Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mt.22,1-14 (22/08/2024)
1 Daarop vertelde Jezus [aan de afgezanten van de Joodse oversten]
opnieuw een gelijkenis:
2 “Het koninkrijk der hemelen is als een koning
die een bruiloftsfeest houdt voor zijn zoon.
3 Hij zond zijn dienaren om de genodigden op te roepen voor het feest, maar zij wilden niet komen.
4 Opnieuw zond hij andere dienaren, met de woorden:
“Zeg tot de genodigden:
Mijn maaltijd is bereid,
mijn ossen en mestvee zijn geslacht,
alles is bereid.
Kom toch naar het bruiloftsfeest!”
5 Maar zij trokken er zich niets van aan en gingen weg,
de een naar zijn akker, een ander naar zijn handel.
6 Nog anderen grepen de dienaren vast
en mishandelden en doodde hen.
7 Toen de koning dit hoorde,
ontstak hij in woede.
Hij stuurde zijn troepen
om die moordenaars om te brengen
en hun stad in brand te steken.
8 Vervolgens zei hij tegen zijn dienaren:
“Het bruiloftsfeest was wel bereid,
maar de genodigden zijn het niet waard geweest [/waren niet bereid].
9 Ga naar de wegen die uitmonden buiten de stad
en nodig al wie je daar zult vinden uit voor het bruiloftsfeest!”
10 De dienaren trokken nu naar die buitenwegen
en verzamelden allen die ze er vonden,
slechten zowel als goeden,
en de bruiloftszaal liep vol met tafelgenoten.
11 Nu kwam de koning binnen om de gasten te begroeten.
Hij zag een man die niet gekleed was voor een bruiloftsfeest
12 en vroeg hem:
“Waarom ben je hier binnengekomen
als je niet gekleed bent voor het feest?”
Hij verstomde …
13 Daarop zei de koning tegen zijn dienaren:
“Aan handen en voeten gebonden neem je hem mee
en werp je hem eruit,
in de buitenste duisternis.
Daar zal geween zijn en tandengeknars.”
14 Want velen zijn uitgenodigd,
maar weinigen behouden.”
“Velen zijn uitgenodigd, maar weinigen behouden.” Wie zijn die ‘behoudenen’? Als zo goed als iedereen een uitnodiging krijgt, hoe komt het dan dat sommigen hem horen en anderen niet? Hoe hoor je dat dan?
Ik hoor die uitnodiging het best op de momenten dat ik stil ben, bewust vertraag, of dat ik – bijna letterlijk – tot stilstand kom of gebracht word. Hier bedoel ik niet dat ik in de file sta of ergens lui in m’n zetel zit, maar wel de passieve, niet bewust opgezochte ontvankelijkheid die me overkomt wanneer ik me voel als opgebrand hout. Er is dan niets meer te verteren: ik ben dan leeg. Op die opgebrande momenten kan ik niet anders meer dan open te staan voor wat zich aandient en niet voor wat zich opdringt. Ik ben dan vol-ledig ontvankelijk.
Ik begrijp er niets van. Ik ‘weet’ alleen. Ik ‘weet’ dat als de uitnodiging mij raakt, als ik die uitnodiging opmerkt, dan word ik ge-ken-merkt, dan wordt G-d heel persoonlijk en gaat een verbond met me aan. Zo eenvoudig is het, te gek voor woorden.
De uitnodiging ... zoek ze niet te ver. Ze ligt klaar, klaar om jou te raken, in volledige vrijheid.
Mt.17,10-13 (11/12/2021)
Zijn leerlingen vroegen aan Jezus: “Waarom zeggen de schriftgeleerden dat Elia eerst moet komen?” Hij antwoordde hen: “Ja, Elia zal eerst komen en alles herstellen. [Mal.3,24]
Maar ik zeg jullie: Elia ís al gekomen, maar ze hebben hem niet herkend en met hem gedaan wat ze wilden. Zo zal ook de mensenzoon lijden door hen.”
Toen begrepen de leerlingen dat hij hen over Johannes de doper sprak.
Zoals in het Oude Testament beschreven staat (2Kon.2,11), verdwijnt de profeet Elia met een wervelwind van het toneel. Logisch dat men er rotsvast van overtuigd was dat hij zou terugkeren. Profeten komen en gaan. De vraag is of wij ze herkennen. Verloopt het niet vaak met de boodschapper (Johannes de doper) zoals het verloopt met de boodschap (Jezus): ze worden niet (of te laat) herkend en aan de kant geschoven. Men doet z’n eigen zin.
En wat zal ik ermee doen? Kan/wil ik open staan voor de waarheid, ook als die uit onverwachte hoek komt? Of zit ik gevangen in mijn eigen overtuiging, m’n eigen veilige willetje, waardoor ik de G-d van het onverwachte, de verrassing, … niet opmerk?
Misschien brengt deze voorbereidingstijd mij tot inzicht: wie is vandaag – hier en nu – profetisch? En dan is het enige dat mij te doen staat: moedig m’n leven ernaar richten en doen wat moet gedaan.
Mt.22,34-40 (19/08/2022)
Maar toen de Farizeeën hoorden dat hij de Sadduceeën de mond had gesnoerd, kwamen ze bijeen en één van hen, een wetgeleerde, ondervroeg hem: “Meester, wat is het grootste gebod in de wet?”
Jezus antwoordde: “Je zult de heer je God daad-werkelijk liefhebben, met geheel je hart, met geheel je geest en met geheel je verstand. [Deut.6,5] Dat is het grootste en eerste gebod. Het tweede is daaraan gelijk: Je zult wie jou nabij komt daad-werkelijk liefhebben als jezelf. [Lev.19,18] Aan deze twee geboden hangen geheel de wet en de profeten.”
Men vraagt Jezus naar het grootste gebod, en hij noemt uit de Joodse wet nummer 1 en nummer 2. Wat maakt zijn antwoord dan bijzonder? Volgens de Joodse wet komt nummer 2 ná nummer 1; Jezus stelt ze aan elkaar gelijk!
Dat kan een technisch detail lijken, maar strekt veel verder. Het is het antwoord waarom in het Christendom de naastenliefde zó belangrijk is. Alle godsdiensten hebben de naastenliefde hoog staan, maar in het Christendom staat ze helemaal bovenaan.
Dat is omdat wij geloven in een ‘geïncarneerde’ G-d. Dat is een duur woord om te zeggen dat G-d zelf méns wordt. We zien dat uitdrukkelijk en verregaand in Jezus, maar dat gebeurt telkens opnieuw in elke mens (in zekere zin zelfs ook in elk schepsel). G-d legt zijn eigen Geest in elke mens; hij wil daarin wonen, er zijn thuis maken; ermee in de wereld zijn.
Volgens Jezus is het dus ‘ipso facto’ zo dat wie een mens dient, G-ds dienst vervult. Sta er vandaag misschien eens uitdrukkelijk bij stil dat G-d in jóu woont, en dat hij daarlangs bij je naaste wil zijn …
Mt.18,15-20 (11/08/2021)
Als je broer een fout begaat, ga erheen en wijs hem terecht – alleen onder jullie. Als hij naar je luistert, heb je je broer gewonnen. Als hij echter niet luistert, neem dan nog één of twee mensen met je mee – omdat elk woord gestaafd wordt op grond van twee of drie getuigen. [Deut.19,5] Als hij echter ook aan hen geen gehoor geeft, zeg het dan [pas] aan de gemeente [ekklesia/kerk], en als hij ook aan de gemeente geen gehoor geeft, moet hij voor jullie zijn als een heiden en tollenaar [een buitenstaander].
Amen, ik zeg jullie: Wat je zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen, en wat je zult vrij maken op de aarde, zal vrij gemaakt zijn in de hemelen.
Opnieuw zeg ik jullie: Als twee van jullie over wat voor zaak op aarde ook in overeenstemming iets vragen zal mijn Vader in de hemelen het voor hen laten gebeuren. Want waar twee of drie bijeen zijn in mijn naam, daar ben ik middenin hen!”
De traditie is dit gaan noemen: ‘de broederlijke vermaning’ (kan ook zusterlijk natuurlijk). En eigenlijk is het een heel wijs iets. Zo wijs dat we het niet zo vaak doen!
Laten we het maar grif toegeven: in veel gevallen hebben wij over iemands ‘fout/zonde’ (breed te begrijpen) eerder met ánderen gepraat dan met de persoon in kwestie.
Of – in een slechts iets beter geval – we zeggen gewoon niets; we zwijgen maar ‘om de lieve vrede’. Maar in geen van beide gevallen is de persoon daarmee gebaat!
Échte liefde voor iemand – de liefde die Christenen voor hun medemens proberen op te brengen, in naam van G-d – vraagt soms ook de taaie moed te durven spreken,
ook (of wellicht júist) als dat delicaat en moeilijk ligt!
We hebben een grotere verantwoordelijkheid tegenover elkaar dan we graag willen toegeven. Ik kan de weg van een ander niet zelf gaan, maar het kan wel mijn verantwoordelijkheid zijn de ander daarop te wijzen. Mijn verantwoordelijkheid is het de hemel met de aarde te verbinden; mijn verantwoordelijkheid is het vrijheid te bewerken, alvast onder twee of drie …
Mt.23,13-22 (26/08/2024)
13 “Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
ondermaatse oordelaars,
omdat je het koningschap der hemelen afsluit voor de mensen.
Want zelf ga je er niet binnen
en wie wel binnengaat, verhinder je het.
14 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
ondermaatse oordelaars,
omdat je de huizen van weduwen opslokt
terwijl je naar buitenuit lange gebeden zegt.
15 Wee jullie, schriftgeleerden en farizeeën,
ondermaatse oordelaars,
omdat je zee en land rondreist
om een proseliet [bekeerling tot het Jodendom] te maken.
En wanneer hij het geworden is,
maak je hem tot een hellekind, dubbel zo erg als jezelf.
16 Wee jullie, blinde wegwijzers, die zeggen:
zweren bij de tempel, is niets,
maar zweren bij het goud van de tempel, is bindend.
17 Verdwaasden! Blinden!
Want wat is groter,
het goud, of de tempel die het goud heiligt?
18 En nog:
zweren bij het altaar, is niets,
maar zweren bij de gave erop, is bindend.
19 Verdwaasden! Blinden!
Want wat is groter,
de gave, of het altaar die de gave heiligt?
20 Wie dus zweert bij het altaar,
zweert dáárbij én bij alles wat er op ligt.
21 En wie zweert bij de tempel,
zweert dáárbij én bij wie er in woont.
22 En wie zweert bij de hemel,
zweert bij de troon van God en bij wie er op zit.”
Jezus gebruikt zeer krachtig veroordelende woorden tegen de religieuze leiders van zijn tijd. Hij valt hun (en onze?) hypocrisie aan. Hij begint het spuien van zijn kritiek telkens met "Wee jullie”.
Het eerste "Wee jullie..." is gericht tegen hen die obstakels bouwen tussen G-d en mensen i.p.v. bruggen te bouwen.
Het tweede "Wee jullie" is gericht tegen hen die de godsdienst gebruiken om zichzelf te verrijken.
Het derde is een waarschuwingsschot tegen hen die de godsdienst gebruiken om mensen naar hun eigen versplinterde groepen te trekken. Zij zoeken volgelingen voor zichzelf, in plaats van mensen te leiden naar G-d.
Als voorlopig slot uit hij nog kritiek tegen hen die zweren en valse beloften doen.
Voorlopig …, want morgen gaat het door …
Jezus laat niet af om duidelijkheid te creëren: Als je G-d wilt volgen dan is dat altijd en overal, én het is G-d die bepaalt hoe dat is, niet de mens.
Mt.9,35 – 10,1.5-8 (4/12/2021)
Jezus trok rond langs alle steden en dorpen. Hij gaf onderricht in hun plaatsen van samenkomst [synagoge] en verkondigde het bevrijdende nieuws van het koninkrijk en hij heelde elke ziekte en elke zwakte onder het volk.
Toen hij de menigte echter overzag, werd hij diep innerlijk bewogen om hen, omdat ze opgejaagd en krachteloos waren, als schapen zonder herder. Hij zei tegen zijn leerlingen: “De oogst is wel overvloedig, maar arbeiders zijn er weinig. Vraag daarom aan de heer van de oogst dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.”
En hij riep zijn twaalf leerlingen bij zich en gaf hen volmacht over nog niet gereinigde geesten, zodat ze die aan het licht konden brengen en elke ziekte en zwakte helen.
Deze twaalf zond Jezus uit en droeg hen op: “Ga niet de weg van de heidenen, ga niet binnen in een stad van de Samaritanen, maar ga veeleer naar de verloren schapen van het huis van Israël. Ga en verkondig: Het koninkrijk der hemelen is nabij gekomen. Heel de verzwakten, reinig de melaatsen, wek de doden op, verdrijf de demonen.
Voor niets heb je ontvangen, voor niets moet je geven.
De liturgie presenteert ons hier een merkwaardige snede uit het geheel van het Evangelie (kijk even naar de vers-opgave). Door de specifieke keuze wordt een specifiek accent gelegd: De zieken en zwakken, in heel hun bonte en telkens unieke variatie, zijn centrum van Jezus’ diep-gaande bekommernis en zorg – en dat zou ook zo moeten zijn voor zijn leerlingen.
Enkele keren horen we het in het Evangelie, hoe Jezus “diep innerlijk bewogen werd.” (Als je heel letterlijk vertaalt, zou je kunnen schrijven: tot in zijn … baarmoeder! – van warme, bekommervolle aandacht gesproken!) Altijd gaat die bewogenheid over mensen, nooit over dingen of situaties, zelfs niet over de zorg om zijn eigen leven.
Dát brengt hij dus van G-dswege naar de wereld. Dat is het wat hij vol-brengt, en al be-levende doorgeeft aan zijn leerlingen. Zij hebben dus de opdracht: “Voor niets heb je ontvangen, voor niets moet je geven. Wees tot in je ‘baarmoeder’ bewogen om je even-mens!”