Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.7,24-30 (13/02/2025)

24    Jezus vertrok van daar [Galilea]
       en ging naar het [niet-Joodse] grensgebied van Tyrus en Sidon.
       Hij trok er in een huis
       en wilde niet dat iemand het wist.
       Maar hij kon moeilijk verborgen blijven.
25    Een vrouw
       van wie het dochtertje last had van een nog niet gereinigde geest,
       kwam naar hem toe
       en viel aan zijn voeten neer.
26    Die vrouw was een Helleense van Syro-Fenicische afkomst
       [dus niet-Joods, ‘heidens’].
       Zij vroeg hem de demon uit haar dochter te verdrijven.
27    Maar Jezus zei haar:
       “Laat eerst de kinderen [= Joden] verzadigd worden!
       Want het is niet goed het brood van de kinderen te nemen
       en dat naar de hondjes [= ‘heidenen’] te werpen.”
28    Maar zij antwoordde hem:
       “Toch wel, Heer,
       want ook de hondjes eten onder de tafel
       van de kruimels van de kindjes!”
29    Nu zei Jezus haar:
       “Omwille van deze woorden: ga heen;
       de demon is uit je dochter weggegaan.”
30    De vrouw ging naar huis
       en vond het kind in haar bed;
       de demon was weggegaan.

Het valt misschien niet zo op, maar dit is niet zomaar het zoveelste genezingsverhaal in de rij. Hier gebeurt iets bijzonders, bijna revolutionairs!
Jezus trok naar ‘heidens’ gebied, juist níet om daar ook ‘zieken te genezen en de boodschap te verkondigen’, maar om gerust gelaten te worden! Hij ging naar het ‘grensgebied’ om even van de drukte en de eisen van mensen verlost te zijn, maar dat lukt dus niet.
In het begin, wanneer de moeder haar zorg voorlegt, reageert hij nog zeer afwerend, zeg maar onbetamelijk! Maar de moeder laat zich niet doen en neemt hem op zijn eigen woorden. Het is waarschijnlijk de kracht van haar persistente moederlijke nood-vraag die Jezus eindelijk doet openbreken.
Maar hij doet het dan ook. Hij láát zich raken en komt in beweging, tegen zijn Joodse aard in.
Ook vandaag kunnen wij ‘de rand’ opzoeken. Zullen wij onze weerstand overwinnen om ons te laten raken door de krachtige nood-vraag die daar spreekt, en in beweging komen, tegen onze aard in?