Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh. 21,15-19 (29/05/2020)

Toen ze gegeten hadden vroeg Jezus aan Simon Petrus: 'Simon, zoon van Johannes, heb je me lief, meer dan de anderen hier?'
'Ja, Heer,' zei hij, 'jij weet dat ik van je hou.' Daarop zei Jezus: 'Zorg dan voor mijn kudde.' Nogmaals vroeg hij:
'Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?' 'Ja, Heer,' zei hij, 'jij weet dat ik van je hou.' Daarop zei Jezus:
'Wees dan een herder voor mijn schapen.' Nog een derde keer vroeg hij: 'Simon, zoon van Johannes, houd je van mij?'
Het deed Petrus pijn dat hij hem voor de derde keer vroeg of hij van hem hield, en hij zei: 'Heer, jij die alles weet,
je beseft toch wel dat ik van je hou.' Daarop zei Jezus: 'Zorg dan voor mijn schapen. Waarachtig, ik verzeker je:
als jongeman deed je zelf je gordel om en je ging de weg die je zelf wilde; als je oud bent zul je je armen uitstrekken en je gordel laten omdoen,
en je zult een weg gaan die je zelf niet wilt.' Hiermee kondigde hij aan door wat voor dood Petrus God zou verheerlijken.
En na deze voorspelling zei hij tegen hem: 'Volg mij.'

 “Heb je me lief? “
Wat een vraag. Stel je even voor dat ze aan jou gesteld wordt. Ik word er stil van. “Hoe lief, wat lief … wat bedoel je juist?”, werp ik op.
Zo kan ik mijn antwoord wat uitstellen. Maar eigenlijk weet ik perfect wat er bedoeld wordt. Namelijk of ik bereid ben om me persoonlijk
met heel mijn wezen te verbinden? Of ik er onvoorwaardelijk voor kies om heel mijn doen en laten af te stemmen op hem? Of ik bereid ben om te leven
weg van mezelf, totaal gericht op de (A)ander?
Ik voel ook een zekere teleurstelling omwille van de vraag. Is het dan niet duidelijk? Tot ik besef dat het een harts-kwestie is en niets te maken heeft met al wat ik doe of verkondig.
Petrus was diep geraakt en door zijn tranen heen zag hij alleen nog Jezus en diep van binnen wist hij dat hij meer van deze man hield dan hij kan zeggen. Hier was sprake van ware liefde.
Een liefde die niet zelfgenoegzaam is, waar geen sprake is van enige ikkigheid.
Op dat punt gekomen kan ik alleen maar zeggen: Ja ik ben bereid, mijn liefde geef ik als antwoord op jouw liefde voor mij, ik geef ze jou en de wereld.

Joh.16,12-15 (12/06/2022)

Nog veel zou ik jullie willen zeggen, maar je bent nu nog niet bij machte ze te dragen. Maar wanneer díe [de medestander] komt, de Geest van de waarheid, zal hij jullie de weg wijzen in alle waarheid. Want hij zal niet uit zichzelf spreken, maar hij zal uitspreken wat hij hoort en jullie verkondigen wat komt. Hij zal mij eren door te verkondigen wat hij van mij hoorde.
Alles wat de Vader heeft, is het mijne. Daarom zei ik dat hij zal verkondigen wat hij van mij hoorde.

Drievuldigheidszondag, een week na Pinksteren, is a.h.w. een afronding en samenvatting van het hele Paasgebeuren. Toch zien we het beter niet als een einde, maar net als een begin! Wat er met Jezus in het Pasen – uittocht/lijden-doortocht/dood-intocht/verrijzenis – is gebeurd als uiting van wie G-d voor mensen wil zijn, vindt zijn doorwerking in de Geest. Die Geest stuwt ons dezelfde weg op!
Drie-eenheid is dus verrassenderwijze niet een onderonsje in G-d. Het is een wervelwind van Liefde die als een windhoos met zich meesleurt al wie ook maar een beetje in de buurt van die Liefde komt. ‘Perichorese’ is het Griekse woord dat men daar in de 4de eeuw voor bedacht. Je hoort er terecht ons ‘Nederlandse’ woord ‘choreografie’ in. Drie-eenheid is geen onmogelijke rekensom; drie-eenheid is een dans waartoe G-d mij uitnodigt!
Durf ik uit mijn al te stijve schoenen treden en mij door G-d ten dans laten meeslepen in een avontuur van Liefde? Ons leven zal te klein zijn om te vertellen wat er dan gebeurt!

 

Joh.20,19-23 (23/05/2021)

Toen het dan avond was, op die eerste dag, waren de leerlingen bijeen, met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden. Jezus kwam, hij stond in hun midden, en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom] En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren diep verheugd toen ze de Heer zagen. Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie! Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.”
Toen blies hij over hen en zei: “Ontvang de heilige Geest-adem.” Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft], dan worden ze losgelaten; als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.

Zoals in de dagen van de schepping van de mens, bij wie het genomen worden uit de materialiteit van de aarde niet voldoende is, maar hij ook G-ds Geest-adem meekrijgt om te léven, zo herneemt Jezus in dit Pinkstergebeuren dit gebaar en worden de leerlingen – wij incluis – herschapen tot lévende mensen.
Als wij die Geest-adem bij ons binnen laten komen (en ons niet te bang opsluiten), brengt hij ons Sjaloom. Dat wordt terecht vertaald met ‘vrede’, als je het maar hoog en breed en diep genoeg begrijpt. Het gaat over véél meer dan ‘geen oorlog of ruzie’. Het gaat over een te-vrede-nheid met alles en iedereen, een harmonie met de mensen en de omstandigheden in je leven, een één-heid waar de ánder evenveel tot zijn recht komt als mezelf.
Opvallend is dat Jezus dit onmiddellijk verbindt met vergeving. De dynamische beweging die de Geest-adem in ons teweeg brengt, moet/zal zich tonen in de beweeglijkheid die wij aan de dag leggen voor de tekortkomingen van anderen. Hoe vred-ig wordt het, als ik naar de ander toega met het vuur van de Liefde!

Joh.20,1.11-18 (22/07/2023)

1     Op de eerste dag na de sabbat
       kwam Maria van Magdala
       vroeg – het was nog donker –
       naar het graf
       en zag dat de steen van het graf was weggenomen.
11    Maria was wenend bij het graf blijven staan.
       Zo wenend, boog zij zich naar het graf toe
12    en aanschouwde twee boodschappers [angeloi]
       die daar zaten in het wit,
       één aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde,
       daar waar het lichaam van Jezus had gelegen.
13    Ze zeiden tegen haar:
       “Vrouw, waarom ween je?”
       Ze antwoordde hen:
       “Omdat ze mijn heer hebben weggenomen
       en ik niet weet waar ze hem hebben gebracht.”
14    Toen keerde zij zich om, naar achter [= weg van het graf]
       en aanschouwde Jezus die daar stond,
       zonder te weten dat het Jezus was.
15    Jezus zei haar:
       “Vrouw, waarom ween je? Wie zoek je?”
       Menend dat het de tuinman was, zei ze:
       “Heer, als jij hem weggedragen hebt,
       zeg me waar je hem hebt neergelegd,
       zodat ik hem kan halen.”
16    Nu zei Jezus tegen haar: “Maria.”
       Zij keerde om en zei: “Rabboeni!”
       – wat wil zeggen: mijn meester.
17    Jezus zei haar:
       “Hou mij niet vast,
       want ik ben nog niet opgegaan naar mijn Vader.
       Maar ga naar mijn broers
       en zeg hen:
       Ik ga op naar mijn en jullie Vader,
       naar mijn en jullie God.”
18    Maria van Magdala ging naar de leerlingen
       en berichtte hen dat zij de Heer had gezien
       en dat hij dit tegen haar had gezegd.

Maria van Magdala is wellicht een van de meest tot de verbeelding sprekende figuren uit het Nieuwe Testament. Hoe komt dat? Wellicht omdat ze ook het meest ‘menselijk’ is, en daardoor het dichtst bij onszelf staat. We horen over haar ‘zondigheid’ en over haar heftige emoties, maar ook over haar gedrevenheid vanuit een heel oprechte liefde.
Die zogezegd vrouwonvriendelijke Bijbel heeft nooit verzwegen dat zíj het was die als allereerste de verrezen heer heeft ontmoet, en dat ze met die boodschap naar de leerlingen moest (!) en dus de eerste geloofsverkondiger was!
Zou ikzelf zo’n boodschap aannemen van iemand die ik eigenlijk nogal aan de (rafel)rand van de maatschappij vind staan?
Om die boodschap te kúnnen brengen, moest Maria wel er zich twee keer voor omkeren! Eén keer weg van het graf, weg van alle doodsheid, weg van haar verknochtheid aan de uiterlijke vormen van vroeger; en één keer weg van zichzelf, weg van het zich wentelen in haar verdriet, weg van de geslotenheid voor haar eigen wezen.
Maria van Magdala gaat mij voor in deze omkering. Durf ik haar volgen?

Joh.21,20-25 (22/05/2021)

Petrus keerde zich om en zag de leerlingen die Jezus erg genegen was hen volgen. Het was hij die bij de maaltijd aan Jezus’ borst had gevraagd: “Heer, wie is het die jou zal uitleveren?” Toen Petrus hem zag, vroeg hij aan Jezus: “Heer, wat met hem?” Jezus zei hem: “Het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is dat hij blijft tot ik kom. Jij moet mij volgen.”
Zo ontstond onder de leerlingen de gedachte dat hij niet zou sterven, maar Jezus had niet gezegd dat hij niet zou sterven, maar ‘“het is jouw zaak niet of het mijn bedoeling is dat hij blijft tot ik kom’.
Het is deze leerling die van deze dingen getuigt en dit alles beschreven heeft. Wij weten dat zijn getuigenis waar is. Er zijn nog veel andere dingen die Jezus gedaan heeft. Als ze echter
allemaal beschreven zouden worden, zou – zo denk ik – de wereld te klein zijn voor de volgeschreven boeken.

Gisteren ging het over de vriendschap tussen Jezus en Petrus, met de consequenties die dat heeft voor zijn leven. Vandaag, in dit laatste stukje Paas-Evangelie, gaat het over de vriendschap tussen Jezus en Johannes.
Net omwille van wat hier staat, terwijl het duidelijk is dat het Johannesevangelie pas laat geschreven werd, ging de traditie ervan uit dat Johannes nog echt jong moet zijn geweest toen hij leerling van Jezus werd.
Of dat historisch ook zo was, doet er niet zoveel toe. Het doet ons wel begrijpen waarom Jezus een bijzondere genegenheid voor hem had. Jezus had het wel voor wie zich ontvankelijk open stelt en z’n hele leven erop inricht om hem te volgen. Echte leerlingen zijn zij die zich láten ‘kneden’, die kennis en wijsheid in zich opnemen en daarmee ook ‘de liefde voor de zaak van de meester’ overnemen en doorgeven.
Maar pas op! Ook dit leerlingschap heeft verstrekkende consequenties: je wordt getuige, ‘willen of niet’, een leven lang (en dat kan een láng leven worden), in een soort van ‘eeuwigheid’ die totaal aan je verstand ontsnapt. Maar je ‘moet’ getuigen, je kúnt niet anders: spreken, schrijven, en vooral … Léven!

Joh.10,27-30 (8/05/2022)

“Mijn schapen geven gehoor aan mijn stem.
Ik ken ze
en zij volgen mij.
En ik geef ze volheid van leven,
in der eeuwigheid gaan ze niet verloren,
en niemand zal ze uit mijn hand roven.
Wat de Vader mij gegeven heeft,
is groter dan alles,
en niemand is bij machte
te roven uit de hand van mijn Vader.
En ik en de Vader zijn één.”

Uitermate korte woorden –
voor een uitermate intiem en teder gebeuren:
Wij zijn allen in de hand van G-d
(wordt dat ook niet zo ons toegezegd bij ons doopsel?!),
en omdat Jezus ín G-d is
weidt hij ons daar
naar volheid van leven,
niet met macht en majesteit,
maar louter met de toon van zijn stem
en de zorg van de herder.
Als wij meegeven,
ingaan op dit intieme gebeuren,
wat kan ons dan tegengaan?
Dán worden wij vrije mensen,
kinderen van G-d,
één met alles en allen,
ín G-d.