Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh. 20,11-18 (6/4/2021)

Maria [van Magdala] was wenend bij het graf blijven staan. Zo wenend, boog zij zich naar het graf toe en aanschouwde twee boodschappers [angeloi] die daar zaten in het wit, één aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde, daar waar het lichaam van Jezus had gelegen.
Ze zeiden tegen haar: “Vrouw, waarom ween je?” Ze antwoordde hen: “Omdat ze mijn heer hebben weggenomen en ik niet weet waar ze hem hebben gebracht.”
Toen keerde zij zich om, naar achter [= weg van het graf] en aanschouwde Jezus die daar stond, zonder te weten dat het Jezus was. Jezus zei haar: “Vrouw, waarom ween je? Wie zoek je?” Menend dat het de tuinman was, zei ze: “Heer, als jij hem weggedragen hebt, zeg me waar je hem hebt neergelegd, zodat ik hem kan halen.”
Nu zei Jezus tegen haar: “Maria.” Zij keerde om en zei: “Rabboeni!” – wat wil zeggen: mijn meester.
Jezus zei haar: “Hou mij niet vast, want ik ben nog niet opgegaan naar mijn Vader. Maar ga naar mijn broers en zeg hen: Ik ga op naar mijn en jullie Vader, naar mijn en jullie God.”
Maria van Magdala ging naar de leerlingen en berichtte hen dat zij de Heer had gezien en dat hij dit tegen haar had gezegd.

Opnieuw die verwarring en dat verdriet – hoe zou je zelf zijn. Opnieuw dat in beweging komen (“ze keerde zich om, weg van het graf”) eer er ontmoeting kan gebeuren.
Vreemd toch (?) dat Maria Jezus niet herkent, ook al zag zij hem staan!? Wellicht niet toevallig gebruikt Johannes hier eigenlijk niet het woord ‘zien’, maar ‘aanschouwen’. ‘Zien’ is iets wat met lichamelijke ogen gebeurt, ‘aanschouwen’ iets wat met innerlijke ogen gebeurt. En net daarom bloeit de herkenning open bij het noemen van haar naam!
Je zou je hier de vraag kunnen stellen wie tot leven wordt gewekt! Jezus? Of Maria? Binnen deze passage is het wel degelijk Maria!
Jezus ís al Paasmens – en Paasmensen wekken anderen tot leven.
Ook wij kunnen Paasmensen worden, als wij ons ‘omkeren, weg van het doodse’ en ons door Jezus bij onze naam laten noemen, zoals hij alleen ons kent. Én wij kunnen anderen tot leven roepen, door het noemen van hun naam! Jij bent iemand voor mij!

 

 Joh.20,19-31 (24/04/2022)

Toen het dan avond was, op die eerste dag, waren de leerlingen bijeen, met gesloten deuren, uit vrees voor de Joden. Jezus kwam, hij stond in hun midden, en zei tegen hen: “Vrede voor jullie!” [Sjaloom] En hij toonde hun zijn handen en zijn zijde. De leerlingen waren diep verheugd toen ze de Heer zagen. Jezus zei hen opnieuw: “Vrede voor jullie! Zoals de Vader mij gezonden heeft, zo zend ik jullie.” Toen blies hij over hen en zei: “Ontvang de heilige Geest-adem.” Als je iemands zonden [verwijdering] loslaat [vergeeft], dan worden ze losgelaten; als je ze vasthoudt, worden ze vastgehouden.
Maar Tomas, die ‘de tweeling’ wordt genoemd, één van de twaalf, was niet bij hen toen Jezus kwam. De andere leerlingen zeiden hem: “We hebben de Heer gezien!” Maar hij zei tegen hen: Als ik in zijn handen de inslag van de spijkers niet zie en er mijn vingers in kan steken, en als ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen, hoe kan ik het dan vertrouwen?”
Acht dagen later waren zijn leerlingen weer bijeen en nu was Tomas er wel bij. Jezus kwam terwijl de deuren gesloten waren – in hun midden en zei: “Vrede voor jullie!” Daarna zei hij tegen Tomas: “Kom met je vinger, kijk naar mijn handen, kom met je hand en leg die in mijn zijde. Wees niet wantrouwig, maar vertrouw!” Tomas antwoordde hem: “Mijn Heer en mijn God!” Jezus zei hem: “Omdat je mij gezien hebt, ben je gaan vertrouwen. Gezegend wie niet gezien heeft én vertrouwen!”
Jezus heeft nog veel andere tekens gedaan voor de ogen van zijn leerlingen. Ze zijn niet allemaal opgeschreven in dit boek. Maar deze zijn wel opgeschreven opdat je zou gaan vertrouwen dat Jezus de Gezalfde is, de Zoon van God, en opdat jij, door dit vertrouwen, zou léven, in zijn Naam!

Ocharme Tomas, de eeuwen door beladen met het verwijt van ongeloof … Is dat wel terecht? Is het niet ons eigen ongeloof dat we op hem projecteren? Het is makkelijker het aan een ander te verwijten dan het bij onszelf te erkennen!
Bovendien, zolang wij ons alleen op dat zogezegde ongeloof van Tomas richten blijft er iets onderbelicht. De vraag die hij stelde naar ‘het zien van de wonden in Jezus’ handen en zijde’ was op zich zéér terecht. Die ‘verschijning’ kon de ware Jezus niet zijn als hij die wonden niet had – en niet omdat er ‘bewijzen’ moesten zijn, maar omdat het het ‘waarmerk’ van Jezus is dat hij het lijden niet uit de weg ging, niet in zijn eigen leven én niet dat van een ander!
Dat dit een belangrijk aspect is, is nochtans in de tekst snel merkbaar: Nog voor de Tomas-kwestie begint Jezus er zelf over! Na zijn vredeswoord toont hij aan de anderen, zonder dat ze het vragen, meteen zelf de tekenen van zijn leven in liefde.
Misschien moeten we dan vanaf nu Tomas niet meer zo terzijde schuiven, maar hem eerder omarmen, en mét hem Jezus willen erkennen in degene die er is voor de lijdende mens en daar zelf voor door het lijden wil gaan?

 

Joh. 20,19-23 (31/05/2020) 

In de avond van die eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden,
kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: 'Vrede zij u.' Na dit gezegd te hebben toonde hij hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: 'Vrede zij u. Zoals de Vader mij gezonden heeft zo zend Ik jullie.'
Na deze woorden blies hij over hen en zei: 'Ontvangt de heilige Geest. Wier zonden jij vergeeft hun zijn ze vergeven,
en wier zonden jij niet vergeeft hun zijn ze niet vergeven.'

 Door vertaalkwesties valt het niet op, maar wat er hier in het Evangelie gebeurt, is quasi identiek aan het scheppingsgebeuren:
Gods/Jezus’ Adem blaast over de schepping/mens in verwarring en hij wordt levend. Gods Ruach – adem, wind, geest, kracht, vuur, stuwing, …
– schept, geeft geest aan materie, geeft Léven aan leven.
Gesloten deuren, angst (dat zijn gesloten gedachten) of verwarring kunnen hem duidelijk niet tegenhouden.
Daarvoor is Gods liefde en zijn verlangen dat de mens er zich zou laten in meeslepen wellicht te groot! Waaiend/laaiend breekt hij ons open …
En dan spreekt Jezus twee woorden die we hier niet zo direct zouden verwachten:
Vrede! Midden de storm en verwarring? Ja dus! De Vrede die het ‘leven in Gods Adem’ geeft, gaat níet over ‘stormloosheid’ (dat zou geen leven zijn!).
Het is een Vrede die zich laat voelen in de hechte gegrondheid waarin wij mogen Léven, wat het leven ons ook brengt.
Vergeving! Verrassende verbinding. Maar wellicht gaat het juist om die verbinding: Gods Adem stuwt ons naar elkaar, sloopt scheidingsmuren, wíl verzoenen …
Dan pas kunnen wij Léven.

Homilie

Joh.19,25-34 (6/06/2022) 

Bij Jezus’ kruis stonden zijn moeder, de zuster van zijn moeder, Maria [de vrouw] van Klopas en Maria van Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag, en naast haar de leerling die hij liefhad, zei hij tegen zijn moeder: “Vrouw, kijk, je zoon!” En daarna zei hij tegen de leerling: “Kijk, je moeder!” En van toen af nam de leerling haar bij zich op.
Hierna, wetend dat alles nu was voleindigd, zei Jezus – opdat de Schrift voleindigd zou worden: “Ik heb dorst.” [Ps.42,3] Er stond daar een kruik met wijnazijn. Ze staken een spons, vol met die wijnazijn, op een hysopstengel en brachten die aan zijn mond. [Ps.69,22] Toen Jezus van de wijnazijn genomen had, zei hij: “Het is voleindigd.” Toen boog hij het hoofd, en gaf de levensadem over.
Aangezien het voorbereidingsdag was [van de sabbat], bovendien een grote sabbat [van het Paasfeest], wilden de Joden niet dat de lichamen aan het kruis bleven. Daarom vroegen ze aan Pilatus dat hun de benen zouden gebroken worden [waardoor ze sneller stierven] en weggenomen worden. Dus kwamen de soldaten en sloegen zowel van de een als van de ander die met hem gekruisigd waren, de benen stuk. Maar toen ze bij Jezus kwamen en zagen dat hij reeds gestorven was, braken zij van hem de benen niet stuk. Maar één van de soldaten doorstak met een speer zijn zijde. Onmiddellijk kwam er bloed en water uit.

Hier zien we een mooi staaltje van ‘kerk zijn’, hoe pril ook. Kerk zijn gebeurt daar waar mensen te midden van lijden, pijn en verdriet aan elkaar worden toevertrouwd. Hoe pijnlijk en onzeker alles ook lijkt, je laat elkaar niet in de steek, maar blijft elkaar nabij tot het uiterste en in alle onmacht. Kerk gebeurt daar waar mensen zich aan elkaar toevertrouwen:
Kerk gebeurt waar mensen moeders/vaders mogen zijn voor elkaar en zo elkaar laat ervaren dat je bemind wordt; dat er vertrouwen gesteld wordt in elkaar en dat je bij elkaar kan en mag thuiskomen.
Kerk zijn gebeurt waar mensen zonen/dochters mogen zijn en zorg dragen voor de moeder/vaders, voor de andere generatie; waar er aandacht is voor elkaar en men de ander opneemt.
Of anders gezegd: Kerk zijn is elkaar liefhebben en daad-werkelijk de gloed van G-ds Liefde laten voelen in de wereld.

Joh. 20,19-31 (19/4/2020)

Op de avond van de eerste dag van de week, toen de deuren van de verblijfplaats der leerlingen gesloten waren uit vrees voor de Joden,
kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: 'Vrede zij u.' Na dit gezegd te hebben toonde hij hun zijn handen en zijn zijde.
De leerlingen waren vervuld van vreugde toen zij de Heer zagen. Nogmaals zei Jezus tot hen: 'Vrede zij u. Zoals de Vader mij gezonden heeft zo zend ik u.'
Na deze woorden blies hij over hen en zei: 'Ontvangt de heilige Geest. Als gij iemand zonden vergeeft, dan zijn ze vergeven, en als gij ze niet vergeeft,
zijn ze niet vergeven.' Tomas, een van de twaalf, ook Dídymus genaamd, was echter niet bij hen toen Jezus kwam. De andere leerlingen vertelden hem:
'Wij hebben de Heer gezien.' Maar hij antwoordde: 'Zolang ik in zijn handen niet het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken,
en mijn hand in zijn zijde kan leggen, zal ik zeker niet geloven.' Acht dagen later waren zijn leerlingen weer in het huis bijeen, en nu was Tomas erbij.
Hoewel de deuren gesloten waren kwam Jezus binnen, ging in hun midden staan en zei: 'Vrede zij u.' Vervolgens zei hij tot Tomas: 'Kom hier met uw vinger en bezie mijn handen.
Steek uw hand uit en leg die in mijn zijde en wees niet langer ongelovig maar gelovig.' Toen riep Tomas uit: 'Mijn Heer en mijn God!' Toen zei Jezus tot hem:
'Omdat ge mij gezien hebt gelooft ge? Zalig die niet gezien en toch geloofd hebben.'
In het bijzijn van zijn leerlingen heeft Jezus nog vele andere tekenen gedaan, welke niet in dit boek zijn opgetekend, maar deze hier zijn opgetekend opdat
gij moogt geloven dat Jezus de Christus is, de Zoon van God, en opdat gij door te geloven leven moogt in zijn Naam.


Vandaag neemt Thomas ons mee in zijn twijfelend geloven. Is al het lijden nu plotsklaps voorbij omdat enkele van hen Jezus ontmoet hebben?
Wordt de Verrijzenis het ‘happy end’ van heel het lijdensverhaal? Dit kan hij niet geloven. Hij weigert om mee te doen met het enthousiasme van de anderen.
Hij wil de wonden zien. Alsof hij wil zeggen het kruis moet een kruis blijven! Het klopt toch niet als dit van zijn kracht ontnomen zou worden door de Verrijzenis.
De wereld is en blijft een rauwe werkelijkheid. En te midden van die werkelijkheid moet hij (moeten wij) leven. Al het lijden, ellende en pijn mogen niet ontkend of
genegeerd worden zeker niet door het kruis, dat kan hij (wil hij) niet geloven.
En Jezus komt naar hem toe, laat zijn wonden zien alsof hij wil zeggen: Kijk dan! Kijk recht in de wonden en raak ze aan. En weet; daar waar je het menselijke leed aanraakt,
daar kom je tot het besef dat Ik leef, dat Ik het ben.’ Daar waar mensen lijden, kom je mij tegen. Wees dus bereid om de pijn en het lijden van anderen mee te dragen dan zal je mij Léven.

Joh.16,29-33(30/05/2022)

Nu zeiden zijn leerlingen hem: “Kijk, nu spreek je vrijmoedig en gebruik je geen beelden! Nu weten wij dat jij alles weet en dat het voor jou niet nodig is dat iemand je vragen stelt. Daarom geloven wij dat je van God bent uitgegaan.”
Jezus antwoordde hun: “Nu geloven jullie? Kijk, er komt een uur – ja, het is er al – dat jullie verstrooid zullen worden, elk naar het zijne, en mij alleen achterlaten. Maar toch ben ik niet alleen omdat de Vader bij mij is.
Ik zeg dit tegen jullie opdat je ín mij vrede zou hebben. In de wereld heb je drukkende pijn, maar hou moed: ik heb de wereld overwonnen.”

Jezus lijkt maar niet te stoppen met de onheilsaankondigingen voor wie in zijn spoor – zijn Geest – wil wandelen. Maar hij spreekt dan ook vrijmoedig, en heeft ondertussen vanuit zijn eigen leven al lang door waar het voor een ‘christen’ op uitdraait. Als hij zijn leerlingen op dat spoor wil helpen, hen zijn Geest meegeven, dan moeten ze ook voorbereid worden op de weerstanden ertegen.
Misschien kan het ons in eerste instantie wat ontmoedigen. Wie durft nog aan die weg beginnen? Als we dachten dat ‘leven met de Geest’ zoiets was als kijken naar het mooie schouwspel van flikkerende vlammetjes, dan blijken we er wel goed naast te zitten. Be-geest-erde leerlingen staan zélf in vuur en vlam en kunnen er de kracht en de gloed niet van ontlopen.
Merkwaardig genoeg zegt Jezus dat dit vrede zal geven. Het moge dus duidelijk zijn dat dit geen kwestie is van een rimpelloos leven, maar van een diepe te-vrede-nheid over zin en doel van ons leven: G-d G-d laten zijn in deze wereld!