Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mc.12,28b-34 (3/11/2024)
28 Er kwam een schriftgeleerde bij hem die hem vroeg:
“Wat is de eerste wijzing [het eerste gebod] van alle wijzingen [geboden]?”
29 Jezus antwoordde hem:
“De eerste van alle wijzingen is:
Luister, Israël,
de Heer is onze God, de Heer is één.
30 Je zult de Heer je God daad-werkelijk liefhebben,
uit geheel je hart, uit geheel je geest,
uit geheel je verstand en uit geheel je kracht. [Deut.6,4-5]
Dit is de eerste wijzing.
31 De tweede, gelijke, is:
Je zult wie jou nabij komt
daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18]
Een andere wijzing, groter dan deze, is er niet.”
32 De schriftgeleerde zei hem nu:
“Goed, meester, het is waar wat je zegt:
God is één en er is geen ander behalve hem,
33 en hem daad-werkelijk liefhebben
uit geheel je hart, uit geheel je geest,
uit geheel je verstand en uit geheel je kracht,
en wie je nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf,
dat is méér dan alle brandoffers en andere gaven.”
34 Jezus zag dat hij wijs had geantwoord en zei hem:
“Je bent niet ver van het koningschap van God.”
En niemand durfde hem nog een vraag stellen.
Luister! Alles begint bij luisteren. Joden bidden meermaals per dag: ‘Sjema (luister) Israël’. Wanneer je dat vergeet, ontneem je immers aan alle geboden en wetten de basis waarop ze staan. Luisteren is dan ook essentieel voor elke samenleving (gelovig of niet): het betekent ruimte geven aan de woorden, de ziel en het hart van de ander.
Jezus was een geweldige luisteraar. Hij luisterde naar wat in mensen omging, maar in de stilte van de nacht luisterde hij ook (in de éérste plaats) met volle aandacht naar de Vader. Deze twee – luisteren naar G-d en luisteren naar mensen – zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Na zijn oproep tot luisteren spreekt Jezus over het eerste en tweede gebod, waarmee hij afsluit: ”Een andere wijzing, groter dan deze, is er niet”. Deze twee geboden: G-d beminnen en de naaste beminnen; het één in het ander, het ander in het één, zijn alleen mogelijk als we in staat zijn tot luisteren. Vandaag dus een oproep tot luisteren naar de stille stem van G-d en ondertussen ook naar de roep van de naaste. Het één in het ander.
Mc.13,24-32 (17/11/2024)
24 “Maar in die dagen, na de verbijstering,
zal de zon verduisterd worden
en de maan haar licht niet geven; [Jes.53,10]
25 de sterren zullen uit de hemel vallen
en de hemelse machten wankelen. [Jes.34,4]
26 En dan zullen zij de mensenzoon zien [Dan.7,13]
in wolken met grote macht en heerlijkheid.
27 Dan zal hij zijn boodschappers [angeloi] uitzenden
en zijn uitgekozenen samenbrengen
uit de vier windstreken,
van het uiterste van de aarde
tot het uiterste van de hemel. [Deut.30,4]
28 Maar leer van de vijgenboom deze gelijkenis:
Wanneer zijn tak zacht wordt en de bladeren uitbotten,
dan weet je dat de zomer nabij is.
29 Zo ook jullie:
Wanneer je deze dingen [de tekens] ziet gebeuren,
weet dan dat het [de komst van de mensenzoon] nabij is,
bij de deur.
30 Amen, ik zeg jullie:
Deze generatie zal niet voorbijgaan
zonder dat deze dingen zijn gebeurd.
31 Hemel en aarde zullen voorbijgaan,
maar niet mijn woorden.
32 Maar omtrent dag en uur weet niemand iets,
ook niet de boodschappers, zelfs niet de zoon,
maar alleen de Vader.
In de tijd kort na Jezus, leefde men in de verwachting dat hij op korte termijn zichtbaar zou terugkomen. Marcus probeert zijn lezers bij te brengen dat het niet zo duidelijk is wanneer de Mensenzoon zal komen en dat het wachten geduld, moed en vertrouwen vraagt. Wij leven nu niet meer met diezelfde concrete verwachting, maar we leven wel met een verlangen naar en een vermoeden van volheid. Het vraagt van ons ook moed en vertrouwen om te blijven wachten, te blijven verwachten.
We zúllen het meemaken – kijk maar naar de vijgenboom.
We leven in de tijd tussen heden en ‘kairos’: de tijd van volheid. Het is een tijd om tekens te verstaan en wakker te leven, juist in de crisis, daar waar jij bent. Een tijd om open te staan voor het onverwachte – een nieuwe spiritualiteit, een onverwacht gesprek, een onverwachte ontmoeting. Een tijd om ruimte te maken voor hoop.
Zo kunnen wij G-d opdelven in onze wereld, zijn licht laten schijnen en de chaos stapje voor stapje op ruimen.
Mc.1,14-20 (13/01/2025)
14 Maar nadat Johannes gevangen genomen was,
ging Jezus naar Galilea
en verkondigde hij de bevrijdende boodschap
van het koningschap van God:
15 “De tijd is vervuld
en het koningschap van God is dichtbij gekomen.
Keer je innerlijk om
en vertrouw op deze bevrijdende boodschap.”
16 Rondwandelend langs het meer van Galilea
zag hij Simon en zijn broer Andreas,
die netten aan het uitwerpen waren in het meer
– zij waren namelijk vissers.
17 “Kom, mij achterna, riep Jezus hen,
en ik zal je doen groeien tot vissers van mensen!”
18 Onmiddellijk lieten zij hun netten los en volgden hem.
19 Een beetje verder gaande zag hij Jakobus,
de zoon van Zebedeus,
en zijn broer Johannes.
Ze waren in hun boot de netten aan het herstellen.
20 Onmiddellijk riep hij hen
en lieten zij hun vader in het schip met de dagloners los
en gingen weg, hem achterna.
Wat Marcus over Jezus te vertellen heeft, is een blijde boodschap, een boodschap van bevrijding. Het eerste woord dat Jezus tot ons spreekt, is heel markant: “Keer je om en geloof in het Evangelie.” Het bevat een dubbele oproep: je omkeren en je toevertrouwen aan het Evangelie!
Wanneer Jezus Simon en Andreas aanspreekt, laten zij onmiddellijk hun netten achter en volgen hem. Ook Jakobus en Johannes reageren op dezelfde wijze. Ze gaan, zonder vragen, zonder enige aarzeling, geen tijd om te overdenken. Ze vertrekken en laten alles achter. Ze hadden ook de keuze om ‘neen’ te zeggen, maar ze kiezen ervoor zich om te keren: weg van het vertrouwde naar Jezus toe. Eenmaal ‘ja’ gezegd, begint hun avontuur met Jezus. Ze vertrouwen zich toe aan hem en gaan mee in het perspectief dat hij hen biedt. Ze staan open om vanaf dat moment de weg met Jezus te gaan – een weg van bevrijding.
Diezelfde oproep wordt ook vandaag tot ons gericht: keer je om en vertrouw je toe aan het Evangelie. Laat het Woord je in beweging brengen.
Mc.1,21-28 (14/01/2025)
21 Ze trokken binnen in Kafarnaum
en onmiddellijk ging hij op de sabbatdagen
de plaats van samenkomst [synagoge] binnen
en gaf onderricht.
22 Zij waren buiten zichzelf van verbazing door zijn onderricht,
want hij onderrichtte als een gezaghebbende,
en niet zoals de boekgeleerden.
23 Onmiddellijk was er in hun plaats van samenkomst
een mens met een nog niet gereinigde geest die krijste:
24 “Jij daar, wat is er tussen ons en jou, Jezus van Nazareth!?
Ben je gekomen om ons te vernietigen?
Ik weet wel wie jij bent: de heilige van God!”
25 Maar Jezus ging kordaat tegen de geest in
met enkel te zeggen:
“Gemuilkorfd! Ga uit hem weg!”
26 De nog niet gereinigde geest deed de man stuiptrekken
en met luide stem krijsend ging hij weg uit hem.
27 Allen stonden zo perplex
dat ze onder elkaar discussieerden:
“Wat is dat allemaal?
Wat is dat voor een onderricht
dat met gezag zelfs de nog niet gereinigde geesten beveelt
en dat ze hem gehoorzamen?”
28 En onmiddellijk verspreidt dit ongehoorde over hem
zich naar heel het ommeland van Galilea.
Ook wij kunnen de vraag van de bezetene tot de onze maken: “Wat hebben wij met jou te maken, Jezus van Nazareth?” “Wat heb ik met jou, Jezus?”
Wanneer deze vraag écht in ons mag doorklinken, zullen we steeds meer ons leven willen afstemmen op hem die geheel en al is afgestemd op G-d. Als we dan horen wat hij zegt en zien wat hij doet, merken we dat hij de schreeuwende man niet uit de weg gaat. Integendeel! Hij gaat op hem af. Hij confronteert de krijsende geesten, de tegenkrachten, met de ondubbelzinnigheid van het geliefd zijn door G-d.
Zo gaat Hij ons voor. Hij legt stemmen die spreken van nietswaardigheid, die het leven afbreken en ondermijnen, het zwijgen op. “Zwijg en ga uit hem weg!” Hij laat geen ruimte voor discussie en doet geen enkele poging om iemand te overtuigen. Er is slechts die liefde en een heilige, zuivere woede om werkelijk boze geesten uit te drijven door een enkel woord: “Zwijg!”
Het is niet voor niets dat het verbijstering opriep in Kafarnaüm en dat mensen perplex stonden voor deze nieuwe leer met groot gezag.
Mc.1,29-39 (15/01/2025)
29 Onmiddellijk daarna gingen zij naar buiten,
weg uit de plaats van samenkomst,
en gingen naar binnen in het huis van Simon en Andreas,
samen met Jakobus en Johannes.
30 Maar Simons schoonmoeder lag neer, gegrepen door koorts.
Onmiddellijk spaken zij hem over haar.
31 Hij ging naar haar toe,
nam haar bij de hand en richtte haar op.
Onmiddellijk verliet de koorts haar
en zorgde zij voor hen.
32 Toen de zon was ondergegaan en de sabbat ten einde,
brachten ze hem al wie erg zwak was of bezeten.
33 Heel Kafarnaum kwam samen bij de deur
34 en hij heelde velen die erg zwak waren door allerlei lijden
en wierp veel demonen naar buiten,
maar hij liet niet toe dat de demonen van hem getuigden.
35 Heel vroeg in de morgen, toen het nog donker was,
stond hij op en ging weg naar een eenzame plaats,
om daar te bidden.
36 Simon en wie bij hem waren, gingen hem achterna.
37 Toen ze hem gevonden hadden,
zeiden ze tegen hem: “Iedereen zoekt je!”
38 Hij antwoordde hen:
“Laten we naar ergens anders gaan,
naar de omliggende dorpen,
zodat ik ook daar kan verkondigen.
Dat is immers waarom ik op weg ben gegaan.”
39 Zo ging hij verkondigen
in de plaatsen van samenkomst [synagoge] in heel Galilea,
en dreef demonen uit.
Jezus had iets met zieken, van wat voor soort ook. Zijn bekommernis om mensen doet zijn hart naar hen uitgaan, en zij ‘voelen’ dat. Ze merken dat daar eindelijk iemand is die écht om hen geeft als vol-waardig mens en naar hen omziet. En daarom willen ze bij hem zijn en zoeken ze hem.
Toch is het niet Jezus’ eerste bedoeling zieken te genezen. Zijn eerste taak is de verkondiging van de nabijheid van G-d. Maar hij doet wel het één via het andere – in beide richtingen! (– Denk hier maar even over na! –)
Hebben die genezen zieken dat begrepen? Soms wel, soms niet. We lezen het beide in het Evangelie. Jezus strooit zijn Go(e)dheid gul onder de mensen, wat ze er ook eventueel ‘maar’ van begrijpen. Want ook dát is verkondiging, niet alleen genezing, maar ook gulle goedheid, als ze maar in-gebed zijn in een diepe verbondenheid met de Vader, die blijkbaar vooral in de eenzaamheid en de stilte van het gebed gevoed wordt.
Ook de genezing en goedheid die wíj aan anderen brengen, als ze in-gebed is, brengt G-d nabij; zo worden ook wíj verkondigers …
Mc.1,40-45 (16/01/2025)
40 Er kwam ook een melaatse bij hem.
Die knielde voor hem neer en smeekte:
“Als je het wil, ben je in de kracht mij te reinigen!”
41 En Jezus, ten diepste bewogen,
strekte zijn hand uit en raakte hem aan:
“Ik wil: word gereinigd!”
42 Onmiddellijk verdween zijn melaatsheid
en werd hij gereinigd.
43 Onmiddellijk stuurde Jezus hem weg,
hem streng toesprekend:
44 “Let op dat je aan niemand iets zegt,
maar ga [naar de tempel in Jeruzalem]
en laat je zien aan de priester
en offer voor je reiniging
wat Mozes heeft geboden,
als een getuigenis voor hen.
45 Eenmaal buiten, begon de man het echter luid te verkondigen
en ruchtbaarheid te geven aan de zaak,
zodat Jezus niet meer openlijk in de stad kon komen,
maar buiten, op eenzame plaatsen, verbleef.
Toch kwamen ze overal vandaan bij hem.
We hadden vorige vrijdag nog maar de Lucasversie van dit verhaal. Daar legden we het accent op ‘niet de éigen wil laten primeren, maar G-ds wil’, zowel voor de melaatse als voor Jezus. Vandaag kijken we even naar de onmogelijke opdracht die Jezus de man meegeeft níet te spreken over zijn genezing.
Vraagt Jezus hem níet te spreken? Eigenlijk niet. Hij vraagt hem éérst te spreken tegen G-d, m.a.w. aan G-d zijn dankbaarheid te laten blijken. Zijn genezing zou voor de rest wel vanzelf spreken. Maar hoezeer de melaatse ook inderdaad G-ds wil zoekt, de dankbaarheid om wat hij gevonden heeft mag niet ontbreken om het volledig te maken!
Het gebeurt o zo vaak … We vragen wat aan G-d – en dat mag duidelijk wel, we mogen wel degelijk zijn wil zoeken – maar dánken we hem ook om wat we gevonden/gekregen hebben? We keren ons tot hem met onze vragen, maar keren we ook naar hem terug met onze dankbaarheid? – dat zou nog het sterkste getuigenis zijn!