Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mc.6,7-13 (14/07/2024)
7 Jezus riep nu de twaalf bij zich.
Hij begon hen twee aan twee uit te zenden [aposteloo]
en gaf hun volmacht over nog niet gereinigde geesten.
8 Hij droeg hun op
dat ze niets mee zouden nemen op weg
dan alleen een stok;
geen reiszak, geen brood, geen geld.
9 Sandalen mochten ze wel dragen,
geen extra kleren.
10 Hij zei tegen hen:
“Waar je ook onderdak krijgt in een huis,
verblijf daar tot je weer verder gaat.
11 En overal waar ze jullie niet ontvangen
en niet naar jullie luisteren:
trek daar weg
en schud het stof van je voeten
als een getuigenis tegen hen.”
12 Ze gingen op weg
en verkondigden [de bevrijdende boodschap]
zodat ze zich zouden bekeren.
13 Ze dreven veel demonen uit,
zalfden veel zieken met olie
en heelden hen.
Wanneer Jezus zijn leerlingen opdraagt wat hen te doen staat, legt hij tegelijkertijd heel zijn missie uiteen. Het wordt duidelijk wie hij zendt om te gaan verkondigen: Zij die leven van genoeg, geen extra geld, geen extra eten en net genoeg kleren om zich te kunnen vertonen. Dat is wat hij hen vraagt: “Ga zonder iets op weg, geen reiszak, geen brood, geen geld.” Je hebt al die extra’s niet nodig. Je zal onderdak krijgen en er zal voor je gezorgd worden.
Maar stel je even voor dat er iemand aan je deur belt. Je doet open en de man/vrouw voor je vraagt om onderdak. Je zou vreemd opkijken en vermoedelijk nog verbaasder zijn als blijkt dat deze man/vrouw geen geld en kleren bij zich heeft. In het beste geval verwijs je hen door naar een B&B of hotel. Een toevallige passant zonder koffer of reiszak, onderdak geven is bij de meeste van ons geen optie, denk ik. Nochtans zendt Jezus zo zijn leerlingen de wereld in, om zijn boodschap te verkondigen.
Durven wij ons voor hen open te stellen? Mogen zij bij ons binnenkomen?
Mc.8,22-26 (19/02/2025)
22 Ze kwamen in Betsaïda [stad(je) aan de noordkant van het meer].
Men bracht hem een blinde
en ze smeekten dat hij hem zou aanraken.
23 Jezus pakte de hand van de blinde
en leidde hem buiten het dorp.
Hij spuwde in zijn ogen,
legde hem de handen op
en vroeg of hij iets zag.
24 Hij keek op en zei:
“Ik zie de mensen,
want ik zie iets als wandelende bomen.”
25 Toen legde hij opnieuw zijn handen op zijn ogen
en deed hem erdoorheen zien.
De blinde herstelde zich en zag nu alles duidelijk.
26 Jezus zond hem naar huis en zei:
“Ga zelfs het dorp niet in
en spreek niemand van het dorp!”
Ik weet niet waardoor Jezus het meest beroerd werd: het smeken van de mensen die de blinde naar hem toe brachten, of de nood van de blinde zelf. In ieder geval zet de beroering hem in beweging. Hij neemt de man mee, weg van de mensen. Hij kijkt hem aan, raakt hem aan en vraagt: “Zie je al iets?” Stap voor stap maakt hij verbinding. Hij is bekommerd om wat er met deze man gebeurt. Geduldig blijft hij bij hem, zelfs als de man in eerste instantie nog niet scherp kan zien.
Het vraagt tijd om je draai te vinden in de wereld van het licht. Alles is er zo nieuw, zo anders, en dat moet je leren zien en waarderen. Wanneer de man uiteindelijk zelfstandig verder kan, stuurt Jezus hem weg met de waarschuwing: “Ga niet terug naar je oude vertrouwde omgeving.” Je kunt al ‘ziende’ niet terugkeren naar je oude leven alsof er niets veranderd is. Een nieuwe G-dgerichte kijk op het leven betekent ook nieuwe horizonten.
Mc.2,23-28 (19/1/2021)
Op zekere sabbat liep Jezus door korenvelden. Zijn leerlingen plukten al gaande aren.
De farizeeën zeiden tegen hem: “Kijk! Waarom doen zij iets wat op sabbat niet mag?”
Hij antwoordde: “Hebben jullie nooit kennis genomen van wat David deed toen hij gebrek leed
en hij en zijn metgezellen honger kregen? [1Sam.21,1-6] Hoe hij – ten tijde van de hogepriester Abjatar –
het huis van God binnenging en de uitstallingsbroden opat, die niemand mag eten behalve de priesters, en hoe hij ze ook gaf aan zijn metgezellen?”
“De sabbat is er voor de mens, en niet de mens voor de sabbat. Zo is de mensenzoon heer, ook van de sabbat.
Is dit een staaltje losbandig leven van Jezus? Jezus die de wet aan z’n laars lapt?
Of speelt hier meer? Waar gaat het ten diepste om voor Jezus?
Hij focust zich op de kern van de zaak: een G-dgericht leven! Geen vrijblijvende losbandigheid maar ‘vrijheid’.
Die ‘vrijheid’ stelt hem in staat om te doen wat hij moet doen.
Zou dit een houding kunnen zijn om met onze coronamaatregelen om te gaan?
Met mensen op weg gaan, samen dagelijkse dingen doen (vb. wandelen). Hun leven leren kennen. Je op hen afstemmen.
Hun perspectief aannemen en zien wat er voor die ander – nu doorheen coronatijden – op het spel staat.
De ander alert en zorgzaam nabij blijven, gefocust op de kern van de zaak – G-dgericht!
Dan in alle vrijheid – en verantwoordelijkheid – doen wat moet gedaan opdat de ander zou leven.
En ja misschien moet daarvoor, soms even, de wet (een maatregel) wijken.
Dit is geen pleidooi voor losbandigheid (lockdownfeestje of dergelijke), geen uitnodiging om zomaar te doen waar je zin in hebt,
maar om te leven vanuit een diep geworteld zijn in G-d (Liefde). Om vrij en verantwoord de ander zorgzaam nabij te zijn.
En door het go(e)de te doen, G-d te eren (daar is toch de sabbat voor bedoeld?).
Mc.9,2-13 (19/02/2022)
Zes dagen later [na de eerste lijdensvoorspelling] nam Jezus Petrus, Jakobus en Johannes met zich mee naar een hoge berg, geheel alleen. Daar werd hij voor hun ogen van gedaante veranderd. Zijn kleren werden glanzend, hel wit, zoals geen wolbewerker op aarde ze wit kan maken. Elia en Mozes verschenen aan hen; zij waren in gesprek met Jezus.
Petrus reageerde tegen Jezus: “Meester, het is goed dat wij hier zijn. Laten we drie tenten maken, één voor jou, één voor Mozes en één voor Elia.” Want hij wist niet wat te zeggen; ze waren immers van vrees bevangen.
Nu overschaduwde hen een wolk en een stem uit de wolk zei: “Dit is mijn geliefde zoon, luister naar hem.”
Plots rondkijkend, zagen zij niemand meer bij zich dan alleen Jezus. Toen zij van de berg afdaalden, gebood hij hun aan niemand te vertellen wat ze gezien hadden dan wanneer de mensenzoon zou zijn opgestaan uit de doden. Ze bewaarden deze woorden bij zichzelf, maar vroegen zich onder elkaar wel af wat dat ‘opstaan uit de doden’ betekende.
Ze vroegen hem: “Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?”
Hij antwoordde hen: “Ja, Elia komt eerst om alles te herstellen. [Mal.3,24] En hoe staat het geschreven over de mensenzoon? Dat hij veel zal moeten lijden en als niets geacht worden! [Jes.53,3] Maar ik zeg jullie: Elia ís al gekomen en ze hebben met hem gedaan wat ze wilden, zoals over hem geschreven staat.”
Zien, soms even.
Dat is wat het verhaal belooft: dat we het zien, die andere, diepere werkelijkheid; dat we er iets van ontwaren. Samen met de drie discipelen wordt ons een blik op de hemelse heerlijkheid gegund. Daar is veel te ontdekken, als je er gevoelig voor bent.
En als je het ziet dan herken je ook het verlangen van Petrus. Het verlangen om die momenten van inzicht, die piekmomenten, vast te houden. Maar er staat nadrukkelijk dat ze de berg afdaalden. Dat ze opnieuw het gewone, alledaagse leven tegemoet gaan. Want daar wordt het (gelovig)leven geleefd. Niet op de berg, niet met het hoofd in de wolken, maar tussen de mensen, met de voeten op de grond. Als je even die hemelse glimp hebt opgevangen, dan is dat laag-bij-de-grondse nooit meer hetzelfde. Dan krijgt alles van het gewone leven een bijzondere glans. Dan weet je, diep van binnen, dat wij niet voor de grijsheid en de grauwheid zijn bestemd, maar voor het licht, het go(e)de.
Dit verlangen en hiermee concreet aan de slag gaan houdt een mens op de been.
Mc. 8,11-13 (13/02/2023)
De farizeeën gingen naar Jezus toe en ze begonnen met hem te twisten door van hem een teken uit de hemel te verwachten en hem zo op de proef te stellen. Uit het diepst van zijn wezen slaakte Jezus een zucht, en zei: “Waarom verwachten jullie toch een teken? Ik verzeker jullie: dat zal niet gebeuren!”
Hij liet hen achter, stapte weer in de boot en ging weg naar de overkant.
We zijn rotsvast overtuigd van alles wat we zelf onder controle hebben: regels, afspraken, wetenschap, … enz. Voor die zaken wil niemand tekenen zien, er lijkt daarvoor ‘bewijs’ genoeg aanwezig te zijn. Maar als het gaat over wat we niet in de hand hebben, over je toevertrouwen aan, over go(e)de dingen, … dan willen we weten waar het vandaan komt. We aarzelen en vragen ons af of het wel te betrouwen is? Zit er misschien meer achter? …
Jezus moet er van zuchten. Heel zijn doen en laten straalt uit dat het van G-d komt en toch wordt het in vraag gesteld. Hij kan niet verstaan dat mensen zo hardleers kunnen zijn. Willen ze hem wel volgen? Jezus’ boodschap is er één van trouw, niet aan enige menselijke macht, maar aan G-d zelf. Ze zeggen wel dat ze geloven in G-d, maar durven ze echt ten volle aannemen dat Jezus hen naar die G-d kan leiden?
Durven wij ons aan hem toevertrouwen of houden ook wij liever de touwtjes in eigen handen?
Mc.1,29-39 (4/02/2024)
29 Onmiddellijk daarna gingen zij naar buiten,
weg uit de plaats van samenkomst,
en gingen naar binnen
in het huis van Simon en Andreas,
samen met Jakobus en Johannes.
30 Maar Simons schoonmoeder lag neer,
gegrepen door koorts.
Onmiddellijk spaken zij hem over haar.
31 Hij ging naar haar toe,
nam haar bij de hand
en richtte haar op.
Onmiddellijk verliet de koorts haar
en zorgde zij voor hen.
32 Toen de zon was ondergegaan
en de sabbat ten einde,
brachten ze hem al wie erg zwak was
of bezeten.
33 Heel Kafarnaum kwam samen bij de deur
34 en hij heelde velen die erg zwak waren
door allerlei lijden
en wierp veel demonen naar buiten,
maar hij liet niet toe dat de demonen
van hem getuigden.
35 Heel vroeg in de morgen,
toen het nog donker was,
stond hij op en ging weg
naar een eenzame plaats,
om daar te bidden.
36 Simon en wie bij hem waren,
gingen hem achterna.
37 Toen ze hem gevonden hadden,
zeiden ze tegen hem: “Iedereen zoekt je!”
38 Hij antwoordde hen:
“Laten we naar ergens anders gaan,
naar de omliggende dorpen,
zodat ik ook daar kan verkondigen.
Dat is immers waarom ik op weg ben gegaan.”
39 Zo ging hij verkondigen
in de plaatsen van samenkomst [synagoge]
in heel Galilea,
en dreef demonen uit.
N.a.v. dit stukje Evangelie – dat je zou kunnen zien als een korte samenvatting van héél het Evangelie (behalve het cruciale aspect van Jezus’ dood en verrijzenis) – wil ik even wijzen op een verschil dat vaak te merken valt tussen wat we Jezus zien doen en wat we in onze hedendaagse kerkelijk praktijk doen.
Waar horen en zien we Jezus meest bezig? Bij de zieken, de zwakken, bezetenen, sukkelaars, uitgerangeerden, … Ik wil niet lastig doen, maar kunnen we er omheen? Véél minder zien en horen we Jezus in de tempel; af en toe – zoals hier ook – wel ‘op eenzame plaatsen om te bidden (dat is blijkbaar ook niet de tempel of de synagoge! – daar komt hij vooral om te verkondigen!)
En onze kerk vandaag (ík vandaag)? Doen wij wat Jezus deed? Hanteren wij dezelfde verhouding tussen ons ‘in het kerkgebouw zijn’ en ‘onder de mensen (vooral de uitgerangeerden) zijn’? Maken wij niet de foute keuzes in de verdeling van onze tijd?
Laat dit niet zomaar een verzuchting zijn, maar een oproep het van nu af anders te doen – ttz: hetzelfde als onze voorganger.