Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.16,13-23 (7/08/2025)

13    Nu kwam Jezus in de streek van Caesarea Filippi [noord-Israël].
       Hij vroeg aan zijn leerlingen:
       “Wie zeggen de mensen dat de mensenzoon is?”
14    Ze antwoordden:
       “Sommigen zeggen Johannes de doper, anderen Elia,
       en nog anderen Jeremia of één van de profeten.
15    Nu zei hij tegen hen:
       “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
16    Simon Petrus antwoordde:
       “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah],
       de zoon van de levende God!”
17    Jezus zei nu tegen hem:
       “Gezegend [vooruit ermee!] ben jij, Simon Barjona [zoon van Jona],
       want niet vlees en bloed hebben dit geopenbaard aan jou,
       maar mijn Vader in de hemelen.
18    En ik zeg jou dat jij een rots [petros] bent,
       en op deze rots zal ik mijn gemeenschap bouwen
       en de poorten van het dodenrijk zullen haar niet te sterk zijn.
19    En ik zal je de sleutels geven van het koningschap der hemelen.
       Wat je zult binden op de aarde,
       zal gebonden zijn in de hemelen,
       en wat je zult vrij maken op de aarde,
       zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.”
20    Daarop verbood hij zijn leerlingen
       aan iemand te zeggen dat hij de Gezalfde was.
21    Vanaf toen begon Jezus zijn leerlingen aan te wijzen
       dat het moest
       dat hij naar Jeruzalem trok,
       dat hij veel te lijden zou hebben
       van de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden,
       dat hij gedood zou worden
       en dat hij op de derde dag zou opstaan.
22    Petrus nam hem terzijde
       en sprak hem fel toe:
       “Goeiegenade! Nooit mag jou zoiets overkomen, Heer!”
23    Maar Jezus keerde zich om
       en zei tegen Petrus:
       “Ga weg! Achter mij, tegenstrever [satan]!
       Je bent mij een ergernis/struikelblok,
       omdat je niet denkt vanuit God,
       maar vanuit de mens.”

We kennen de vraag, die ook aan ons wordt gesteld: “Maar jíj, wie zeg jíj dat ik ben?” Het is een belangrijke vraag, omdat ze ons doet stilstaan bij onze persoonlijke verhouding tot Jezus: Wie is hij voor mij? Welke rol mag hij in mijn leven spelen? Hoe nauw verbind ik mij met hem? Welke woorden geef ik aan mijn relatie met hem? …
Maar we mogen ook de andere kant in dit Evangelie horen. Jezus vráágt niet alleen aan Petrus wie hij voor hem is, hij geeft ook zelf een antwoord op de omgekeerde vraag. Hij geeft aan wie Petrus in zijn ogen ten diepste is.
Het is natuurlijk een beetje gissen, maar in de mate we al een nauwe band met Jezus hebben, mogen we ook díe vraag stellen vandaag: Wie zou Jezus zeggen dat ík ben? Hoe zou hij mijn diepste wezen benoemen en uitspreken? Zoals Petrus’ ‘rots-igheid’ zowel positief als negatief uitdraaien, zouden wellicht ook de tegenstrijdigheden in mijn leven erin weerklinken. Maar Jezus keert zich daar niet van af. Integendeel, hij neemt het op en voegt het in in de opbouw van zijn koninkrijk.