Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.21,1-(14-)19 (4/05/2025)
1 Na dit alles toonde Jezus zichzelf opnieuw aan de leerlingen
bij het meer van Tiberias. [= het meer van Galilea]
Dit verliep als volgt:
2 Simon Petrus, Tomas de tweeling,
Natanaël van Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs
en twee andere van zijn leerlingen waren er bijeen.
3 Simon Petrus zei: “Ik ga vissen.”
En zij antwoordden: “Dan gaan wij met je mee.”
Ze klommen in de boot,
maar die nacht vingen ze niets.
4 Toen het al ochtend begon te worden,
stond Jezus aan de oever.
De leerlingen wisten echter niet dat het Jezus was.
5 Jezus zei hen: “Jongens, hebben jullie iets voor bij het eten?”
Ze antwoordden hem: “Nee …!”
6 Nu zei hij hen: “Werp het net uit naar de rechterkant van de boot
en je zult wat vinden.”
Ze deden dat, maar konden het net niet meer optrekken
door de grote hoeveelheid vissen.
7 De leerling, die Jezus erg genegen was, zei tegen Petrus:
“Het is de Heer!”
Toen Simon Petrus dit hoorde, trok hij zijn bovenkleed weer aan
en sprong in het water.
8 De andere leerlingen kwamen met het bootje.
Ze waren niet ver van het land, ongeveer tweehonderd el [= ca. 100m]
en sleepten het net met de vissen mee.
9 Toen ze aan land stapten, zagen ze een houtskoolvuur
met vis erop en brood.
10 Nu zei Jezus:
“Breng wat van de vissen die je nu gevangen hebt.”
11 Simon Petrus klom in de boot en trok het net op het land.
Het zal vol grote vissen: honderddrieënvijftig,
en ondanks de grote hoeveelheid scheurde het net niet.
12 Jezus zei hen: “Kom eten.”
Niemand van de leerlingen durfde hem te vragen ‘wie ben jij’,
terwijl ze wel wisten dat het de Heer was.
13 Maar Jezus nam het brood en gaf het hun.
Zo ook met de vis.
14 Dit was de derde keer dat Jezus zich aan de leerlingen toonde
sinds hij was opgestaan uit de dood.
15 Nadat ze gegeten hadden, zei Jezus tegen Simon Petrus:
“Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief,
meer dan de anderen hier?”
Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.”
Jezus zei hem: “Weid mijn lammeren.”
16 En opnieuw vroeg hij hem:
“Simon, zoon van Johannes, heb je mij daad-werkelijk lief?”
Hij antwoordde: “Ja, Heer, Je weet dat ik van jou houd.”
Jezus zei hem: “Wees herder voor mijn schapen.”
17 En voor de derde keer vroeg hij hem:
“Simon, zoon van Johannes, hou je van mij?”
Petrus werd bedroefd omdat hij dit voor de derde keer vroeg.
Hij zei: “Heer, jij weet alles. Jij weet dat ik van je houd.”
Nu zei Jezus: “Weid mijn schapen.
18 Amen, amen, ik zeg jou:
Toen je jong was, deed je zelf je gordel om
en ging je waar je wilde,
maar wanneer je oud wordt,
zul je je handen uitstrekken en een ander zal je omgorden
en je brengen waar je niet wil.”
19 Zo duidde hij aan met wat voor dood hij God zou grootmaken.
Toen zei hij nog: “Volg mij.”
Het is opvallend in alle verrijzenisverhalen dat Jezus in eerste instantie niet zomaar herkend wordt. Ze zien hem wel, maar ze zien niet ín …
Dat maakt duidelijk dat ‘verrijzenis’ eigenlijk niet gaat over ‘hij was dood en is weer levend’. Veel afbeeldingen hebben ons helaas met die te simpele voorstelling opgezadeld. Ja, er is wel degelijk iets/iemand te zien, maar zonder ínzien komen de leerlingen niet tot herkenning.
En waarin herkennen de leerlingen hem? In iemand die te eten vraagt, ook al is dat vreemd aangezien er al vis op het vuur ligt. In iemand die hen vraagt te vissen, wat normaal líjkt, maar eigenlijk absurd is omdat ze het al de hele nacht geprobeerd hebben.
Is dat niet de situatie waarin wij ons vandaag als kerk bevinden? De gestalte van de kerk zoals de meesten van ons gekend hebben, is er niet meer. Die kun je wel degelijk dood noemen, ook al probeert men die hier en daar in leven te houden. Is er ‘verrijzenis’ voor onze kerk? Het zou erg on-christelijk zijn daar niet in te geloven! Maar de moeilijkheid voor ons is dat wij niet alleen zullen moeten ‘zien’, maar ook ‘inzien’. De nieuwe gestalte zal er niet zomaar uitzien als de oude, en dus zullen wij haar misschien niet onmiddellijk herkennen.
De nieuwe gestalte zal zich laten zien in mensen die ons te eten vragen, of die ons ogenschijnlijk iets ‘dwaas’ vragen, iets waar we zelf misschien niet meer in geloven, maar dat wel de kern van ons christen-zijn bepaalt: durf te vissen, maar gooi je netten uit aan de andere kant …!