Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mc.1,40-45 (11/02/2024)
40 Er kwam ook een melaatse bij hem.
Die knielde voor hem neer en smeekte:
“Als je het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!”
41 En Jezus, ten diepste bewogen,
strekte zijn hand uit en raakte hem aan:
“Ik wil: word gereinigd!”
42 Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid
en werd hij gereinigd.
43 Onmiddellijk stuurde Jezus hem weg,
hem streng toesprekend:
44 “Let op dat je aan niemand iets zegt,
maar ga [naar de tempel in Jeruzalem]
en laat je zien aan de priester
en offer voor je reiniging
wat Mozes heeft geboden,
als een getuigenis voor hen.
45 Eenmaal buiten, begon de man het echter luid te verkondigen
en ruchtbaarheid te geven aan de zaak,
zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen,
maar buiten, op eenzame plaatsen, verbleef.
Toch kwamen ze overal vandaan bij hem.
De melaatse komt naar Jezus toe en valt voor hem op de knieën. Hij herkent in hem een nabije G-d. Hij voelt dat G-d aan zijn kant staat en kan/wil niet geloven dat het G-d is die hem met deze ziekte getroffen heeft. Hij wil zo graag rein worden, opnieuw mens met de mensen zijn, opnieuw mens tegenover G-d.
Dit verlangen treft Jezus in het diepst van zijn wezen en laat hem ongebruikelijke dingen doen. Hij strekt zijn hand uit en raakt hem aan. Hij breekt dwars door de wet én dwars door het gezond verstand heen en ziet een mens. “Ik wil: word gereinigd.” En meteen gebeurt het, op hetzelfde moment wordt de man rein.
De man kan weer mens zijn en kan niet langer – zoals gevraagd – zwijgen. Van een onaanraakbare is hij geworden tot getuige van G-ds goedheid en trouw.
Hij mag ons – op zijn beurt – (aan)raken en op weg zetten om te horen en te zien waar die eenzame mensen zijn, op zoek naar verbinding. Hij mag ons op weg zetten met een woord van hoop, een woord dat leven geeft en toekomst openbreekt!
Mc.3,7-12 (23/01/2025)
7 Jezus en zijn leerlingen trokken zich terug naar het meer.
Een grote menigte volgde hem,
vanuit Galilea, Judea, Jeruzalem, Idumea;
8 en van over de Jordaan en rond Tyrus en Sidon.
Heel velen die hoorden wat hij allemaal deed,
kwamen naar hem.
9 Hij zei tegen zijn leerlingen
dat ze een bootje in de buurt moesten houden
opdat ze hem niet zouden verdringen.
10 Want hij genas velen,
zodat al wie een of andere kwaal had
op hem aandrong om hem aan te raken.
11 En toen de nog niet gereinigde geesten hem zagen,
vielen zij voor hem neer en krijsten:
“Jij bent de zoon van God!”
12 Maar hij snauwde hen met kracht af
dat ze hem niet bekend mochten maken.
Waar Jezus langskomt, gebeurt er altijd iets. Zijn aanwezigheid gaat nooit onopgemerkt voorbij en dat weet men. In grote getalen komen mensen naar hem toe, verlangend om geheeld en aangeraakt te worden.
Wie mag jou aanraken en helen? Wat als iemand je zegt dat niet de wetenschap maar G-d hem gered heeft? Zou jij dat geloven en naar hem toegaan of zouden wij onze bedenkingen hebben en even meewarig glimlachen?
Toch is het waar: je laten raken door G-d – door de Liefde – geeft leven in overvloed, het doet je Léven. Je zult hem niet vinden op podia, in de media of op facebook. Je zult je even moeten terugtrekken, weg van de drukte, weg van de macht van elk voor zich, en naar de A/ander toe moeten gaan. Daar, in alle kwetsbaarheid zul je hem herkennen.
Mc.3,13-19 (24/01/2025)
13 Jezus ging het gebergte in
en riep dezen bij zich met wie hij een bedoeling had,
en zij kwamen naar hem.
14 Hij maakte een twaalftal
om dicht bij hem te zijn,
om hen uit te zenden om te verkondigen [apostelloo]
15 en om volmacht te hebben ziekten te genezen
en om demonen uit te drijven.
16 Dit zijn de twaalf:
Simon, aan wie hij de naam rots [/steen – Heb.: kefas – Lat.: petrus] gaf,
17 Jakobus, [de zoon] van Zebedeüs, en zijn broer Johannes,
aan wie hij de naam boanerges gaf,
wat betekent: zonen van de donder [= gods stem],
18 Andreas en Filippus,
Bartolomeüs en Matteüs,
Tomas en Jakobus, [de zoon] van Alfeüs,
Tadeüs en Simon de Kananeeër [/de ijveraar/de zeloot],
19 en Juda, de man uit Kerioth, die hem ook heeft overgeleverd.
Jezus voelt dat G-ds Liefde niet voor hem alleen kan of mag blijven. Hij trekt zich even terug om op het spoor te komen wat hem te doen staat. Hij heeft mensen nodig, want alleen kan hij zijn missie nooit vervullen. Daarom kiest hij een twaalftal: een weerspiegeling en symbolisering van ‘de twaalf stammen van Jakob’, van het hele Godsvolk. Hij kiest twaalf mannen die hem zo dicht mogen volgen dat ze van binnenuit kunnen voelen wie hij is, zo dicht dat hij hen kan aan-raken.
Geraakt door wie hij is, door de Liefde die hem beweegt, zullen zij op hun beurt in beweging komen. Ze worden op weg gestuurd om te getuigen van wat ze zelf mochten ervaren en om de Liefde daad-werkelijk te doen. Zo worden ze gezonden, elk van hen op eigen wijze, zoals hun naam het zegt. Dit is een prachtige opdracht voor elke gelovige: je naam waar-maken door, ieder op de eigen wijze, te verkondigen en mensen heel te maken. Zo mag en kan ieder van ons deel uitmaken van en meebouwen aan het ‘volk van God’.
Mc. 16,9-15 (18/4/2020)
Nadat Jezus in de vroege morgen van de eerste dag van de week verrezen was, verscheen hij het eerst aan Maria Magdalena uit wie hij zeven duivels had uitgedreven.
Deze ging het vertellen aan hen die zijn metgezellen waren geweest en nu rouwden en weenden. Maar toen zij hoorden dat hij leefde en door haar gezien was geloofden ze het niet.
Daarna verscheen hij in een andere gedaante aan twee van hen toen zij te voet op weg waren naar buiten. Nadat dezen teruggekeerd waren vertelden ze het aan de overigen,
maar zelfs zij werden niet geloofd. Later verscheen hij aan de elf terwijl zij aan tafel aanlagen. Hij maakte hun een verwijt van hun hardnekkig ongeloof,
omdat zij geen geloof hadden geschonken aan degenen die hem gezien hadden nadat hij verrezen was.
Daarop sprak hij tot hen: 'Gaat uit over de hele wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping.'
Voluit durven geloven dat Jezus niet dood is maar leeft, gebeurt niet plotsklaps. Het lijkt ook een proces te zijn dat gepaard gaat met heel veel twijfel, ongeloof en halsstarrigheid.
Ook bij de leerlingen. Wanneer Maria Magdalena komt vertellen dat ze Jezus ontmoet heeft, wordt zij niet au serieux genomen. Daarna verschijnt Jezus aan twee van de leerlingen.
En ook hun getuigenis komt niet aan. Het landt niet bij de leerlingen. Zij zitten compleet vast in hun ontgoocheling en verdriet.
Jezus is teleurgesteld en verwijt hen ongeloof en halsstarrigheid. En toch blijft hij niet steken in zijn teleurstelling.
Hij gelooft in hen en geeft hen de opdracht te gaan verkondigen waar ook ter wereld.
Een oproep tot verkondiging die ook aan ons is gericht. Hoe en op welke manier je dat moet doen staat nergens neergeschreven.
Het enige dat telt is ‘geloof’ en ’leef’ dan zal je vanzelf gaan verkondigen. Dan maakt het niet uit of dit in stilte of met woorden gebeurt. Je leven zal het vertellen.
Mc.1,40-45 (14/2/2021)
Er kwam ook een melaatse bij hem. Die knielde voor hem neer en smeekte: “Als je het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!”
En Jezus, ten diepste bewogen, strekte zijn hand uit en raakte hem aan: “Ik wil: word gereinigd!”
Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid en werd hij gereinigd. Onmiddellijk stuurde Jezus hem weg, hem streng toesprekend:
“Let op dat je aan niemand iets zegt, maar ga [naar de tempel in Jeruzalem] en laat je zien aan de priester
en offer voor je reiniging wat Mozes heeft geboden, als een getuigenis voor hen.
Eenmaal buiten, begon de man het echter luid te verkondigen en ruchtbaarheid te geven aan de zaak,
zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen, maar buiten, op eenzame plaatsen, verbleef. Toch kwamen ze overal vandaan bij hem.
Twee zaken springen in het oog omdat ze niet van-zelf-sprekend zijn.
- “Als Jij het wilt.” Niet de meest gebruikelijke zin om een smeekbede mee te beginnen.
Meestal gaat het over wat ik wil, mijn vragen en verlangens. Hier niet! Hier wordt alles omgedraaid.
De man legt zijn situatie neer voor Jezus en geeft ze uit handen. De keuze om er al dan niet iets mee te doen ligt bij Jezus.
Als Jij het wilt … dus niet wat ik wil.
- Jezus’ houding t.o.v. een uitgerangeerde (melaatse). Hij keert hem niet de rug toe maar ziet hem en luistert naar wat hij te zeggen heeft.
Hij neemt hem au sérieux én raakt hem aan. Een intense aanraking die bevrijdt, geneest. Geen angst te bespeuren om zelf ziek te worden
maar een volledig gericht zijn op de man tegenover Hem. Door de aanraking kan hij opnieuw de draad van zijn leven opnemen.
Hij wordt aangemoedigd om opnieuw naar de maatschappij te gaan en te doen wat wettelijk van hem gevraagd wordt.
Ten slotte vraagt Jezus om hierover niet te spreken. Dankbaarheid hoeft geen woorden. Je kan haar ook Léven door niet van-zelf-sprekend te leven maar sprekend van G-d.
Mc.9,38-43.45.47-48 (26/09/2021)
Johannes bracht nu in: “Meester, wij hebben iemand gezien die in jouw naam demonen uitdrijft maar die ons niet volgt. Daarom hebben wij geprobeerd het hem te verhinderen.
Maar Jezus zei: “Verhinder het hem niet!, want niemand zal in mijn naam een machtige daad doen en tegelijk kwaadspreken over mij. Want wie niet tegen ons is, is vóór ons!
Ja, wie jullie een beker water te drinken zal geven in naam dat jullie van Christus zijn, amen, ik zeg jullie: die zal zijn loon niet ontgaan. En wie één van deze kleinen die in mij geloven doet struikelen, het ware beter voor hem om met een molensteen om de nek in zee geworpen te worden.
Als je hand je doet struikelen [skandalizo], hak haar af! Want het is beter voor je verminkt het leven binnen te gaan, dan met twee handen naar de gehenna te gaan, naar het onblusbaar vuur.
En als je voet je doet struikelen, hak hem af! Want het is beter voor je mank het leven binnen te gaan, dan met twee voeten in de gehenna geworpen te worden.
En als je oog je doet struikelen, ruk het uit! Wat het is beter voor je eenogig het leven binnen te gaan, dan met twee ogen in de gehenna geworpen te worden, waar de wormen blijven knagen en het vuur niet wordt gedoofd. [Jes.66,24]
Jezus blijkt meer open te zijn wat betreft zijn volgelingen, dan die volgelingen zelf! Goed om te onthouden én toe te passen. Vandaag zie je het immers helaas wel meer dan eens gebeuren dat mensen Christendom ‘reserveren’ voor ‘wie in de kerk zit’ of toch minstens voor wie zichzelf Christen noemt. Terwijl er ‘daarbuiten’ net ook vaak veel Go(e)ds te zien is!
Als wij dus willen zíen hoe ‘Gods koningschap’ plaats vindt – ook vandaag – dan zullen wij opener moeten kijken.
Maar we mogen ons niet mispakken. Uit bovenstaande zou men kunnen denken dat het er allemaal niet zo nauw toe doet wat en hoe je leeft, als je maar “niet tegen Jezus” bent. (Of zoals het vandaag vaak klinkt: Als je maar een beetje goed doet …)
Jezus laat er geen twijfel over bestaan dat écht volgeling zijn een radicale keuze inhoudt, en niet één keer aan het begin, maar je hele leven door in allerlei heel concrete situaties van het dagelijks leven. Volgeling word je als je ‘de grens van je eigen leven’ durft te overschrijden naar de a/Ander toe …