Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.8,22-26 (15/02/2023) 

Ze kwamen in Betsaïda [stad(je) aan de noordkant van het meer]. Men bracht hem een blinde en ze smeekten dat hij hem zou aanraken. Jezus pakte de hand van de blinde en leidde hem buiten het dorp. Hij spuwde in zijn ogen, legde hem de handen op en vroeg of hij iets zag.
Hij keek op en zei: “Ik zie de mensen, want ik zie iets als wandelende bomen.”
Toen legde hij opnieuw zijn handen op zijn ogen en deed hem erdoorheen zien. De blinde herstelde zich en zag nu alles duidelijk. Jezus zond hem naar huis en zei: “Ga zelfs het dorp niet in en spreek niemand van het dorp!”

Een fascinerend verhaal over zien en béter zien. Nergens in het Evangelie is het fysieke herstel dat Jezus brengt eerst maar half. Dat is dus hier ook niet zo! Dat ‘de blinde’ eerst ‘wandelende bomen’ ziet, ligt misschien aan die mensen! Misschien zíjn ze wel als wandelende bomen?! Als je naar mensen kijkt, dan kun je wel eens dat idee krijgen: mensen leven wel, maar Léven vaak zo weinig. Ze zien er (afge)mat uit, ongelukkig, stroef.
‘De blinde’ wordt echter door Jezus gevraagd ‘erdoorheen’ te zien. Het is niet duidelijk of dat door de waas van zijn eigen ogen is, door Jezus’ vingers of door het oppervlakkige kijken naar mensen. Het gebeuren hier lijkt ons duidelijk te maken dat die drie net één zijn: door ‘door Jezus’ vingers’ naar mensen te kijken, gaan wij hen heel anders zien! ttz. Dan pas zíen we hoe ze erbij lopen ‘als bomen’; we gaan beseffen dat ze ‘maar half’ leven en dat dit niet G-ds bedoeling is met mensen!
Op het ogenblik dat we dat inzien, zouden we het van de daken willen schreeuwen. Maar Jezus stuurt ons ‘alleen maar’ naar ons eigen huis, onze eigen leefomgeving: kijk dáár de mensen met G-ds liefdesblik tot Léven!

Mc.7,1-13 (6/02/2024)

1      Nu verzamelden zich de farizeeën
       en enkele schriftgeleerden die uit Jeruzalem gekomen waren,
       bij Jezus.
2      Zij merkten op dat sommige van zijn leerlingen
       met onreine – dat wil zeggen: ongewassen – handen het brood aten.

3      (De farizeeën en alle Joden eten immers nooit
       zonder eerst de handen te wassen
       – vasthoudend aan de traditie van de oudsten.
4      Als ze bijvoorbeeld terugkomen van de markt,
       zullen ze niet eten zonder zich eerste te besprenkelen.
       Zo zijn er nog vele andere gewoontes waar ze aan vasthouden,
       zoals de onderdompeling van drinkbekers, kannen en koperen vaten.)

5      Nu vroegen de farizeeën en schriftgeleerden hem:
       “Waarom handelen jouw leerlingen
       niet naar de traditie van de oudsten,
       maar eten zij het brood met onreine handen?”
6      Hij antwoordde hun:
       “Hoe goed heeft Jesaja over jullie geprofeteerd, huichelaars [hypokrites, voorbij het oordeel],
       waar geschreven staat:

       Dit volk eert mij met de lippen,
       maar hun hart is ver van mij verwijderd!
7      Tevergeefs vereren ze mij.
       Wat ze leren, zijn geboden van mensen. [Jes.29,13]

8     Terwijl je het gebod van God loslaat,
       hou je vast aan de traditie van mensen.
9     ’t Is mooi: Je schaft het gebod van God af
       om je eigen traditie in stand te houden!
10     Want bijvoorbeeld:
       Mozes heeft gezegd:

       Eer je vader en je moeder,
       en: Wie aan zijn vader of moeder het kwade toezegt,
       moet sterven. [Ex.20,12]

11    Maar jullie zeggen:

       Als iemand tegen zijn vader of moeder zegt:
       Alles waarmee ik jullie zou kunnen helpen
       is een korban – een offergave [dus voor God bestemd, en niet voor de ouders],

12    dan hoeft hij zijn vader en moeder niet meer te helpen.
13    Zo ontkracht je Gods woord
       door jullie eigen traditie.
       En je doet veel dergelijke dingen.”

We horen vandaag een gedetailleerde discussie tussen Jezus en de Joodse religieuze overheden. Dat is interessant om te begrijpen wat dat toch was dat tussen hem en die ‘farizeeën en schriftgeleerden’ altijd maar opspeelde – en hem uiteindelijk zijn leven heeft gekost. Maar we mogen ons niet blind staren op die Joodse gebruiken van toen.
De te onderzoeken vraag is wat wij zelf, vandaag, doen dat in diezelfde discrepantie staat. Zoeken wij zelf niet – soms of vaak – eigengemaakte uitvluchten om niet te hoeven te doen wat wij redelijkerwijze of vanuit G-ds oogpunt zouden moeten doen? Het wordt ongetwijfeld wat lastig als wij deze vraag ernstig nemen.
Maar is dat nu net niet de bedoeling van een Vastentijd, om onszelf nader te durven onderzoeken waar wij – meer dan we bedoelden en door hadden – ons verwijderden van G-d, om dan met de kracht van zijn roepende Liefde terug te keren en ons wél opnieuw helemaal naar hem te richten?

Mc.8,27-33 (20/02/2025)

27    Jezus ging met zijn leerlingen van daar weg
       naar de dorpen van Caesarea van Filippi [ca. 40km noordelijker, aan de voet van de Hermon, bij de bronnen van de Jordaan; overwegend heidens].
       Onderweg vroeg hij hen: “Wie zeggen de mensen dat ik ben?”
28   Ze antwoorden: “Ze zeggen: Johannes de doper;
       anderen zeggen Elia, of nog anderen één van de profeten.”
29    Toen vroeg hij hun:
       “Maar jullie, wie zeggen jullie dat ik ben?”
       Petrus antwoordde: “Jij bent de Gezalfde [Christos/Messiah]!”
30    Streng zei hij hen hierover met niemand te spreken.

31    Hij begon hen te onderrichten
       dat het ‘moest’ [= nodig, noodzakelijk, in de lijn v.d. Bijbelse/Goddelijke logica van de Liefde]
       dat de mensenzoon veel zou lijden
       en worden verworpen
       door de oudsten, hogepriesters en schriftgeleerden,
       dat hij zou worden gedood
       en na drie dagen opstaan.
32    Hij zei dit vrijmoedig [= in blij vertrouwen].
       Petrus nam hem apart
       en begon hem hierover te weerleggen.
33    Maar Jezus keek om naar zijn leerlingen
       en sprak Petrus streng toe:
       “Ga weg, achter mij, weerstrever [satan],
       want wat je bedenkt is niet van God, maar van mensen.”

Wie is hij toch? Wie is hij voor mij, voor jou? Een eerlijk en oprecht antwoord geven op deze vraag is echter niet vrijblijvend. Het daagt je uit om ook daad-werkelijk met hem op weg te gaan.
In de verschillende fasen van het leven zal het antwoord veranderen. Misschien is een van de antwoorden: “Ik weet het niet.” Niet omdat je de vraag wilt ontwijken, maar omdat je ruimte wilt openhouden. Het is niet zomaar een ‘niet weten’, maar eerder het niet kunnen of willen vastleggen.
Als ik dan stamelend probeer toch woorden te vinden, woorden opkomend in de stilte, besef ik dat hij het antwoord is op G-ds verlangen. Hij zoekt zichzelf niet, valt niet op zichzelf terug en geeft zich volledig. Hij laat altijd ruimte open tussen zichzelf en de ander. Heilige ruimte. Omwille van de liefde schuwt hij de confrontatie niet. Hij gaat tot het uiterste om iemand te winnen. Voor Hem is de nacht niet het einde. In het volkomen duister zal hij de verbinding bewaren.
Deze mens: hij is een plaats van G-d.

Mc.2,18-22 (18/1/2021)

De leerlingen van Johannes en die van de farizeeën hielden vasten.
Ze kwamen naar Jezus: “Waarom vasten die leerlingen wel, maar jouw leerlingen niet?”
Jezus antwoordde: “De vrienden van de bruidegom kunnen toch niet vasten zolang de bruidegom bij hen is?
Al de tijd dat zij hem bij zich hebben, kunnen zij niet vasten.
Maar er zullen dagen komen dat de bruidegom van hen is weggenomen. Dan zullen zij vasten.
Niemand naait een lap van ongekrompen stof op een oud kledingstuk;
anders trekt het nieuwe aan het oude en wordt de scheur erger.
En niemand doet nieuwe wijn in oude leren zakken;
anders doet de wijn de zakken barsten en gaat de wijn verloren met de zakken.
Nee. Nieuwe wijn hoort in nieuwe leren zakken.”

Het mopperen blijft aanhouden. Gisteren werd Jezus vriendschap en het feesten met tollenaars en zondaars in vraag gesteld.
Nu klinkt de vraag over hun vastenpraktijk. “Waarom vasten jouw leerlingen niet?”
Blijkbaar zien de ander wél al datgene wat in hun beleving niet klopt
(er wordt niet gevast, Jezus die omgaat met tollenaars, regels die overtreden worden…) maar wat er écht gebeurt, dat zien ze niet.
Ze zien niet de aanwezigheid van G-d in hun midden, niet de blijdschap,
noch de vreugde en het helende effect dat die Aanwezigheid met zich meebrengt.
Net zo min als de ommekeer, die het toelaten van die Aanwezigheid in je leven, teweeg brengt.
Jezus’ logica is duidelijk van een andere orde en vereist een nieuwe manier van kijken en denken,
die pas te zien is als je je eigen logica durft op te schorten.
Misschien is het niet zo gek om af en toe een vastendag in te bouwen.
Vast-en om los te komen van onze manier van denken, wetten en regels, vastgeroeste ideeën, overtuigingen…
Om te (kunnen) zien waar G-d – hier en nu – gebeurt.

 

Mc. 8,14-21 (14/02/2023)

Nu hadden ze vergeten brood mee te nemen waardoor ze maar één brood bij zich hadden in de boot. Jezus drukte hen op het hart: “Zie toe, pas op voor het zuurdesem van de farizeeën en het zuurdesem van Herodes!”
Zij bleven onder elkaar overleggen dat ze geen broden hadden. Toen Jezus dat merkte, zei hij tegen hen: Waarom blijven jullie zeggen dat je geen broden hebt? Besef en begrijp je het nu nog niet? Is jullie hart nog zo verhard? Jullie hebben ogen, en je ziet niet? Jullie hebben oren, en je hoort niet? Herinneren jullie je niet dat ik de vijf broden heb gebroken voor vijfduizend mensen? Hoeveel korven vol resten heb je toen verzameld?” Ze zeiden: “Twaalf.” [Mc.6,41-44] “En toen ik de zeven broden brak voor vierduizend mensen, hoeveel manden met resten heb je toen verzameld?” Ze zeiden: “Zeven.” [Mc.8,5-9]
Hij zei hen: “En je begrijpt het nóg niet …?”

Jezus ziet dat zijn leerlingen zich blind staren op wat ze (niet) hebben: dat ene brood. Hij probeert ze duidelijk te maken dat de essentie van het leven niet het brood maar het desem is. Het is de innerlijke drive die je in beweging zet – die te zien zal zijn in heel je doen en laten – waar je werk van moet maken. Wanneer binnen- en buitenkant in overeenstemming zijn, hoef je niet bezorgd te zijn over dat ene brood. Jezus heeft het nog maar net laten zien: er is overvloed als je deelt vanuit een innerlijke, G-dgerichte drive.
Wil je dus weten of je binnen en buitenkant in overeenstemming zijn, kijk dan naar wat er overblijft als je deelt van wat je hebt.
Waar gedeeld wordt vanuit overeenstemming, die ons altijd op de a/Ander richt, zal er overvloed zijn; waar geleefd wordt vanuit niet-overeenstemming, die ons altijd op onszelf richt, zal er tekort zijn.

Mc.6,53-56 (5/02/2024)

53    Ze staken over naar het gebied van Gennesaret
       en legden aan.
54    Toen ze uit de boot kwamen,
       herkende men hem onmiddellijk.
55    Ze liepen druk de hele omgeving af
       en brachten van overal de zieken op bedden
       naar waar ze hoorden dat Jezus was.
56    Overal waar hij ook kwam,
       in steden, dorpen of gehuchten,
       legde men de zieken op de marktplaats.
       Zij smeekten hem
       dat ze alleen al maar de zoom van zijn kleed
       mochten aanraken.
       En al wie hem aanraakte, werd genezen.

Ik vraag me af: Waaraan zou men Jezus zo goed herkend hebben? Vergeet niet dat er geen TV e.d.m. was! Denk nog even terug aan het commentaar van gisteren, zondag. (En denk er vanaf nu elke keer aan als je Jezus bezig ziet met de zieken etc. …)
O.k., Jezus is duidelijk veel van het ene dorp naar het andere getrokken, maar toch … Het zal uiteraard ook wel opgevallen zijn als iemand met een groepje volgelingen rondtrok, maar toch … Het zal ook ongetwijfeld makkelijk aantrek gevonden hebben als hij genezingen kon doen (ook al deed hij ze meestal in het verborgene), maar toch …
Zou het ‘geheim’ van zijn aantrekkingskracht niet ergens veel dieper liggen? Zou men in hem niet een kracht ontwaren die zoveel dieper, groter, weider en omvattender is dat ze alleen nog ‘g-ddelijk’ genoemd kan worden? Ik denk dat je nog maar ergens in de buurt van Jezus moest komen om dat al te voelen!
En is dat dan verleden tijd? Valt hij vandaag niet meer te herkennen / ervaren / voelen? Toch wel … als wíj hem (na)volgen …