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam. Zo staat er ook geschreven: “De eerste mens, adam, werd een levend, aards wezen.” Maar de laatste adam werd een levendmakende geest. Niet het geestelijke is er als eerste, maar het aardse; pas daarna komt het geestelijke. De eerste mens kwam voort uit het stof, uit de aarde, de tweede mens is hemels. Ieder aards mens is als de eerste mens, ieder hemels mens is als de tweede.
Zoals we nu de gestalte van de mens uit het stof hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben.

(De zondagslezing vervalt voor de Viering van Allerzielen. Daarvoor kan gekozen worden uit de lezingen voor de Uitvaartliturgie. Uitzonderlijk hier dus eens géén Evangelie, maar een uitermate belangrijke tekst van Paulus, waar het gaat over ‘de opstanding van de doden’.
Lees en herlees …)

Lc.14,12-14 (3/11/2025)

12    En tegen degene die hem had uitgenodigd, zei Jezus:
       “Wanneer je een gastmaal inricht,
       nodig dan niet je vrienden of broers uit,
       ook niet je verwanten of rijke buren,
       want zij kunnen op hun beurt jou uitnodigen
       en zo krijg je terugbetaling.
13    Maar als je een gastmaal inricht,
       nodig dan armen, gebrekkigen, lammen en blinden uit.
14    Gezegend zul je zijn!,
       want zij hebben niets om je terug te geven.
       Het zal je teruggegeven worden
       in de opstanding van de rechtvaardigen.

Dit Evangelie behoeft geen uitleg. Het is zo duidelijk als wat! Er valt niets over te zeggen; het valt alleen te doen.
Vooraf even denken kan helpen: over niet zovele weken is het alweer Kerstdag. Met wie zal ik dat vieren? Wie zal ik uitnodigen?
Wie het moeilijk vindt dat te organiseren voor ‘mensen van de hoeken van de straten’, kan dat samen met het Onderweghuis komen doen: Kerst-Vieren, 25 december, 11u30-15u00 in de kerk van Hulshout.
Maar je kunt ze natuurlijk ook bij jou thuis uitnodigen … Wat een mooie Kerst zou dat niet zijn …