Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.9,28b-36 (6/08/2025)

28    Zo’n acht dagen hierna gebeurde het
       dat Jezus Petrus, Johannes en Jakobus meenam
       en de berg opging om te bidden.
29    In het bidden gebeurde het:
       het beeld [/de aanblik] van zijn gelaat veranderde
       en zijn kleding werd stralend wit.
30    Kijk! Twee mannen spraken met hem.
       Het waren Mozes en Elia,
31    die in grootsheid verschenen.
       Zij spraken over zijn uittocht
      [exodon: uittocht – hier: sterven – met de implicatie van doortocht én intocht]
       die hij moest volbrengen in Jeruzalem.
32    Petrus en degenen die bij hem waren,
       waren ondertussen overmand door de slaap.
       Nu klaarwakker geworden, zagen zij zijn grootsheid
       en de twee mannen die bij hem waren.
33    Toen die aanstalten maakten om van hem weg te gaan,
       zei Petrus tegen Jezus:
       “Meester, het is goed dat wij hier zijn!
       Laten wij drie tenten maken:
       één voor jou, één voor Mozes en één voor Elia”,
       niet wetend wat hij zei.
34    Terwijl hij dit zei,
       ontstond er een wolk die hen [allen] overschaduwde.
       Ze [de leerlingen] werden bevreesd toen zij [Jezus, Mozes en Elia] de wolk binnengingen.
35    Er kwam een stem uit de wolk:
       “Dit is mijn daad-werkelijk geliefde zoon.
       Luister naar hem.”
36    Toen de stem verstilde vonden ze Jezus daar alleen.
       Zij zwegen en vertelden in die dagen aan niemand iets
       van wat ze gezien hadden.

Wat in dit Evangelie beschreven wordt, is niet wat de leerlingen zíen, maar wat ze ínzien! Het staat er letterlijk: “Ín het bidden gebeurde het …” Je zou van een ‘visioen’ kunnen spreken. Een visioen is geen droombeeld zoals je ’s nachts kunt hebben, maar ook geen uiterlijk zien. Waarachtige visioenen zijn overigens niet te herkennen aan wat ze precies beschrijven, maar aan wat ze bewerkstelligen.
En dit ‘gebed’ van de leerlingen bewerkstelligt heel wat! Het doet hen zó ínzien wie Jezus werkelijk is én dat zij in die lijn met hem mogen meegaan, dat ze ‘luisteraars’ worden, verstilde verkondigers van G-ds daad-werkelijke liefde. Het duurt enige tijd eer dat gebeurt. Ze hebben tijd nodig eer dit krachtige gebeuren helemaal tot hen doordringt. Maar dan baant het zich onstuitbaar een weg doorheen de tijden.
Tot het ook óns bereikt met de uitnodiging: bid, zie, zie in, verstil, luister, verkondig … alles gaat over daad-werkelijke liefde.

Lc.4,16-30 (1/09/2025)

16    Ook kwam hij in Nazaret, waar hij was opgegroeid.
       Zoals hij gewoon was,
       ging hij op de dag van de sabbat
       binnen in het huis van samenkomst.
       Hij stond op om voor te lezen
17    en men gaf hem een boekrol van de profeet Jesaja.
       Hij opende de boekrol
       en vond de plaats waar geschreven staat:

18    De geest van de Heer is over mij gekomen –
       hij heeft mij gezalfd,
       om de bevrijdende boodschap te verkondigen
       aan wie zich arm weten.
       Hij heeft mij gezonden
       om wie gebroken is te genezen,
       om wie gevangen zit vrijlating te melden,
       om wie blind is het zicht terug te geven,
       om wie verdrukt wordt te bevrijden;
19    om af te kondigen
       een genadejaar van de Heer. [Jes.61,1-2]

20    Hij rolde het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar
       en ging zitten.
       De ogen van allen in het huis van samenkomst
       waren aandachtig op hem gericht.
21    Hij begon nu tegen hen te spreken:
       “Vandaag
       is voor jullie oren
       dit Schriftwoord in vervulling gegaan!”
22    Allen vielen hem bij en verwonderden zich
       over de woorden van genade die uit zijn mond kwamen,
       en ze zeiden:
       “Is dat niet de zoon van Jozef?”

23    Hij zei tegen hen:
       “Natuurlijk zullen jullie mij de spreuk voorhouden:
       Geneesheer, heel jezelf!
       Al die dingen die in Kafarnaüm gebeurd zijn
       – naar wij gehoord hebben –
       doe ze ook eens hier in je vaderstad.
24    Daarop zei hij:
       “Zeker, ik zeg jullie
       dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad.
25    Naar waarheid zeg ik jullie:
       In de dagen van [de profeet] Elia
       waren er veel weduwen in Israël
       toen de hemel gedurende drieëneenhalf jaar gesloten bleef
       zodat er grote hongersnood kwam over heel het land.
26    Toch werd Elia naar geen van hen gezonden
       [om haar te redden van de hongerdood – 1 Kon.17]
       maar naar een weduwe in Sarepta bij Sidon [= buiten Israël].
27    En ten tijde van de profeet Elisa
       waren er veel melaatsen in Israël.
       Toch werd geen enkele van hen gereinigd
       maar wel de Syriër [= buitenlander] Naäman.”
28    Allen die in de samenkomst [synagoge] waren
       en dit hoorden
       raakten overvol woede.
29    Ze stonden op en wierpen hem buiten de stad.
       Ze dreven hem naar de rand van de berg
       waarop hun stad gebouwd was,
       om hem van de steilte te gooien.
30    Maar hij ging midden tussen hen door
       en trok weg.

Het Griekse woord dat met gezag is vertaald, betekent heel letterlijk ‘vanuit zijn wezen’. Dat is onvergelijkbaar met gezag dat jou verleend wordt omdat je toevallig een bepaald beroep hebt. Nee, hier is iets anders aan de hand en de omstanders voelen dat haarfijn aan. Jezus spreekt vanuit zijn wezen. Hij legt de Schiften uit met hart en ziel, hij is er met huid en haar bij betrokken. Zijn hele geschiedenis, zijn hele identiteit, de hele mens die hij is – van dááruit komt zijn uitleg. De toehoorders voelen dat ze niet alleen woorden horen, maar dat hier een gehele mens zich geeft. Hij is niet bang om zichzelf te laten zien, om zijn wezen te laten meeklinken in wat hij zegt. Hij is een mens voor wie ‘kind van G-d zijn’ een levende werkelijkheid is. Zó een mens spreekt hier. Vanuit zijn wezen spreekt hij. En feilloos voelen de inwoners van Kafarnaüm aan dat ze hier iets wezen-lijks horen. Maar, wanneer dit alles doordringt, wordt het confronterend en worden ze woedend. Jezus laat zich hierdoor niet van de wijs brengen. Hij gaat midden tussen hen door en trekt weg.

Lc.6,1-5 (6/09/2025)

     Het gebeurde eens dat Jezus op een sabbat
       door de velden liep.
       Zijn leerlingen plukten aren en aten die op
       door ze met hun handen stuk te wrijven.
     Enkele van de farizeeën nu zeiden tegen hen:
       “Waarom doen jullie iets wat niet toegestaan is op sabbat?”
     Jezus antwoordde hen:
       “Hebben jullie dan niet gelezen wat David deed,
       toen hij en zijn metgezellen honger leden?
     Hoe hij het huis van God is binnengegaan
       en de toonbroden nam en opat
       en die ook aan zijn metgezellen gaf, [1Sam.21,1-6]
       terwijl die niet mogen gegeten worden,
       behalve enkel door de priesters?” [Lev.24,5-9]
     En hij zei hun:
       “De mensenzoon is de heer van de sabbat.”

Deze passage heeft voor mij altijd iets prettig aardigs, zij het ook tragisch. Wie van ons heeft nooit eens zoals die apostelen gedaan? Wellicht waren we nog kind – en misschien moet je een beetje kind zijn (of “opnieuw worden als de kinderen”) om zo die graankorrels tussen je handen open te wrijven.
Maar de farizeeën verdragen het niet. Waarom toch? Ze zullen antwoorden dat het ‘tegen de regels’ is omdat het ‘werken’ is, en dat mag niet op sabbat. Maar zou het niet veeleer zijn omdat ze zo moeilijk “opnieuw worden als de kinderen”?
Het graan is ondertussen van de velden gehaald, maar het weekend wordt wel mooi. Door welke regels (in mijn hoofd) zal ik mij laten tegenhouden om het kind in mij naar buiten te laten komen? Of zal ik mij ‘kind van G-d’ weten en in die vrijheid doen wat heer-lijk is?

Lc.1,26-38 (8/12/2020)

In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd, n
aar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk!
Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David.
Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?”
De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God. Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen. Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.

Met enkele zinnen schrijft Lucas over de overrompelende ervaring van de nieuwe start die G-d – in Jezus – met de mensen begonnen is.
Een engel klopt aan bij Maria met een indringende boodschap. Zij antwoordt bevestigend. Haar antwoord is echter geen passief ja,
dat zou haar reduceren tot een instrument. Het is een ‘ja’ als resultaat van een bewuste levenshouding. Een levenshouding – en dus ook haar antwoord –
die haar tot in het diepst van haar wezen verbindt aan wat (aan wie) haar overkwam.
Daarbij beschrijft Lucas zijn beeld van een diep gelovige vrouw: Maria. Het is een wijze, volwassen vrouw die zichzelf blijft, in vrijheid handelt,
kritische vragen stelt maar zich dan vrijwillig en bewust, helemaal overgeeft aan hem die haar roept : ‘moge met mij gebeuren naar jouw woord’.
Een vrouw die het aandurft om er volledig voor te gaan.
Lucas zegt niet alleen iets over Maria maar evenzeer iets over G-d. Hij laat zich kennen als een G-d die een voorkeur heeft
voor het gewone, het kleine, het onaanzienlijke. Een G-d die bevrijding en gerechtigheid wil. Meer nog: Hij wíl dat niet alleen,
hij doet het ook via Maria en via allen – mannen en vrouwen – die, zoals zij, geloven in de kracht van Zijn heilige Geest. Mag/kan het ook via jou en mij?

Lc.4,16-30 (30/08/2021)

Jezus kwam in Nazaret, waar hij was opgegroeid. Zoals hij gewoon was, ging hij op de dag van de
sabbat binnen in het huis van samenkomst. Hij stond op om voor te lezen en men gaf hem een boekrol van de profeet Jesaja. Hij opende de boekrol en vond de plaats waar geschreven staat:
De geest van de Heer is over mij gekomen –
hij heeft mij gezalfd,
om de bevrijdende boodschap te verkondigen
aan wie zich arm weten.
Hij heeft mij gezonden
om wie gebroken is te genezen,
om wie gevangen zit vrijlating te melden,
om wie blind is het zicht terug te geven,
om wie verdrukt wordt te bevrijden;
om af te kondigen
een genadejaar van de Heer. [Jes.61,1-2]
Hij rolde het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. De ogen van allen in het huis van samenkomst waren aandachtig op hem gericht. Hij begon nu tegen hen te spreken:
“Vandaag
is voor jullie oren dit Schriftwoord in vervulling gegaan!”
Allen vielen hem bij en verwonderden zich over de woorden van genade die uit zijn mond kwamen,
en ze zeiden: “Is dat niet de zoon van Jozef?” Hij zei tegen hen: “Natuurlijk zullen jullie mij de spreuk voorhouden: Geneesheer, heel jezelf! Al die dingen die in Kafarnaüm gebeurd zijn – naar wij gehoord hebben – doe ze ook eens hier in je vaderstad. Daarop zei hij: “Zeker, ik zeg jullie
dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. Naar waarheid zeg ik jullie: In de dagen van [de profeet] Elia waren er veel weduwen in Israël toen de hemel gedurende drieëneenhalf jaar gesloten bleef zodat er grote hongersnood kwam over heel het land. Toch werd Elia naar geen van hen gezonden [om haar te redden van de hongerdood – 1 Kon.17] maar naar een weduwe is Sarepta bij Sidon [= buiten Israël]. En ten tijde van de profeet Elisa waren er veel melaatsen in Israël. Toch werd geen enkele van hen gereinigd maar wel de Syriër [= buitenlander] Naäman.”
Allen die in de samenkomst [synagoge] waren en dit hoorden raakten overvol woede. Ze stonden op en wierpen hem buiten de stad. Ze dreven hem naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem van de steilte te gooien. Maar hij ging midden tussen hen door en trok weg.

Jezus, wanneer hij wil aangeven wat de kern van zijn boodschap is (die overigens vandáág – dat woord staat er met veel nadruk – in vervulling gaat), haalt daarvoor een citaat aan uit de profeet Jesaja (van ruim 500 jaar vroeger dus).
En wat zegt dat?
De bevrijdende boodschap zal verkondigd worden aan wie zich arm weten! Hij zal de gebrokenen genezen! Enzovoort…
Vind jij dat normaal? Onze oren zijn wellicht té gewoon geraakt dat te horen, maar het is volstrekt ábnormaal wat Jezus hier verkondigt. Als je dat niet gelooft, kijk dan ‘gewoon’ even om je heen in de alledaagse maatschappij. Zijn het de armen die een bevrijdende boodschap krijgen? Zijn het de gebrokenen die groot worden?
G-dgerichte mensen zijn – en móeten zijn – mensen die tegen alles in het ‘abnormale’ blijven verkondigen, verdedigen en dóen – ook al zullen we daarvoor ongetwijfeld als ‘abnormaal’ versleten worden, mogelijks zelfs gesmaad en verworpen.
Er is werk aan de winkel in onze huidige maatschappij! Daar moeten we dus vandáág aan beginnen!

 

Lc.4,1-13 (6/03/2022) 

Nu vervuld van heilige geest-adem, keerde Jezus terug van de Jordaan [na zijn doop] en in die geest-adem werd hij tot in de woestijn geleid. Veertig dagen werd hij beproefd door de uiteendrijver [splitser, diabolos]. Hij at niets in die dagen en toen ze voleindigd waren, was hij uitgehongerd.
Nu zei de uiteendrijver tegen hem: “Als jij de zoon van God bent, zeg dan aan die steen dat hij een brood moet worden.” Maar Jezus antwoordde hem: “Er staat geschreven: Niet van brood alleen zal de mens leven!” [Deut.8,3]
Toen voerde de uiteendrijver hem mee naar een hoge berg en toonde hem in een ogenblik
alle koninkrijken van de wereld. En hij zei tegen hem: “Aan jóu zal ik heel die macht en glorie geven – want die is aan mij overgedragen en ik geef ze aan wie ik wil. Als je je neerbuigt voor mijn aanschijn, dan zal dit alles van jou zijn.” Maar Jezus antwoordde hem: “Er staat geschreven: Je zult je neerbuigen voor je Heer God en hem alleen zul je dienen.” [Deut.6,13]
Nu voerde hij Jezus naar Jeruzalem, liet hem op de dakrand van het heiligdom staan en zei: “Als jij de zoon van God bent, werp dan jezelf naar beneden. Want er staat geschreven: Want Hij geeft zijn engelen opdracht je op al je wegen te bewaren. Hun handen zullen je dragen zodat je je voet niet stoot aan een steen. [Ps.91,11-12] Maar Jezus antwoordde hem:
“Er is gezegd: Je zult de Heer je God niet op de proef stellen.” [Deut.6,16]
Toen hij alle beproevingen vervuld had, nam de uiteendrijver afstand van hem tot op een gunstige tijd.

Aan het begin van de veertig dagen trekt Jezus de woestijn in waar hij met zichzelf alleen is, van G-d en mensen verlaten, maar met de duivel op zijn hielen. Je komt nooit los van je gedachten, je angsten en complexen – maar je kunt er wel mee leren omgaan. De ervaring van de woestijn is dat je kracht in de zwakheid ligt, dat je kunt overleven, niet door te vluchten, maar door vol te houden. Je kunt op G-d vertrouwen, die er is, juist in de weerloosheid. Hij die er is, juist in de verlatenheid, in de ervaring van schraalheid en verstilde soberheid. Alle situaties in ons leven die ‘woestijn-achtig’ zijn – als je leven onder druk staat, als je de grip kwijt raakt, als je je verloren en verlaten voelt, als je je teruggeworpen op jezelf, als je de erosie voelt, de kaalslag – al die situaties kunnen een onvermoede bron van kracht worden. Juist in de woestijn, aan de rand van het leven, komt het erop aan en val je terug op door wie je je laat dragen: G-d of de duivel?