Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.10,46-52 (24/10/2021)

Ze kwamen in Jericho. Toen hij en zijn leerlingen daar vertrokken, volgde hen een grote menigte. De zoon van Timeüs, Bartimeüs de blinde, zat langs de weg te bedelen.
Horende dat het Jezus de Nazoreeër was, begon hij luid te roepen: “Zoon van David, Jezus, ontferm je over mij!” Velen snauwden hem toe dat hij moest zwijgen. Maar hij riep nog luider: “Zoon van David, ontferm je over mij!”
Jezus bleef staan en zei: “Roep hem.” Ze riepen de blinde en zeiden hem: “Hou moed, sta op, hij roept je!” Hij wierp zijn mantel af, sprong op en kwam naar Jezus toe. Ten antwoord zei Jezus hem: “Wat wil je dat ik je doe?” De blinde zei hem: “Rabboeni [mijn geliefde meester], dat ik weer zie!” En Jezus zei hem: “Ga, je vertrouwen heeft je genezen”, en onmiddellijk zag hij weer en hij volgde Jezus op zijn weg.

Vandaag een bekend en geliefd verhaal. We zijn er mee opgegroeid dat Jezus aandacht had voor randfiguren (we noemden ze toch maar liever geen marginalen), net daar waar iedereen ze ‘aan de rand’ láát. Het is echter nog niet omdat we met het bééld opgegroeid zijn, dat we het ook wáár-maken …
Ook de vraag die Jezus stelt, kennen we, ook al kan die verrassen: “Wat wil je dat ik je doe?” Het kan altijd nuttig zijn je even af te vragen wat jíj zou antwoorden als Jezus jóu dat vraagt (wat hij dóet!).
Maar ik wil vandaag een andere vraag stellen: Bij jouw antwoord aan Jezus, hoe zou jíj hem aanspreken?
Bartimeüs doet dat met ‘Rabboeni’, wat eigenlijk onvertaalbaar is, maar het best kan weergegeven worden met de ogen van een kind waarin je de bewondering en aanhankelijkheid kunt aflezen als het ‘meester Luc’ zegt! Een koosnaam dus voor een ondefinieerbare afstand-nabijheidsverhouding.
Hoe zou jij hem aanspreken? Wat is jouw koosnaam voor Jezus, die vreemd-vertrouwde, die marginale centrum-mens, …?

 

Mc. 8,27-33 (16/02/2023)

Jezus ging met zijn leerlingen van daar weg naar de dorpen van Caesarea van Filippi [ca. 40km noordelijker, aan de voet van de Hermon, bij de bronnen van de Jordaan; overwegend heidens]. Onderweg vroeg hij hen: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” Ze antwoorden: “Ze zeggen: Johannes de doper; anderen zeggen Elia, of nog anderen één van de profeten.”
Toen vroeg hij hun: “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?” Petrus antwoordde: “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah]!” Streng zei hij hen hierover met niemand te spreken.
Hij begon hen te onderrichten dat het ‘moest’ [= nodig, noodzakelijk, in de lijn v.d. Bijbelse/Goddelijke logica van de Liefde] dat de mensenzoon veel zou lijden en worden verworpen door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden, dat hij zou worden gedood en na drie dagen opstaan.
Hij zei dit vrijmoedig [= in blij vertrouwen]. Petrus nam hem apart en begon hem hierover te weerleggen. Maar Jezus keek om naar zijn leerlingen en sprak Petrus streng toe: “Ga weg, achter mij, weerstrever [satan], want wat je bedenkt is niet van God, maar van mensen.”

Waarom toch is Jezus vaak zo terughoudend als het over de bekendmaking van zijn messias-geheim gaat? Was hij niet net daarvoor in de wereld gekomen?
Wellicht was dat omdat het enige tijd en verdieping vraagt eer de leerlingen echt juist begrijpen waar het om gaat. Er is wat ‘de mensen’ zeggen en er is wat Petrus zegt. Toch heeft hij het duidelijk ook nog niet helemaal door, dat zien we verderop in zijn discussie met Jezus. Daar tussenin staat waar niemand aan denkt als ze het over een ‘messias’ hebben: dat de goddelijke logica van de liefde voert naar het kruis.
Laten we er vandaag – en elke dag van ons Christen-zijn! – even bij stilstaan dat de ‘redder’ die wij volgen en proberen na te volgen de liefde als leidraad neemt, maar dan wel geen zoetzemerige zelfgerichte liefde, maar een die zó consequent op de ander gericht is dat ze alle lijden die daaruit voortvloeit er wil bijnemen.
Gemakkelijk is deze gedachte – en concrete weg – niet; bevrijdend wel!

Mc.7,14-23 (7/02/2024)

14    Toen hij de menigte weer bij zich had geroepen
       [na een onderhoud met de farizeeën (v.1-13)],
       zei hij tegen hen:
       “Luister allen naar mij, en kom tot begrip!
15    Niets wat van buitenaf de mens binnenkomt
       kan hem ontwijden,
       maar wat van binnenuit de mens buitengaat,
       dat kan hem ontwijden.
16    Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!”
17    Toen hij van de menigte thuis was gekomen,
       vroegen zijn leerlingen hem naar die gelijkenis.
18    Hij zei tegen hen: “Zijn jullie ook zo onbegrijpend?
       Weet je niet dat al wat van buitenaf de mens binnenkomt,
       hem niet kan verontreinigen?
19    Want het gaat niet binnen in zijn hart,
       maar in zijn buik
       en gaat dan weer naar buiten, alle voedsel reinigend.
20    Maar wat van uit de mens naar buiten komt,
       dat ontwijdt hem.
21    Want uit het hart van de mensen
       komen kwade gedachten naar buiten:
       ontucht, diefstal, moord,
22    overspel, hebzucht, boosaardigheid,
       bedrog, losbandigheid, een kwaad oog [afgunst],
       laster, hoogmoed, verdwaasdheid.
23    Al deze slechte dingen gaan van binnen naar buiten
       en zíj ontwijden de mens.”

We maken onszelf vaak wijs dat de dingen die fout lopen of de misstappen die we zetten, veroorzaakt worden door iemand anders of toch in ieder geval buiten onze wil om gebeuren. We schuiven de verantwoordelijkheid ervoor liefst zo ver mogelijk van ons af. Maar Jezus brengt de verantwoordelijkheid voor onze daden terug naar daar waar ze vertrekken, nl. bij onszelf. Wat je zegt en doet vertrekt steeds van binnenuit. Het is een kwestie van het hart.
In de Bijbel wordt met het hart de innerlijke mens bedoeld. Het hart is de zetel van de gevoelens, van de verbeelding, van de ideeën, projecten en beslissingen. Met andere woorden, in de Bijbel is het hart de plek van waaruit beslissende levenskeuzes genomen worden. Het is dus belangrijk om deze plek zuiver te houden. Wat we zeggen en doen laat immers zien wat er in ons hart leeft en op wie of wat we gericht zijn.
Als we een stukje van G-d in ons hart toelaten en de moed hebben om ons handelen daarop af te stemmen (of net niet), dan zal dat te zien zijn in hoe we leven, in onze keuzes en onze beslissingen.

Mc.7,31-37 (9/02/2024)

31    Jezus ging weer weg van het gebied van Tyrus en Sidon
       en kwam bij het meer van Galilea,
       in het gebied van Dekapolis.
       [dus aan de oostzijde van het meer, ook Helleens/’heidens’ gebied]
32    Men bracht hem een dove,
       die ook moeilijk sprak,
       en ze smeekten
       hem de handen op te leggen.
33    Jezus nam hem uit de menigte apart,
       stak zijn vingers in zijn oren,
       spuwde en nam zijn tong vast.
34    Hij keek op naar de hemel,
       zuchtte
       en zei tegen hem:
       “Effata!” – wat betekent: word geopend.
35    Onmiddellijk openden zich zijn oren
       en werd de band van zijn tong los
       en kon hij gewoon spreken.
36    Jezus gebood hun het aan niemand te zeggen,
       maar hoe meer hij het verbood,
       hoe meer zij het verkondigden.
37    Ze waren uitermate versteld
       en zeiden:
       “Alles doet hij goed!
       Doven doet hij horen
       en sprakelozen spreken.”

Jezus trekt verder en komt aan het gebied van Dékapolis. Net als overal waar hij komt verschijnt er ook daar een menigte. Het zijn zorgzame mensen. Ze zijn betrokken op elkaar. De stemloze, de slechthorende wordt er gezien en gehoord en mensen beseffen dat het niet ok is zoals deze man moet leven. Ze brengen hem bij Jezus. Ze geven hem uit handen en vertrouwen hem toe aan Jezus.
Jezus laat zich raken door het leed van die man. Tot in zijn lichaam voelt en deelt hij zijn lijden en neemt de man apart. Hij wil met hem alleen zijn. Of zit er ook iets in, dat hij deze gekwelde mens wil beschermen tegen de menigte, vrij wil maken van de meningen van anderen, van hun goede bedoelingen? Hij doet wat er moet gedaan worden, maar hij weet dat de uiteindelijke diepe genezing van elders komt. Ook Jezus geeft het uit handen: “Effata! Word geopend!” Hij geeft het in handen van G-d. Telkens weer als we zaken uit handen durven geven en vertrouwen, gebeuren er wonderen. Logisch dat alles wat hij doet Go(e)d is.

Mc.8,34 – 9,1 (21/02/2025)

34    Nu riep hij zijn leerlingen en de grotere kring bij zich en zei hen:
       “Wie de bedoeling heeft achter mij aan te komen,
       moet zichzelf verloochenen, zijn kruis opnemen,
       en mij volgen.
35    Want wie zijn leven wil redden,
       zal het verliezen,
       maar wie zijn leven verliest
       omwille van mij en de bevrijdende boodschap [euangellion],
       die zal het redden.
36    Want wat helpt het een mens de hele wereld te winnen,
       als hij zijn leven er mee verspeelt?
37    Of wat kan een mens geven
       in ruil voor zijn leven?
38    Wie zich bij deze overspelige en zondige generatie schaamt
       over mij en mijn woorden,
       over hem zal ook de mensenzoon zich schamen
       wanneer hij komt in de grootheid van zijn Vader
       met de heilige engelen.”
     En hij zei tegen hen:
       Amen, ik zeg jullie:
       Sommige van de hier aanwezigen zullen de dood niet proeven
       voordat zij het koningschap van God
       hebben zien komen in kracht.”

Wie Jezus wil volgen, moet zichzelf verloochenen. Dat is een lastige, want zelfverloochening roept in onze tijd vaak argwaan op. Al snel wordt gedacht dat je jezelf moet ondermijnen of vernederen. Maar gaat zichzelf verloochenen niet juist over het durven loslaten van jezelf, over je durven overgeven of verliezen aan de ander? Het gaat inderdaad om de kramp om je eigen zelf te durven loslaten en uit jezelf te treden en je te verbinden met de ander. Dat is ook de beweging die Jezus steeds opnieuw maakt naar mensen. Zo maakt hij G-ds liefde – de kracht van de verbinding – duidelijk en leeft hij die liefde voor, waaraan hij tot op het bittere einde – en daar voorbij – vasthoudt. Is dit niet precies wat G-d zelf in Jezus doet: uit zichzelf treden en zich, in leven en dood, aan mensen verbinden?
Zou ‘zelfverloochening’, vanuit dit perspectief, vandaag de dag niet opnieuw gewaardeerd kunnen worden, juist als het durven verliezen van jezelf aan het Léven en zo het Léven te behouden?

Mc.2,13-17 (16/1/2021)

Daarna ging Jezus opnieuw langs het meer. Een hele menigte kwam bij hem en hij gaf hen onderricht.
Verder gaande, zag hij Levi, [de zoon] van Alfeüs bij het tolhuis zitten.
“Volg mij”, zei hij tegen hem en hij stond op en volgde Jezus.
Jezus ging in op zijn uitnodiging voor een afscheidsmaal. En kijk: Veel tollenaars en zondaars kwamen ook
en lagen mee aan tafel met Jezus en zijn leerlingen. Ze waren met velen en ze volgden hem.
Toen de schriftgeleerden en farizeeën zagen dat hij at met tollenaars en zondaars, zeiden ze tegen zijn leerlingen:
“Waarom eet en drinkt hij met tollenaars en zondaars?”
Jezus hoorde dit en zei tegen hen: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken.
Niet om rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar zondaars.”

In dit verhaal passeren verschillende mensen de revue. (Natuurlijk zijn mensen niet zomaar op te delen in zondaars, farizeeën of leerlingen, de scheidingslijn loopt dwars door elke mens heen.)
- De zondaar: die zich verwijdert van G-d, er niet in slaagt tot z’n bestemming te komen.
- De Farizeeër: die voor zichzelf reeds bepaalde wie rechtvaardig is en wie zondaar.
- De leerling: die steeds opnieuw de zondaar in zichzelf tegenkomt.
En daartussen: Jezus, voor wie het kennelijk niets uitmaakt wat voor strafblad – of andere papieren, of geen papieren – iemand heeft.
Hij eet en drinkt met zondaars, vormt (tafel)gemeenschap met hen.
Dit betekende meer dan beleefdheid. Het gaat over verbondenheid, vertrouwen, vergeving.
“Niet om rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar zondaars.”
Met allen wil hij omgaan. Onafhankelijk van wie ze zijn, wat ze gedaan hebben of tot welke groep ze behoren.
Hij accepteert hen, nog voor er sprake is van enige ommekeer. Onvoorwaardelijk biedt hij zijn liefde aan.
In plaats van veroordeling biedt hij hen aanvaarding; in plaats van afwijzing, verrassende liefde. Dat maakt je, gaan-de-weg, tot een ander mens!