Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Kunstwerk als verwerking van de Psalm gemaakt door Elly Mondelaers
Psalm 66
Juich voor God, heel de aarde!
Zing de eer van zijn Naam;
breng Hem eer in lofprijzing!
Zing toe onze God:
“Hoe ontzagwekkend jouw daden;
hoe groot de kracht tegen je weerstrevers.
Heel de aarde buigt zich neer voor Jou
en zingen zal zij jouw Naam!”
Kom en zie Gods werken,
grote daden voor de kinderen van de mens:
De zee veranderde Hij in droog land,
droogvoets ging zijn volk door de rivier.
Daarom verheugen wij ons in Hem!
Machtig heerst Hij voor eeuwig;
Hij waakt over alle volken.
Laat niemand Hem weerstreven.
Loof, alle volken, onze God;
laat luid zijn lof weerklinken.
Hij geeft ons adem van leven
en behoedt onze voet voor de val.
Maar nu toets Jij ons, God;
zuivert ons, zoals men zilver zuivert:
we raakten verstrikt in een net,
we torsen een last op de schouders,
mensen lopen over ons heen,
we moeten door vuur en door water.
Wij denken: jouw hand!
- maar Jij brengt ons naar overvloed.
Daarom kom ik in jouw huis
in dank, mijn gelofte getrouw;
wat mijn woorden beloofden
toen ik in nood tot Jou riep.
Kom, luister, alle godvrezenden,
ik zal je vertellen wat God mij heeft gedaan:
Amper riep ik tot Hem
of een loflied lag al op mijn tong.
Was er kwaad in mijn hart aanwezig,
God had mij niet gehoord.
Maar Hij heeft mijn gebed gehoord;
schonk aandacht aan de stem van mijn hart.
Geprezen zij God, onze Heer!
Hij keerde zich niet af van mijn gebed;
Hij wentelde niet van mij af
zijn liefde en zijn trouw.
Psalm 66 (Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)
Psalm 66 - Aanzet
Onze Psalm van de maand zet breed in: ‘heel de aarde’ en versmalt naar het einde toe: ‘ik’. De persoonlijke voornaamwoorden laten dit zien. In vers 1-7 wordt er gesproken tot anderen, tot een jullie, een jij, heel de aarde ... het is een oproep tot anderen. Vanaf vers 8 is er sprake van ons/wij, en in vers 13-20 wordt het een persoonlijk verhaal. Het gaat dan over ik.
Juich voor God, heel de aarde!
Iedereen (niemand wordt er uitgesloten) wordt opgeroepen om G-d toe te zingen. Het zijn in de eerste plaats de grote daden vanuit de geschiedenis die bezongen worden: G-d bevrijdde zijn volk Israël uit de slavernij in Egypte, spleet de zee in tweeën, zodat ze er dwars doorheen konden lopen. Het is als het ware een reminder aan het feit dat G-d zijn beloftes nakomt.
Deze G-d, die zijn volk bevrijdde uit slavernij en hen beschermde tegen vijanden, is nog steeds dezelfde. Het is die G-d die moet worden toegejuicht. Maar let wel … toejuichingen zijn nooit vrijblijvend. Ze zijn een vorm van instemming, van beaming. Instemming met het gevoerde beleid. Het is de Naam (die bezongen wordt) waarin G-ds eigen beleid is samengevat: barmhartigheid, genade, geduld, goedertierenheid en trouw. Zo heeft hij ooit zijn Naam bekendgemaakt. Het goddelijk beleid, samengevat in de Naam, moet ‘het volle gewicht’, ‘de volle eer’ krijgen.
Na deze majestueuze oproep komt er vanaf vers 8 een andere insteek ...
Geen oproep meer tot heel de aarde maar een getuigeins van Israël zelf en de reden waarom iedereen G-d zou moeten prijzen. Hier worden de grote weldaad die G-d heeft gedaan verder uitgebreid: Hij geeft adem van leven! Hij liet onze voet niet wankelen. Wij zijn, ‘G-ddank’, stevig overeind gebleven. Dat gaat niet zomaar ... maar (of want):
... nu toets Jij ons, God;
Zuivert ons, zoals men zilver zuivert.
Maar (of want) … (vs. 10) is het klassieke woordje waarmee in de Psalmen een oproep om G-d te loven wordt onderbouwd. In alles wat de Israëlieten onderweg is overkomen, wordt de hand van G-d gezien. Het is een leiding die hen op de proef stelde, om te zien of ze bestand zouden zijn. Daarbij komt ook nog dat men er vaak van overtuigd was dat het G-d is die mensen over elkaar heen doet lopen, hen door vuur en water stuurt, maar niets blijkt minder waar te zijn volgens de Israëlieten. Zij zijn van het tegendeel overtuigd, G-d brengt hen naar overvloed en zorgt niet voor ellende!
En dan wordt de kring nog kleiner. Vanaf hier gaat het niet meer over heel de aarde, niet meer over een volk, maar wel ‘ik’. De psalmist gaat zijn eigen verhaal vertellen.
Kom en luister, alle Godvrezenden.
En niemand mag dit lied missen. Het gaat iedereen aan wat de psalmschrijver te vertellen heeft. Hoe hij in het roepen zelf reeds voelt hoe G-d met hem bezig is. Hoe hij G-d reeds in het uitspreken van zijn noodkreet aanwezig weet. Een ongelooflijke diepe geloofs-intuïtie is hier te voelen. De psalmist weet dat zolang hij zich niet verwijdert van G-d, hij reeds in zijn roepen om hulp G-d mag ervaren en dat G-d hem hoort, hem graag ziet en dus ook zijn pijn ziet en hem niet alleen laat hiermee.
Het gebed is voor de psalmist overgave, geen berekening. Zo verandert als het ware al op het puntje van zijn tong, de klacht in een zegening, een lofprijzing. Zoals zo vaak in de Psalmen zijn dit ook de twee vleugels, die het bidden optillen.
Wanneer ik – na enkele dagen ermee op weg te zijn – de hele Psalm over me heen laat komen, stel ik vast dat Genesis of de schepping en Exodus of uittocht, bevrijding (de daden die hier concreet benoemd worden), en met hen zovele andere Bijbelse verhalen, geen afgesloten, puur feitelijk gebeurtenissen zijn. Het zijn geen concrete incidenten van toen (lang geleden) die gebeurd zijn met die groep (een groep vluchtende Israëlieten onder leiding van Mozes), daar (ver weg in Egypte, bij de Rietzee). Neen, deze Psalm maakt nog maar eens duidelijk dat de historisch gefixeerde gebeurtenissen (toen, daar, met hen) kunnen opengebroken worden zodat het mogelijk wordt om ze door te trekken naar het hier en nu, tot in mijn eigen leven. En dan wordt de betekenis van schepping en bevrijding eindeloos veel rijker en raakt het ook ons, ook mij. Het wordt een gebeuren dat zich in verschillende vormen voltrekt:
- Als je het helemaal niet meer ziet en leven niet meer hoeft, word je toch opnieuw het leven ingetrokken door G-d weet wie of wat.
- Wanneer je dreigt ten onder te gaan, en toch doorgaat, overeind gehouden wordt, maar niet op eigen kracht.
- Ik zie mensen oorlogen overleven en nadien als het waren uit het niets, terug adem van leven toegezegd krijgen.
- Ik ga op weg met vluchtelingen die na een lange vluchtreis in een schamel bootje op de zee, heel alleen de reis overleefden en toch – G-d weet waar – de kracht vinden om door te gaan.
- ...
Zo wordt het een verhaal van mij, van mijn leven, en veel ruimer. Het krijgt daarbij ook betekenis voor heel de aarde. Vb. Een uittocht, bevrijding uit het economische systeem dat mens en aarde uitput. Het is mogelijk! Het is reeds begonnen, zie je het niet?
Elke keer opnieuw als Psalm 66 door mijn hoofd flitst, vraagt hij mij ... waarom zwijg jij over de grote daden van G-d in jouw leven? Waarom vertel je niet over al datgene dat G-d in jouw leven heeft gedaan en nog steeds doet? Er waren toch momenten in je leven waarin je heel duidelijk zijn aanwezigheid hebt ervaren? Soms in grote gebeurtenissen, maar veel vaker nog in de zovele kleine go(e)dheidjes. Vertel ze! Deel het met de mensen om je heen. Getuig van die grote G-d in jouw leven.
Waarom vind ik dit zo lastig? Is het omdat de omstandigheden in mijn leven, niet onmiddellijk de grote daden van G-d kunnen bezingen? Is het verlegenheid? Is het schaamte? ... ?
En toch zegt de Psalm me ... als het hier en nu in jouw leven niet voelbaar is, grijp dan maar terug naar de grote daden van vroeger. En weet G-d is nog steeds diezelfde G-d. Hij is de G-d die elke morgen de zon laat opkomen, voor iedereen! De G-d die jou ziet en hoort, ook al merk je dat niet. Hij is het die jou ziet nog voor je tot hem roept. Hij is de G-d die de grootste daad van liefde verrichtte toen hij zijn Zoon gaf om te sterven voor jou.
Wat houdt mij dan nog tegen om te spreken over hem? Waarom blijf ik zwijgen van hem?