Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Psalmen4

Psalm van de maand: mei

Psalm 76

Gekend ben Jij, God, vermaard je Náam.
Jij hebt je woning onder de ménsen.
Jij breekt alle kwetsende wàpens,
verbant iedere stríjd.

Lichtend daal Jij áf,
machtigen worden wéerloos,
eigen kracht verlàmt,
paard en ruiter straf Jij stíl.

Vreeswekkend! Wie kan Jou weerstáan?
Vanuit je woning klinkt je óordeel
– de aarde wordt stil van ontzàg –:
“Ik sta op om de geringen te verhéffen.”

Jij omgordt je met de woede van de méns
zodat ze tot kracht en lóf wordt.
Hou dan jullie geloften aan de Hèer,
breng je gaven aan de Ontzagwékkende.

Psalm 76  (Gezongen door zusters van de St.-Trudoabdij, met citerbegeleiding)

 Aanzet Psalm 76

Na een beetje grasduinen op internet vind ik volgende historische uitleg voor de psalm: Het machtige Assyrië bedreigt het kleine koninkrijk Israël. Je ziet ze al komen, die machtige Assyriërs, ruiters te paard, tot de tanden toe gewapend. En dat machtige Assyrië valt de noordelijke stammen van Israël aan en voert haar inwoners als slaven in ballingschap. En dat laatste valt alleen de sterksten te beurt. Niet zelden werden na de strijd de overwonnenen op wrede manier afgeslacht.
Maar zoals dat gaat met overwinnaars: hun slagkracht blijft niet duren. Wie altijd anderen overwint en daardoor op eigen kracht gaat vertrouwen, verzwakt uiteindelijk toch, alleen al doordat de sterksten telkens weer ten strijde trekken en uiteindelijk toch eens sneuvelen in een of andere strijd. En zo kon het gebeuren dat het Assyrische rijk zelf ook vernietigd werd.
Het Joodse volk zag daarin de hand van God. God verbreekt de wapens, God verbant de strijd, God verheft het geringe volk.
We zouden in het licht van onze psalm van de maand onze huidige wereldpolitiek onder ogen kunnen nemen, en ons afvragen hoe psalm 76 op vandaag zou kunnen klinken. We zouden ons bij elk strijdtoneel kunnen afvragen wie vandaag Assyrië is en wie Israël. We zouden ons ook kunnen afvragen of ‘God’ nog steeds aan de kant van het geringe volk staat.
Ikzelf kies ervoor om de psalm te lezen vanuit mijn eigen leven en vanuit de mensen rondom mij. En dan klinkt één zin mij bijzonder scherp in de oren: Jij omgordt je met de woede van de mens zodat ze tot kracht en lof wordt.
Hier spreekt ‘heilige woede’ uit: dat ik als mens kwaad mag worden om dingen die niet goed zijn, dingen die niet juist zijn als je het bekijkt vanuit God en vanuit hoe Hij wil dat wij als mensen samenleven. Als kleine mens kan ik de wereld niet beter maken. Ik kan de oorlogen op vandaag niet stoppen, ik kan de wereldpolitiek niet veranderen, ik kan de keuze van de Belgische regeringsleiders om meer te investeren in defensie en minder in zorg niet ombuigen. Ik ben te klein, ik ben te gering … als ik dat in mijn eentje wil doen.
Maar ik mag wel mijn verontwaardiging laten horen, ik mag laten horen dat ik, als Christen, daar anders over denk. Alleen, doe ik dat wel? Durf ik dat wel?
En dan klinken mij die laatste verzen een beetje als volgt: Als ik mezelf Christen noem, dan moet dat aan mij te zien zijn. Ik moet mijn geloften aan de Heer, mijn jawoord als Christen, gestand doen. Ik word hierin uitgedaagd om, op de plek waar ik sta, te zien wat niet goed is in Gods ogen, en daar niet langer over zwijgen, maar spreken met ‘heilige woede’, ‘met heilige daden’. Moge dat mijn gave zijn aan God, die onder ons woont.