Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Wil je graag het evangeliecommentaar dagelijks in je mailbox? Schrijf je dan in op onze dagelijkse nieuwsbrief onderaan de homepagina.
Dinsdag (20/05/2025)
Joh.14,27-31a
27 Vrede laat ik jullie na.
Míjn vrede geef ik jullie, niet zoals de wereld die geeft.
Ik geef haar jullie,
laat je hart dus niet verontrust raken
en wees niet bang!
28 Je heb gehoord dat ik jullie zei:
Ik ga heen en kom naar jullie terug.
Als je mij daad-werkelijk zou liefhebben,
zou je verheugd zijn dat ik naar de Vader ga,
want de Vader is groter dan ik.
29 En ik zeg jullie dit vóór het gebeurt,
opdat wanneer het gebeurt, je zou vertrouwen.
30 Veel zal ik met jullie niet meer kunnen bespreken,
want de heerser van deze wereld komt.
Hij heeft geen macht over mij,
31 maar zo zal de wereld leren kennen
dat ik de Vader liefheb
en handel zoals de Vader mij gewezen heeft.
Je zou wat jaloers kunnen raken op de innerlijke vrede die Jezus lijkt gehad te hebben! Zeker in het Johannes-evangelie is die goed voelbaar. Enerzijds klinkt daarin vaak sterk dat soevereine gevoel alsof hij boven de soms toch wel harde omstandigheden van zijn leven staat, én anderzijds klinkt al even duidelijk de krachtbron daarvoor, nl. zijn verbondenheid met zijn Vader. Blijkbaar is die verbondenheid zijn ‘geheim’ – waarover hij overigens geen geheim maakt! – om die innerlijke vrede te kunnen bewaren en beleven.
En jaloers zijn hoeft niet!, want hij houdt die vrede niet voor zich alleen. Hij reikt ze ook aan ons aan: “Ik geef haar jullie, laat je hart dus niet verontrust raken en wees niet bang!” Het is een zin die we elke dag zouden moeten herhalen. Ook wij kunnen in die innerlijke vrede leven, als wij maar leven in verbondenheid met G-d! De – soms moeilijke – omstandigheden van ons leven zullen daarmee niet ‘weg’ zijn, maar we zullen ze wel zonder angst tegemoet kunnen treden. En dat is: Léven-IN-vertrouwen …
Maandag (19/05/2025)
Joh.14,21-26
21 Wie mijn wijzingen waar maakt,
die is het die mij daad-werkelijk liefheeft.
En wie mij daad-werkelijk liefheeft,
hem(/haar) zal mijn Vader daad-werkelijk liefhebben.
En ik zal hem daad-werkelijk liehebben
en mijzelf aan hem openbaren.
22 Judas, niet die van Keriot, vroeg hem:
“Heer, hoe komt het dat je je wel aan ons zult openbaren
en niet aan de wereld?”
23 Jezus antwoordde hem:
“Als iemand mij liefheeft,
zal hij mijn woord be-waren [= vasthouden door waar te maken]
en mijn Vader zal hem liefhebben,
en wij zullen bij hem komen en ons verblijf bij hem maken.
24 Wie mij niet liefheeft,
maakt mijn woorden niet waar.
En het woord dat je hoort, is niet míjn woord,
maar dat van mijn Vader, door wie ik gezonden ben.
25 Deze dingen heb ik tegen jullie gezegd
terwijl ik bij jullie verbleef.
26 Later zal de medestander,
de heilige Geest die de Vader zal zenden in mijn naam,
jullie alles leren
en in her-innering brengen wat ik tegen jullie heb gezegd.
De uitdrukking ‘daad-werkelijk liefhebben’ is een poging om het op en top Bijbels-Griekse woord ‘agapè’ weer te geven.
Als we alleen maar met ‘liefde’ zouden vertalen, lopen we het risico dat woord nogal hedendaags in te vullen (of zeg maar: leeg te laten). Dan wordt het iets romantisch-emotioneel, met het risico wat oppervlakkig en soms zelfs plakkerig te worden. Wij hebben de neiging ‘liefde’ te beperken tot degene met wie wij ‘een klik’ hebben.
Bijbelse liefde – agapè – daarentegen is diep en ruim: ze omvat álle mensen, niet enkel diegene die ik … graag heb. En dat is omdat de agapè een afstraling is van G-ds liefde voor de mens – álle mensen dus.
Bijbelse liefde is niet alleen diep en ruim, ze verwerkelijkt zich ook in daden. Het is geen ‘vroom idee’ of een ‘zalig gevoel’. Ze steekt de handen uit de mouwen, maakt de handen vuil als het moet, om de ander daad-werkelijk tegemoet te gaan.
De Bijbelse agapè ten slotte werd gesymboliseerd in het vriendenmaal: dat is géén maaltijd ‘onder vrienden’, maar een maaltijd waar állen welkom zijn en daardoor mijn vrienden wórden! Zó vierden de eerste Christenen … Eucharistie!
Zondag (18/05/2025) – 5de Paaszondag
Joh.13,31-33a.34-35
31 Toen hij [Judas] was weggegaan, zei Jezus:
“Nu komt de grootheid van de mensenzoon aan het licht,
en in hem de grootheid van God.
32 Als Gods grootheid in hem aan het licht komt,
zal God ook hem in die grootheid laten delen,
en wel onmiddellijk.
33 Kinderen, nog maar een korte tijd ben ik bij jullie.
Je zult mij zoeken,
maar zoals ik al zei tegen de Joden
‘waarheen ik ga, kunnen jullie niet komen’,
zo zeg ik het nu ook tegen jullie.”
34 Ik geef jullie een nieuw gebod:
Heb elkaar daad-werkelijk lief.
Als [= zoals + omdat] ik jullie heb liefgehad,
heb ook elkaar lief.
35 Hieraan zullen allen herkennen dat je mijn leerling bent:
als je elkaar daad-werkelijk liefhebt.”
Het lijkt erop dat de evangelist Johannes, anders dan de andere drie evangelisten, een heel grootse en verheven Jezus schetst. Johannes doet dat op veel plaatsen in zijn evangelie, maar hier wel heel nadrukkelijk, zó nadrukkelijk dat het ons zelfs wat kan doen huiveren, misschien zelfs afstoten!
Maar lees even verder! Jezus beseft zelf dat wij, mensen, dat niet zomaar kunnen volgen. Daarvoor zijn wij nu nog te klein. En daarom wijst hij ons – voor nú – een weg die, bijna als contrast, verbluffend eenvoudig is: “Heb elkaar daad-werkelijk lief.”
Maar is dat wel zo’n contrast? Bestaat de grootste verhevenheid niet net in het eenvoudig dienstbaar je mede-mens daad-werkelijk lief te hebben? Voor Jezus in elk geval wel … Dus zullen zijn leerlingen dááraan te herkennen zijn – niet aan het ‘van buiten opzeggen van een leer’!
Zaterdag (17/05/2025)
Joh.14,6-14
6 Jezus antwoordde hem:
“Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Niemand komt tot de Vader tenzij door mij.
7 Als je mij zou leren kennen,
zou je ook mijn Vader leren kennen.
Vanaf nu ken je hem; je hebt hem gezien!”
8 Filippus zei:
“Heer, toon ons de Vader,
dat is ons genoeg!” [Ps.23,2]
9 Jezus antwoordde hem:
“Je bent nu al zo lang bij mij
en je hebt hem niet leren kennen, Filippus?
Wie mij heeft gezien,
heeft de Vader gezien.
Hoe kun je dan zeggen: Toon ons de Vader?!
10 Geloof je niet dat ik in de Vader ben
en de Vader in mij is?
De woorden die ik tegen jullie spreek,
spreek ik niet uit mezelf.
Het is de Vader – die in mij verblijft – die zijn werken doet.
11 Geloof mij
dat ik in de Vader ben
en de Vader in mij
– en zo niet, geloof het dan vanwege de werken zelf.
12 Amen, amen, ik zeg jullie:
Wie vertrouwt in mij
zal de werken die ik doe, ook doen
– en nog grotere dan deze,
omdat ik naar mijn Vader ga.
13 Wat je ook zult vragen in mijn naam,
ik zal het doen,
opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt zou worden.
14 Als je dus iets vraagt in mijn naam,
ik, ik zal het doen!
Zou ík, net als Filippus, zeggen: “Heer, toon mij de Vader, dat is mij genoeg.”? Ben ik er zó mee bezig mijn leven helemaal en exclusief op G-d te richten, dat dit mijn voornaamste vraag aan Jezus is? Krijgt G-d werkelijk de absoluut eerst plaats in mijn leven?
En mag Jezus mij dan zeggen: “Hoezo, je kent hem nog niet? Ik ben toch de weg, de waarheid en het leven? Als je mij daad-werkelijk volgt, kom je toch bij hem uit?”
Ik stel deze vragen niet om mezelf al te scherp kritisch te veroordelen. Nee, ik kom er vaak niet toe helemaal in dat geloof/vertrouwen te leven. Liever volg ik mijn éigen weg, mijn éigen waarheid en zal ik wel mijn eigen leven maken. Maar dan moet ik natuurlijk niet verwonderd zijn dat ik niet bij G-d uitkom. Jezus wist blijkbaar wel dat het ‘des mensen’ is … niet G-d te zijn, en dat ze misschien wel naar hem verlangen, maar er o zo moeizaam ook echt voor kiezen.
Waar we hier of daar er wel in slagen ons daad-werkelijk door hem te laten leiden, zullen we verwonderd staan over de ‘grote werken’ die G-d, doorheen óns leven, tot stand brengt!
Vrijdag (16/05/2025)
Joh.14,1-6
1 “Laat je hart niet verontrust raken.
Jullie vertrouwen in God,
vertrouw ook in mij.
2 In het huis van mijn Vader
zijn er veel verblijfplaatsen.
Als dat niet zo was,
zou ik het jullie gezegd hebben.
Ik ga heen om een plaats voor jullie te bereiden.
3 En als ik ben heengegaan en voor jullie een plaats heb bereid,
kom ik terug
en neem jullie op bij mij,
zodat jullie ook zijn waar ik ben.
4 Waar ik heenga
en de weg erheen,
kennen jullie.
5 Tomas zei:
“Heer, wij weten níet waar je heengaat,
hoe kunnen we dan de weg kennen?”
6 Jezus antwoordde hem:
“Ik ben de weg, de waarheid en het leven.
Niemand komt tot de Vader
tenzij door mij.”
Het zou toch simpel kunnen zijn! Als wij nu eens de moed hadden onze eigengereidheid en gemakzucht af te leggen en gewoon dóen wat wij zeggen, nl. Jezus daad-werkelijk volgen … Als Jezus “de weg, de waarheid en het leven is” – wat wij toch met de mond belijden? – dan is meegaan met hem vanzelfsprekend toch de beste manier om tot het diepst vervullende leven – het volle, ‘eeuwige’ leven – te komen?! Als wij zelf denken het beter te weten, dan komen we misschien(?) wel ergens, maar ook bij dat diepst vervullende?
Natuurlijk reageren wij zoals Tomas: “Ja, maar … als we Jezus zomaar volgen, weten we niet waar dat heen gaat!” Nee, dat klopt. Het vraagt een loslaten van het éigen idee, om te vertrouwen in “de weg, de waarheid en het leven”. Dat kan lastig lijken – is het vaak ook wel –, maar dat eigengereid leven, levert dat geen “onrustig hart” op? Durf maar even in dat hart te kijken …