Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.4,21-25 (28/1/2021)

Ook zei hij tegen hen: “Men brengt toch geen lamp om haar onder een korenmaat [emmer] te zetten of onder een bed? Z
al zij niet op een staander worden gezet?
Want niets is verborgen dat niet zichtbaar zal worden; niets is geheim dat niet openbaar zal worden.
Wie oren heeft om te horen, moet luisteren!”
Verder zei hij: “Let op wat je hoort! Met de maat waarmee je meet, zal ook voor jou gemeten worden – en zelfs nog daar bovenop.
Want wie [de houding van de leerling] heeft,
hem zal [de kennis van Gods koningschap] gegeven worden.
En wie niet [de houding van de leerling] heeft,
hem zal zelfs nog ontnomen worden
wat hij dacht [aan kennis over Gods koningschap] te hebben.

Al sprekend in gelijkenissen neemt Jezus het perspectief aan van zijn toehoorders en vertelt hij over het rijk van God.
Heel de menigte zal beamen dat je een lamp niet zomaar ergens neerzet.
Je zet ze op die plek waar ze het duister verdrijft en waar ze de ruimte (van leven) verlicht.
Het verhaaltje klinkt vertrouwd in hun oren, maar hebben ze het begrepen? Hebben ze geluisterd?
Tussendoor biedt hij aan zijn leerlingen (aan ons?) de kans om zelf van perspectief te wisselen.
Doe wat moet gedaan. Laat het koningschap oplichten. Zie, hoor en voel hoeveel go(e)d er gebeurt tussen mensen, in relaties.
En weet dat dit alles niet te meten is met menselijke maatstaven. De maat die hier gebruikt wordt is de maat van de (goddelijke) liefde.
Daarom beveelt hij hen (ons) het volgende aan
Let, op wat je hoort.
Let, op de manier waarop je luistert.
Laat los dat wat je hebt en treedt binnen in de goddelijke logica.
Zo zal wat je hebt intenser worden en zichtbaar. Het zal jou doen leven en leven geven aan anderen.

Mc.4,26-34 (13/06/2021)

Verder zei hij: “Zo is het koningschap van God:
Als iemand die zaad uitstrooit op de aarde: hij slaapt en staat op, nacht en dag, en het zaad ontkiemt en groeit, zonder dat hij zelf weet hoe. Want uit de in zichzelf aanwezige kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de halm, dan de aar, dan het volle koren. En wanneer de vruchten rijp zijn, slaat hij er onmiddellijk de sikkel in omdat de oogst is aangebroken.”
Verder zei hij: “Waarmee zouden we het koningschap van God vergelijken? Welk beeld kunnen we ervoor gebruiken?
Het is als een mosterdzaadje: Wanneer het in de aarde wordt gezaaid, is het kleiner dan alle zaden op aarde, maar wanneer het is gezaaid, ontkiemt en groeit het en wordt groter dan alle tuingewassen en er komen grote takken aan zodat de vogels zich in hun schaduw kunnen nestelen.”

Het is alsof Jezus hier zegt: het Rijk Gods, hoe zal ik het ‘in Gods naam’ uitleggen? De mens kan zaaien en oogsten (ja er is actie en initiatief nodig), maar tussendoor moet hij geduldig wachten en vertrouwen. Dit is totaal iets anders dan onverschilligheid of berusten; het is vertrouwen op kiemkracht, op de kracht van het leven. En dat is voor ons, moderne mensen, misschien wel het moeilijkste: Wachten en durven vertrouwen. Toelaten dat je niet alles zelf in handen hoeft te nemen. Gaan slapen (rusten) en niet de godganse dag rondrennen om alles onder controle te houden. 
Maar als wij rondkijken zien we dat ‘zelfredzaamheid’ ontzettend belangrijk wordt geacht! (of niet?) Daarbij stellen we een gemis aan verbondenheid vast (zeker nu in coronatijden), … maar ja echte verbondenheid houdt in dat je elkaar vertrouwt, dat je een stuk van je leven in andermans handen legt en vertrouwt dat het goed komt.
Dat is wat de boer doet, vertrouwen, loslaten, uit handen geven, het zaad neerleggen in G-ds hand en geloven: Het komt goed!

 

Mc.4,26-34 (29/1/2021)

Verder zei hij: “Zo is het koningschap van God: Als iemand die zaad uitstrooit op de aarde:
hij slaapt en staat op, nacht en dag, en het zaad ontkiemt en groeit, zonder dat hij zelf weet hoe.
Want uit de in zichzelf aanwezige kracht brengt de aarde vruchten voort, eerst de halm, dan de aar, dan het volle koren.
En wanneer de vruchten rijp zijn, slaat hij er onmiddellijk de sikkel in omdat de oogst is aangebroken.”
Verder zei hij: “Waarmee zouden we het koningschap van God vergelijken? Welk beeld kunnen we ervoor gebruiken?
Het is als een mosterdzaadje: Wanneer het in de aarde wordt gezaaid, is het kleiner dan alle zaden op aarde,
maar wanneer het is gezaaid, ontkiemt en groeit het en wordt groter dan alle tuingewassen en
er komen grote takken aan zodat de vogels zich in hun schaduw kunnen nestelen.”
Met vele zulke gelijkenissen verkondigde hij hun het woord, naarmate zij in staat waren het te horen.
Alleen in gelijkenissen sprak hij tegen hen, maar apart met zijn leerlingen, gaf hij hen van alles uitleg.

Deze boer zou de mascotte kunnen zijn van een of ander relaxatie- of onthaastingscentrum.
Hij zaait en wacht. Hij wordt niet ongeduldig of manipuleert het groei en rijpingsproces niet.
Hij zaait en wacht. Hij laat ontkiemen en groeien dat wat hij aan de aarde heeft toevertrouwd.
Een boer met pedagogische allures die kansen biedt, nabij blijft, niet ingrijpt van buitenaf, maar geduldig laat gebeuren.
Hij vertrouwt op de innerlijke kracht en laat ze groeien van binnenuit.
Of met ander woorden: Doe wat je ’kan’ en wat je ‘moet’ doen, meer wordt er van jou niet verwacht.
Het is alsof Jezus zegt: ”Het zaad zal wel blijven groeien terwijl de boer slaapt! Jij moet er je slaap niet voor laten.
Meer nog, voegt Jezus eraan toe, handel en vertrouw. Je mag erop vertrouwen dat dit koningschap toekomst heeft,
ook al is het begin klein, zo klein als een mosterdzaadje. Het zal openbloeien op eigen spontane wijze.
En wij, wij krijgen de tijd om te horen, te leren luisteren ieder op z’n eigen ritme, z’n eigen tijd.

Mc.4,35-41 (20/06/2021)

Op diezelfde dag, toen het avond was geworden, zei hij tegen hen: “Laten we naar de overkant van het meer gaan.” Ze lieten de menigte gaan en namen hem mee, zoals hij in de boot zat. Ook andere bootjes waren bij hem.
Er stak een hevige stormwind op en de golven stortten zich op de boot, zodat die al vol liep. Hij lag ondertussen op het achterschip, op een kussen, te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: “Meester, raakt het jou niet dat we vergaan?” Nu wakker geworden, strafte hij de wind af en zei tegen het meer: “Zwijg! Wees stil!” En de wind bedaarde en er ontstond een grote stilte.
Hij zei tegen hen: “Waarom zijn jullie zo bang? Hoe kunnen jullie nog zo zonder vertrouwen zijn?” Zij echter werden erg bevreesd en zeiden tegen elkaar: “Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?”

Weer zo’n ‘mooi verhaaltje’ … om níet overheen te lezen!
“Ze namen hem mee, zoals hij in de boot zat.” Het lijkt wel alsof ze het over een of ander ding hebben, ballast die je nu eenmaal meesleept. Want ja, over onze stiel, over vissen, over het wérkelijke leven, daar weet hij toch niets van af. Als het over het echte leven gaat, zullen we het wel zelf doen.
En Jezus láát zich meenemen! Hij valt er zelfs bij in slaap – híj heeft er alle vertrouwen in! – En wij zijn al content dat hij zich met ons leven niet moeit …
Tot het gaat stormen in dat leven en wij doen alsof híj het is die zich van óns niets aantrekt.
Kijk, dát maakt Jezus nu wakker, alert, present: de klein-moedigheid van zijn mensen. Hun klein-vertrouwendheid is nu net zijn diepste zorg. Dáárvoor heeft hij geleefd, om dáár een antwoord op te geven en een weg in aan te wijzen.
Zonder gedoe legt hij de storm het zwijgen op – dat is maar een oppervlakkig gebeuren. Belangrijker is: er ontstond een grote stilte …
Hoe jammer dat wij, in plaats van die grote stilte in te gaan en over ons te laten komen, er bang van zijn …

Mc.4,35-41 (30/1/2021)

Op diezelfde dag, toen het avond was geworden, zei Jezus tegen zijn leerlingen:
“Laten we naar de overkant van het meer gaan.” Ze lieten de menigte gaan en namen hem mee,zoals hij in de boot zat.
Ook andere bootjes waren bij hem.
Er stak een hevige stormwind op en de golven stortten zich op de boot, zodat die al vol liep.
Hij lag ondertussen op het achterschip, op een kussen, te slapen. Ze maakten hem wakker en zeiden: “Meester, raakt het jou niet dat we vergaan?”
Nu wakker geworden, strafte hij de wind af en zei tegen het meer: “Zwijg! Wees stil!” En de wind bedaarde en er ontstond een grote stilte.
Hij zei tegen hen: “Waarom zijn jullie zo bang? Hoe kunnen jullie nog zo zonder vertrouwen zijn?”
Zij echter werden erg bevreesd en zeiden tegen elkaar: “Wie is hij toch, dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?”

“Het was avond geworden.” Je kan het de laatste maanden concreet zien gebeuren. Storm steekt op. Je voelt het in de lucht.
Je ziet het aan de mensen, duisternis daalt neer. We zijn bang, weten niet meer wat te doen. Op onszelf teruggeworpen voelen we ons alleen.
Het lijkt alsof de a(A)nder slaapt, zich niets van ons aantrekt. Onrust, twijfel en onzekerheid, beheersen onze levens.
Op zo’n moment komt de vraag “Waarom zijn jullie zo bang? Hoe kunnen jullie nog zo zonder vertrouwen zijn?” stevig binnen.
Een kans (?) om, doorheen de storm, opnieuw te zien dat ons leven geweven en in stand gehouden wordt door gewone – meestal vergeten – mensen,
die ongevraagd (misschien ongeweten) doen wat moet gedaan. Zij die angst, onrust, twijfel en onzekerheid het zwijgen opleggen door nabij te zijn,
te laten voelen dat jij er voor hen toe doet. Kortom zij die hun leven delen en zo – als mede-scheppers – hoop en leven geven, net als hij.
En toch aarzelen we om te geloven – ook al ‘weten’ we – dat er een kracht van hem uitgaat die alles (ook de stormen) ten goede te keert.
En vragen ons af wie is hij toch?

Mc.5,1-20 (1/2/2021)

Ze kwamen aan de overkant van het meer, in het gebied van de Gadarenen.
[Gadara is 1 van de 10 steden van Dekapolis, helleens, niet-Joods] Hij stapte uit de boot.
Onmiddellijk kwam uit de grafspelonken iemand hem tegemoet: een mens ment een nog niet gereinigde geest, die woonde tussen de graven.
Zelfs met ketens was niemand meer bij machte hem te binden. Meerdere keren had men hem gebonden met voetboeien en ketens,
maar de ketens trok hij uiteen en de boeien verbrijzelde hij. Niemand was sterk genoeg om hem te bedwingen.
Altijd maar door, zowel ’s nachts als overdag, was hij in de bergen en tussen de graven en schreeuwde en sloeg zichzelf met stenen.
Hij had Jezus al van ver gezien, rende op hem af en viel voor hem neer. Krijsend riep hij luid:
“Wat is er tussen mij en jou, Jezus, zoon van de allerhoogste God? Ik bezweer je, kwel mij niet!”
Want Jezus had tegen hem gezegd: “Ga weg uit deze mens, nog niet gereinigde geest.”
En hij vroeg hem: “Hoe is je naam?” Hij antwoordde: “Legioen is mijn naam, omdat wij met velen zijn.”
En hij smeekte hem met aandrang dat hij hen niet uit het gebied zou wegzenden.
Er was daar tegen de bergflanken een grote kudde varkens aan het grazen.
Ze smeekten hem: “Stuur ons naar die varkens, dat wij daar onze intrek kunnen nemen.”
Hij stond het hun toe, en onmiddellijk gingen de nog niet gereinigde geesten weg [uit de man] en trokken in in de varkens.
De kudde – zo’n tweeduizend varkens – stortte zich vanaf de helling in het meer en ze verdronken.
Degene die de varkens aan het hoeden waren, vluchtten en berichtten ervan in de stad en op de velden.
Men trok er op uit om te zien wat er gebeurd was. Ze kwamen bij Jezus en zagen de man die bezeten was geweest door het legioen,
gekleed zittend en bij zijn verstand. En zij werden bang.
Zij die het gezien hadden, vertelden hun hoe het gebeurd was, met de bezetene en met de varkens.
En zij smeekten Jezus uit hun gebied weg te gaan.
Hij stapte in de boot.
De man die bezeten was geweest, smeekte hem om bij hem te mogen blijven. Jezus stond het hem niet toe, maar zei:
“Ga naar huis, naar je familie en vrienden, en verkondig wat de Heer voor jou heeft gedaan en hoe hij zich over jou heeft ontfermd.”
En hij vertrok en begon te verkondigen in Dekapolis. En allen verwonderden zich.

Hier vindt een ontmoeting plaats tussen een mens die roept en gehoord wil worden, en Jezus.
Aan de ene kant een mens in de greep van de waanzin, geïsoleerd. Een mens die, omwille van ónze angst, uit het dagelijkse leven verwijderd wordt.
Een mens die, aan handen en voeten geboeid, geïsoleerd wordt, zodat wij zijn schreeuwen niet hoeven te horen.
Het is een mechanisme van alle tijden: de ‘normale’ mens die de ‘vreemde’ isoleert en hem zo uit zijn blikveld verwijdert.
En tegenover die mens staat Jezus, één en al Liefde, één en al aandacht. Hij leeft voorbij de angst en hoort zo de rauwe schreeuw om aandacht.
In alle vrijheid spreekt hij hem aan. Vol vertrouwen gaat hij de relatie aan, maakt verbinding en vraagt:
“Hoe is je naam?” “Wat gaat er schuil in jou, in jouw waanzin?”
Het antwoord klinkt: “Legioen” … want ze zijn met velen (die demonen) de angsten en tegenkrachten die verblinden, die mensen doen terugplooien op zichzelf.
Aan ons de keuze: Isoleren uit angst of voorbij de angst – vol vertrouwen – Verbonden Léven!