Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.10,31-42 (11/04/2025)
31 De Joden raapten weer stenen op om hem te stenigen.
32 Jezus antwoordde hen:
“Ik heb jullie vele goede werken getoond,
die ik deed vanuit mijn Vader.
Om welke van mijn werken wil je mij stenigen?”
33 De Joden antwoordden hem:
“Wij stenigen je niet om een goed werk,
maar om een godslastering,
omdat jij, een mens, jezelf tot God maakt.”
34 Jezus antwoordde hen:
“Staat er niet geschreven in jullie wet:
‘Ik heb gezegd: jullie zijn goden.’?” [Ps.82,6]
35 Als hij hen
tot wie het woord van God gesproken wordt,
goden noemt,
en de Schrift niet kan ontbonden worden,
36 noemen jullie dan
wie de Vader heeft geheiligd en in de wereld gezonden,
een godslasteraar,
omdat ik heb gezegd: ‘Ik ben de Zoon van God.’?
37 Als ik niet de werken van mijn Vader doe,
moet je mij niet vertrouwen,
38 maar als ik ze wel doe,
zelfs als je mij niet vertrouwt,
vertrouw dan de werken.
Dan zul je herkennen en erkennen dat de Vader in mij is
en ik in de Vader.”
39 Opnieuw trachtten ze hem te grijpen,
maar hij kon aan hun handen ontkomen.
40 Hij trok weer naar de overkant van de Jordaan,
naar de plaats waar Johannes vroeger doopte,
en hij verbleef daar.
41 Velen kwamen naar hem en zeiden:
“Johannes heeft weliswaar geen enkel teken gedaan,
maar alles wat hij zei over deze man was waar.”
42 En velen gingen daar hun vertrouwen stellen in hem.
De situatie zoals die zich voordeed in Joh.8,59 (gisteren) herhaalt zich. Jezus verwijst naar zijn sterke verbondenheid met God, waarop de joden hem beschuldigen van godslastering. Jezus kan niet anders dan opnieuw te verwijzen naar zijn daden. In deze discussie voegt hij, ten aanzien van de voorgaande discussies, twee nieuwe elementen toe.
Eerst en vooral benadrukt hij dat indien men geen geloof kan hechten aan zijn woorden of aan hem zelf, men zich toch op z'n minst door zijn daden zou moeten laten overtuigen.
Daarnaast wordt de verbondenheid tussen Jezus en zijn Vader hier nogmaals herhaald én verder uitgediept.
Net hiervoor schreef Johannes: "Ik en de Vader zijn één." (10,30) Nu beschrijft hij die verbondenheid nog inniger met "de Vader in mij en ik in de Vader" (10,38). In de afscheidsrede (Joh.13-17) komt deze sterke thematiek van verbondenheid opnieuw terug, zij het nog verder uitgewerkt tot "ik in mijn Vader... en jullie in mij en ik in jullie".
Zo nodigt hij ook ons uit om deel te worden van de innige verbondenheid die er is tussen hem en de Vader.