Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.5,1-11 (4/09/2025)
1 Op een keer drong de menigte rondom hem
om het woord van God te horen.
Hij was toen bij het meer van Gennesaret [= meer van Galilea].
2 Hij zag twee boten aan de oever liggen.
De vissers waren eruit gestapt
en spoelden hun netten.
3 Hij stapte in één van de boten
– het was die van Simon –
en vroeg hem een eindje van het land af te varen.
Hij ging zitten en onderrichtte de menigte vanuit de boot.
4 Toen hij ophield te spreken, zei hij tegen Simon:
“Vaar naar het diepe
en gooi daar jullie netten uit om iets te vangen.”
5 Simon antwoordde hem:
“Meester, de hele nacht door hebben wij gezwoegd
en hebben niets gevangen,
maar op jouw woord zal ik het net uitwerpen.”
6 Ze deden dit en vingen zo’n massa vissen
dat hun netten ervan dreigden te scheuren.
7 Ze wenkten hun maats in de andere boot
om de vangst mee op te trekken.
Die kwamen en vulden beide boten tot zinkens toe.
8 Toen hij dit zag,
viel Simon Petrus bij Jezus’ knieën neer en zei:
“Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig man!”
9 Want verbazing beving hem
en al de mannen die bij hem waren,
over de visvangst die ze hadden samengebracht.
10 Zo ook Jakobus en Johannes, de zonen van zebedeus,
de metgezellen van Simon.
En Jezus zei tegen Simon: “Wees niet bang!
Vanaf nu zul je mensen vangen en het leven schenken.”
11 Ze brachten de boten aan land,
verlieten alles en volgden hem.
“Jezus volgen.” We zeggen dat we dat willen – of althans willen proberen. Maar we vinden het vaak moeilijk, of weten gewoon niet hóe. Nochtans lijkt het volgens deze passage ‘simpel’.
De mensen willen G-ds Woord horen. Simon en de andere vissers willen dat ook: ze blijven in de buurt en lenen hun boten uit. Wij bevinden ons onder hen. We willen G-ds Woord horen. Maar wát ze/we horen is anders dan ze/we verwachten, meer nog, het is tegendraads, ongerijmd, dwaas in de ogen van wie weet hoe hij zijn werk moet doen!
En hoe reageert de ‘volgeling’ daarop? Een beetje tegenpruttelen vanuit op zich logische en dus geldige argumenten, en … het dan toch maar doen, dat dwaze woord! En waar ze/we dat daad-werkelijk doen, stellen ze/we vast dat het niet het Woord is dat dwaas is, maar zij/wijzelf met onze eigengereide ideeën.
De volgeling moet dus met enig lef – en vooral met heel veel vertrouwen, hoe vermetel ook – ingaan op het Woord: “Wees niet bang!”