Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mt.17,14-20 (07/08/2021)

Toen ze bij de menigte kwamen, kwam iemand naar Jezus toe en viel voor hem op de knieën: “Heb erbarmen met mijn zoon, want hij is maanziek en lijdt kwaad: soms valt hij in het vuur, soms in het water …! Ik heb hem bij jouw leerlingen gebracht, maar zij waren niet bij machte hem te genezen.”
Jezus antwoordde nu: “O generatie zonder vertrouwen en op de verkeerde weg, tot wanneer moet ik nog bij jullie zijn, tot wanneer moet ik jullie nog verdragen!? Breng hem hier bij mij.” En hij sprak de demon dwingend toe en hij ging van hem weg. Vanaf dat uur was de jongen genezen.
Toen de leerlingen alleen waren bij Jezus, vroegen ze: “Waarom konden wij die niet uitdrijven?” Hij zei: “Omwille van jullie niet-vertrouwen. Amen, ik zeg jullie: Als je een vertrouwen hebt als een mosterdzaadje, kun je tegen deze berg zeggen ‘verplaats je van hier naar daar’ en hij zal zich verplaatsen. Niets zal onmogelijk zijn voor jullie.”

Wat zou het toch zijn als we écht in vertrouwen zouden kunnen leven en ‘de rechte weg’ (= de juiste weg, de weg richting G-d) zouden bewandelen?! “Niets zou onmogelijk zijn!” Zelfs niet eindelijk tegemoetkomen aan de wanhoop van een vader die zijn kind ziet afzien en ten onder gaan.
Maanziekte lijkt te zijn wat wij nu epilepsie noemen. Dat de term tot een paar decennia geleden gebruikt werd (en in sommig taalgebruik nog steeds), wijst er op dat we in de benadering ervan misschien nog niet zo heel veel verder staan. We beperken de symptomen; dat is al iets. (Dat lukte de leerlingen toen nog niet.) Maar hélen we de ellende van wie hieraan lijdt en van zijn of haar omgeving?
Jezus raakt er een beetje ongeduldig over. Er ontsnappen hem harde woorden tegen zijn leerlingen. (Durven wij ze tegen óns laten klinken?) Het belemmert hem gelukkig niet zijn werk van barmhartige nabijheid toch te vervullen: “Breng hem hier bij mij!” (Terwijl iedereen liever afstand nam.)
‘Barmhartigheid’ gaat over ‘iemand dragen in de schoot’. Waar we op de kracht van dit leven-gevende gebaar vertrouwen, gebeurt het ‘onmogelijke’!

Mt.21,33-43.45-46 (18/03/2022)

Luister naar een andere vergelijking [zei Jezus tegen de afgezanten van de Joodse oversten]: “Er was eens een huisheer die een wijngaard aanlegde. Hij zette er een omheining rond, groef erin een perskuip uit en bouwde er een wachttoren. Toen verhuurde hij hem aan wijnbouwers en vertrok naar het buitenland. Toen nu de tijd kwam van de oogst, zond hij zijn dienaars naar de wijnbouwers om zijn deel van de oogst te ontvangen. Maar de wijnbouwers grepen zijn dienaren vast. De een ranselden ze af, een ander doodden ze en nog een ander stenigden ze. Opnieuw zond hij nu dienaren, meer nog dan de eersten, maar ze deden met hen net zo. Ten slotte zond hij zijn zoon naar hen, denkend dat ze door zijn zoon tot inkeer zouden komen. Toen de wijnbouwers de zoon zagen, zeiden ze echter onder elkaar: “Dat is de erfgenaam! Vooruit, laten we hem doden en zijn erfenis in bezit nemen.” Ze grepen hem dus vast, wierpen hem buiten de wijngaard en doodden hem.
Wanneer nu de heer van de wijngaard komt, wat zal hij met die wijnbouwers doen?” Ze antwoordden hem: “Hij zal die slechteriken een slechte dood doen sterven en de wijngaard zal hij verhuren aan andere wijnbouwers die hem de oogst wel zullen geven wanneer het daar de tijd voor is.”
Maar Jezus zei: “Herkennen jullie het Schriftwoord niet? De steen door de bouwers afgekeurd, die steen is hoeksteen geworden. Dat is het werk van de heer, een wonder is het in onze ogen. [Ps.118,22-23] Daarom zeg ik jullie: Het koninkrijk van God zal van jullie weggenomen worden en gegeven aan een volk die er de oogst van voortbrengt.
Toen de hogepriesters en de Farizeeën deze gelijkenissen hoorden, begrepen ze dat hij over hen sprak. En zij zochten hem vast te grijpen, maar ze waren bang voor de mensen, omdat zij hem voor een profeet hielden.

Deze gelijkenis kan doorheen verschillende brillen gelezen worden, en dan komen de vragen: Is het een gelijkenis over joodse leiders in de tijd van Jezus? Gaat het over Jezus – de zoon – en is het een voorzegging van zijn gewelddadige dood? Of gaat de gelijkenis over gewetenloze lieden, die gaan voor eigen gewin – hetzij baas, hetzij knecht? Of is het een aanklacht tegen een samenleving waarin geweld, dood en chaos de dienst uitmaken? Of tegen een gemeenschap waarin mensen elkaar instrumenteel behandelen als middel tot een doel?
Mij houdt deze gelijkenis een spiegel voor. Zo ziet de wereld er uit: we gebruiken elkaar voor eigen nut; we buiten uit – de aarde, de grond, de mensen – om er zelf beter van te worden.
En tegelijkertijd is het een hoopvol verhaal, van G-d en zijn schepping, een verhaal vol vertrouwen … Zó vertrouwt hij ons ‘zijn wijngaard’ toe! Zó zorgzaam vraagt hij mij vrucht te dragen …

 

Mt.18,21 – 19,1 (17/08/2023)

21    Petrus kwam naar Jezus en vroeg:
       “Heer, hoe vaak mag iemand tegen mij zondigen
       om hem nog te vergeven?
       Tot zeven maal?” [volgens de Thora: drie of vier maal]
22    Jezus antwoordde hem:
       “Niet tot zeven maal, zeg ik je,
       maar tot zeventig maal zeven maal!”
23    Zo is het koningschap van de hemelen te vergelijken
       met een koning die vereffening wilde vragen van zijn dienaren.
24    Toen hij begon werd iemand bij hem gebracht
       die hem tienduizend talenten schuldig was. [= 10.000 x 6.000 daglonen]
25    Omdat hij niets had om te betalen,
       beval de heer dat hij, met zijn vrouw, kinderen en al wat hij had,
       verkocht zouden worden.
26    Nu viel de dienaar voor hem op zijn knieën en smeekte:
       “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
27    De heer werd ten diepste bewogen,
       liet de dienaar vrij
       en schold hem het geleende kwijt.
28    Maar toen die dienaar naar buiten ging,
       kwam hij een mede-dienaar tegen die hem honderd denariën schuldig was. [= 100 daglonen]
       Hij greep hem bij de keel:
       “Betaal wat je me schuldig bent!”
29    De mede-dienaar viel hem aan de voeten en smeekte:
       “Wees grootmoedig met mij en ik zal je alles betalen.”
30    Maar hij weigerde.
       Integendeel, hij wierp hem in de gevangenis
       totdat hij het verschuldigde betaald zou hebben.
31    Andere mede-dienaars zagen dit gebeuren
       en waren zo diep geschokt
       dat ze het gebeuren aan hun heer gingen melden.
32    Toen riep de heer hem bij zich en zei hem:
       “Inrotte dienaar,
       heel die schuld heb ik jou kwijtgescholden
       omdat je mij dat gesmeekt hebt.
33    Moest je je dan ook niet ontfermen over die mede-dienaar,
       zoals ik me ontfermd heb over jou?”
34    En vertoornd leverde de heer hem over aan de folteraars
       totdat hij het hele verschuldigde betaald zou hebben.
35    Zo zal ook mijn hemelse Vader met jullie doen
       als je niet van harte je mede-mens vergeeft.”
1      Toen Jezus deze woorden had beëindigd,
       vertrok hij uit Galilea
       en kwam in het gebied van Judea
       aan de overkant van de Jordaan.

Het Christendom wordt de godsdienst van de naastenliefde genoemd. In alle andere wereldgodsdiensten is dat aspect ook aanwezig, maar Jezus legt er inderdaad een meer dan bijzondere nadruk op. En dat gaat dan niet alleen over praktisch goed doen (“wat je aan de minsten van de mijnen hebt gedaan, heb je aan mij gedaan” Mt.25,40) of over het helend met mensen omgaan, zoals Jezus dat zelf deed en waar Christenen inderdaad altijd goed in zijn geweest.
Uitzonderlijker is Jezus’ klemtoon op een beetje een ‘apart geval’ van de naastenliefde, namelijk de vergeving! (En het is niet zo zeker of we daar even goed in zijn …) Gisteren hoorden we al hoe ik behoedzaam moet omgaan met fouten die anderen maken. Vandaag wordt het nog moeilijker als dat gaat over fouten die begaan zijn ten aanzien van mezelf! Petrus dacht dat hij genereus was met 7 keer vergeving aan te bieden. Jezus gaat daar exuberant over – met als enige ‘reden’ dat G-d nog eindeloos veel exuberanter míj vergeeft (daar gaat die parabel toch over?!).

Mt.19,27-29 (11/08/2023) 

27    Petrus ging daarop in en zei tegen Jezus:
       “Kijk, wíj hebben toch maar alles losgelaten
       en wíj zijn je gevolgd.
       Wat zal er dan voor ons zijn?”
28     Jezus antwoordde aan allen:
       Amen, ik zeg jullie:
       Jullie die mij gevolgd zijn,
       bij het opnieuw geboren worden,
       wanneer de mensenzoon zal zitten op zijn troon van heerlijkheid,
       zullen ook zitten op twaalf tronen,
       oordelend over de twaalf stammen van Israël.”
29    En ieder die zijn huis heeft losgelaten,
       of zijn broers of zussen,
       of zijn vader of moeder
       of zijn vrouw of kinderen,
       of zijn akkers
       omwille van mijn naam,
       zal honderdvoudig ontvangen
       en het volle leven erven.

Elf augustus is de gedenkdag van de H. Clara. Het is zeker de moeite waard om even van het gewone dagelijkse leesrooster af te wijken en het Evangelie te kiezen dat voor haar gedenkdag voorzien werd.
Clara was een vrouw die het aandurfde om zichzelf in alle opzichten tegen te komen. Reeds heel jong maakte ze de keuze om tegen de gewone gang van zaken in te gaan. Radicaal volgde ze haar hart en zocht de armoede op. Het was haar keuze om in alle eenvoud te leven, gastvrij en vol mededogen voor anderen. In verbondenheid met alles en allen – met de goddelijke liefde en met de mensen om haar heen – wees ze mensen de weg naar hun innerlijke krachtbron. Ze leefde vanuit haar kwetsbaarheid waardoor ze meer en meer in haar kracht kwam te staan.
Haar levensverhaal heeft ons vandaag nog veel te bieden. Niet dat wij met z’n allen Clara’s moeten worden, maar misschien mag ze ons wel uitdagen om op onze plek, waar wij ons leven vandaag leiden, ons pure zelf te worden: krachtige mensen die het mooie in zich ontwikkelen en iets kunnen uitstralen in een wereld die beheerst wordt door prestatiedrang en onafhankelijkheidwaan.

Mt.5,1-12a (1/11/2021)

Toen Jezus al die mensen zag, ging hij de berg op en ging zitten.
Zijn leerlingen kwamen om hem heen. Hij nam het woord en onderrichtte hen:

“Gezegend wie leeft in de geest van het bedelaarschap.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.
Gezegend wie diep droevig zijn.
Ja, zij zullen worden vertroost.
Gezegend de ootmoedigen.
Ja, zij zullen te-vrede-nheid ontvangen. [Ps.37,11]
Gezegend wie hongeren en dorsten naar wat waarachtig is.
Ja, zij zullen verzadigd worden.
Gezegend de barmhartigen.
Ja, zij zullen barmhartigheid ontmoeten.
Gezegend wie integer is in denken en doen. [Ps.24,4]
Ja, zij zullen God zien.
Gezegend wie vrede bewerken.
Ja, zij zullen kinderen van God worden genoemd.
Gezegend wie vervolgd worden om wat waarachtig is.
Ja, van hen is het koninkrijk der hemelen.”

“Gezegend zijn jullie wanneer ze je uitschelden en vervolgen en onterecht allerlei kwaad over jullie spreken omwille van mij. Wees blij en jubel! Ja, overvloedig is jullie loon in de hemelen.”

Het woord dat Matteüs gebruikt, hier vertaald met ‘gezegend’, is geen ‘vaststelling’, maar een ‘wens’ – een heel actieve wens! De vertaling van Chouraqui, die dicht bij het Hebreeuws aanleunt, schrijft: en marche! Vooruit, op weg ermee! Ik denk dat dit zeer goed de geest van ‘de zaligsprekingen’ weergeeft. Durf ermee op weg te gaan dan zullen jij en je omgeving ermee gezegend zijn!
Logisch toch dat deze lezing gekozen werd voor het Hoogfeest van Allerheiligen, want het is juist dat waar waarachtige ‘Heiligheid’ over gaat. Niks heldhaftig, niks eigenmachtig, niks spectaculair; … wel nederigheid: leven in de geest van de bedelaar.
Niets héb ik – alles ontváng ik.
Niets betrácht ik – afwachtend en verwachtend leef ik.
Niets schrijf ik op eigen conto – het zijn mensen in naam van G-d die mij voorzien van wat ik nodig heb.
G-d is mijn alles – mag mijn alles worden! Mijn leven, in ontvangende gegevenheid, mag transparant worden: sprekend van Hem – en zoals Hij meestal blijk te zijn, is dat in alle stilte en bescheidenheid …

Mt.19,3-12 (18/08/2023)

3       Er kwamen farizeeën naar hem om hem te testen en ze vroegen:
       “Is het een man geoorloofd zijn vrouw weg te sturen om elke reden?”
4      Hij antwoordde hun:
       “Hebben jullie niet gelezen
       dat de schepper vanaf de oorsprong
       hen mannelijk en vrouwelijk heeft gemaakt? [Gen.1,27]
5      Hij zegt: Hierom zal een man zijn vader en moeder verlaten
       en zich binden aan zijn vrouw [Gen.2,24]
       en deze twee zullen één lichaam worden,
6      zodat zij niet meer twee, maar één zijn.
       Wat God dus heeft samengebracht, moet een mens niet scheiden.”
7      Ze vroegen hem nu:
       “Waarom heeft Mozes dan opgedragen
       een scheidingsakte te geven en haar weg te sturen?” [Deut.24,1]
8      Hij zei:
       “Omwille van de verhardheid van jullie hart [sklèrokardian]
       heeft Mozes toegestaan je vrouw weg te sturen.
       In oorsprong was dit echter niet zo.
9      Ik zeg jullie echter:
       Wie zijn vrouw wegstuurt en een ander huwt, begaat overspel
       – behalve om reden van hoererij –
       en wie de weggezondene huwt, begaat overspel.”
10     Zijn leerlingen zeiden hem nu:
       “Als het zo staat met man en vrouw, kun je beter niet trouwen!”
11     Maar hij zei hen:
       “Niet iedereen kan deze woorden plaatsen,
       maar wel wie het gegeven is.
12     Er zijn mensen die niet kunnen trouwen,
       omdat ze zo geboren zijn,
       en er zijn er die niet kunnen trouwen
       omdat ze door mensen tot een huwelijk niet in staat zijn gemaakt.
       Maar er zijn ook mensen die zelf van een huwelijk afzien
       omwille van het koningschap der hemelen.
       Wie dit een plaats kan geven,
       moet dit een plaats geven.

We vinden dit een erg lastig Evangelie. Het lijkt niet meer te passen bij onze tijd. Wat hebben godsdiensten toch altijd met die huwelijksmoraal?! Waarom menen ze telkens daar per se allerlei te moeten over zeggen?
Godsdiensten hebben vooreerst te maken met … mensen; en – als het ook maar een beetje goed zit – ook met G-d. Ze zijn er net om die samen te brengen. Maar mensen zijn mensen, een dierlijke soort die zich opgewerkt heeft en van daaruit meent boven alles verheven te zijn. Wie echter de geschiedenis bekijkt, zal rap zien hoe álle tijden door menselijke relaties enerzijds grote chaos – ‘los-bandigheid’ (lees dit letterlijk, niet in zijn veroordelende zin) – waren en anderzijds men daar met allerlei middelen wat structuur probeerde in te brengen. Meestal mocht men al tevreden zijn als die structuur er tenminste uiterlijk een beetje was. Wat er ‘achter de schermen’ gebeurde …
Godsdiensten gaan met díe mensen om – meer nog, worden door díe mensen georganiseerd – en vragen zich af of die ‘los-bandigheid’ de mens geluk brengt in goddelijke zin. Kan een mens G-ds Liefde vinden, als hij niet de veilige geborgenheid van menselijke relaties vindt?
Hóe die precies moeten georganiseerd worden, is wellicht een vraag die elke tijdsperiode opnieuw moet uitzoeken (hopelijk mee gebaseerd op de ‘leerschool’ van het verleden), maar dát ze georganiseerd moeten worden om heilzaam te zijn, dat wisten ze in Jezus’ tijd (en lang daarvoor, én lang daarna) al …