Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.8,51-59 (10/04/2025)

51    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Als iemand mijn woord be-waart,
       zal hij in eeuwigheid de dood niet zien.”
52    Nu zeiden de Joden hem:
       Nu is het onmiskenbaar dat je een demon hebt:
       Abraham is gestorven, en de profeten ook,
       en jij zegt: als iemand mijn woord be-waart,
       zal hij in eeuwigheid de dood niet smaken.
53    Jij bent toch niet groter dan onze vader Abraham die gestorven is;
       en ook de profeten zijn gestorven.
       Voor wie houd jij jezelf wel?”
54    Jezus antwoordde:
       “Als ik mezelf groots maak,
       betekent mijn grootsheid niets.
       Het is de Vader die mij groots maakt,
       hem van wie jullie zeggen ‘hij is onze God’.
55    Maar jullie zijn niet in kennis met hem;
       ik ben in kennis met hem.
       Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken,
       zou ik gelijk worden aan jullie: een leugenaar.
       Maar ik ken hem
       en be-waar zijn woord.
56    Abraham, jullie vader, verheugde zich er op
       mijn dag te mogen zien.
       En hij hééft die gezien – en zich verblijd.”
57    De Joden zeiden hem:
       “Je bent nog geen vijftig jaar en je hebt Abraham gezien?”
58    Jezus zei hen:
       Amen, amen, ik zeg jullie:
       Van voor Abraham geboren werd,
       ben ik.”
59    Nu raapten ze stenen op
       om op hem te werpen,
       maar Jezus trok zich terug
       en ging weg uit de tempel.

In de aanloop naar de Goede Week blijft Jezus zijn ware identiteit verder onthullen. Hier verklaart hij dat hij God is, door te zeggen dat hij al bestond voordat Abraham leefde. Wij – joden, christenen en moslims – zien onszelf allemaal op de een of andere manier als afstammelingen van Abraham: Joden identificeren Abraham als hun stamvader, christenen voeren de afstamming van Jezus Christus op hem terug, en moslims vereren hem als een vriend van God en een voorvader van de profeet Mohammed.
Door onomwonden te zeggen wie hij is, lopen de spanningen op in de richting van de kruisiging. Omdat Jezus uitspraken deed zoals deze, beschouwen de Joodse heersers hem als een zeer reële bedreiging voor hun macht en gezag. Ze kunnen niet toestaan dat hij doorgaat met onderwijzen en steeds meer volgelingen aantrekt. Er moet iets gedaan worden. Ze moeten hem tegenhouden en indien nodig liquideren. Jezus weet dat de tijd nadert en daarom worden zijn leerstellingen alsmaar intenser, en dringender....