Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.2,36-40 (30/12/2024)
36 Er was ook een profetes: Hanna,
dochter van Fanuël, van de stam van Aser.
Ze was hoogbejaard:
na haar meisjesjaren had ze zeven jaar met haar man geleefd.
37 Nu was ze een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar.
Nooit ging ze weg van de tempel
en ze diende de Heer nacht en dag
met vasten en gebed.
38 Juist op dat moment kwam zij er bij staan.
Antwoordend, loofde zij God
en sprak over hem
tot al wie uitzag naar de verlossing van Jeruzalem.
39 Toen ze alles volgens de wet van de Heer hadden volbracht,
keerden ze terug naar Galilea,
naar hun stad, Nazaret.
40 Het kindje groeide op en werd gesterkt,
het werd vervuld van wijsheid
en de genade van God was met hem.
Onze samenleving heeft niet veel op met ouderdom en probeert de gevolgen ervan met allerlei trucjes te verbergen. Het Evangelie openbaart ons echter de wijsheid en de kracht die voortkomt uit de ontmoeting met deze oude vrouw.
Anna’s lange wachten en trouw creëerden in haar een grote wijsheid, uitgedrukt in haar vermogen om degene die komt te verwelkomen als Goed Nieuws. Hoewel haar zicht en gehoor in de loop der jaren zijn afgenomen, is haar geestelijke scherpte juist verfijnder geworden. Wakend gedurende de dagen en nachten van haar bestaan, mist Anna de afspraak met G-d niet, die komt in het kwetsbare lichaam van een kindje. Ze herkent G-d waar niemand haar verwacht en ze spreekt erover!
De kwetsbare G-d, een G-d die afhankelijk is van de zorg van een vader en een moeder, laat zich verwelkomen en stemt er in stilte mee in dat mensen over hem praten. Deze G-d, zo klein, die anderen nodig heeft, kan alleen maar zó groeien in wijsheid en inzicht!
Laten we onze ogen openen, wakker zijn en onze G-d herkennen, daar waar hij zich onverwacht aan ons wil laten zien.
Lc.2,16-21 (1/ 01/2025)
16 Zo haastten zij [de herders] zich
en vonden Maria en Jozef
en het pasgeboren kindje,
liggend in een voedertrog.
17 Toen ze dit zagen,
maakten zij alom bekend
het woord [het scheppingsgebeuren] dat hun over dit kindje was gezegd.
18 Al wie het hoorde,
verwonderde zich
over wat de herders tegen hen zeiden.
19 Maria bewaarde al deze woorden [heel dit scheppingsgebeuren]
en bracht ze samen en overwoog ze in haar hart. [symballein]
20 De herders keerden terug,
God verheerlijkend en prijzend
voor alles wat ze gehoord en gezien hadden,
precies zoals het hun was gezegd.
21 Toen de acht dagen tot de besnijdenis vervuld waren,
kreeg het kindje de naam Jezus [God redt],
zoals hij genoemd werd door de boodschapper
voordat hij in de moederschoot ontvangen werd.
Het is een stevige en mooie traditie om Nieuwjaarsdag – octaaffeest van Kerstdag – toe te wijden aan Maria, die hiervoor haar oeroude titel van ‘moeder Gods’ draagt (Theotokos, zeggen onze orthodoxe buren).
Over Maria moeten we niet te groot denken: Zij was een heel gewone jonge vrouw uit een heel gewoon dorpje, en eigenlijk heeft zij in haar leven niet zoveel gepresteerd – dan alleen maar ‘ja’ gezegd op een goddelijk gebeuren, en dat haar hele leven lang volgehouden.
Omwille van dat laatste moeten we over Maria ook niet te klein denken: Het is niet niks om je toe te vertrouwen aan een belofte waarvan je eigenlijk niet weet wat dat in de toekomst allemaal zal inhouden! Ze deed het alleen omdat ze erop vertrouwde dat G-ds Woord scheppend is, en dus ook háár Léven zou geven!
Laten wij dus, samen met Maria, het hele jaar lang aandachtig en heel-hartig luisteren naar G-ds Woord, dat scheppend in ons zijn werk zal doen, als wij er ons durven aan toevertrouwen. Zó zal G-d ook vandaag in en door ons zijn reddend werk doen!
Lc.4,14-22a (9/01/2025)
14 In de kracht [dynamiek] van de geest
keerde Jezus terug [van zijn verblijf in de woestijn] naar Galilea.
Dat nieuws verspreidde zich door de hele streek.
15 Hij gaf onderricht in hun huizen van samenkomst [synagoge]
en hij werd door allen geroemd.
16 Ook kwam hij in Nazaret, waar hij was opgegroeid.
Zoals hij gewoon was,
ging hij op de dag van de sabbat binnen in het huis van samenkomst.
Hij stond op om voor te lezen
17 en men gaf hem een boekrol van de profeet Jesaja.
Hij opende de boekrol en vond de plaats waar geschreven staat:
18 De geest van de Heer is over mij gekomen – hij heeft mij gezalfd,
om de bevrijdende boodschap te verkondigen
aan wie zich arm weten.
Hij heeft mij gezonden
om wie gebroken is te genezen,
om wie gevangen zit vrijlating te melden,
om wie blind is het zicht terug te geven,
om wie verdrukt wordt te bevrijden;
19 om af te kondigen
een genadejaar van de Heer. [Jes.61,1-2]
20 Hij rolde het boek dicht,
gaf het terug aan de dienaar
en ging zitten.
De ogen van allen in het huis van samenkomst
waren aandachtig op hem gericht.
21 Hij begon nu tegen hen te spreken:
“Vandaag
is voor jullie oren
dit Schriftwoord in vervulling gegaan!”
22 Allen vielen hem bij en verwonderden zich
over de woorden van genade die uit zijn mond kwamen.
In de kracht van de Geest – niet op eigen kracht dus; een kracht die hij nota bene vond in de woestijn! – gaat Jezus het leven tegemoet. Op zich wordt hij geen ander mens, maar ín hem is iets – Iemand – aan het werk.
De woorden die hij spreekt zijn op zich niet nieuw, maar de manier waarop ze gesproken worden, de kracht, de overtuiging waarmee hij ze kan laten klinken, doet iets heel nieuws vermoeden. En dat is het wat de toehoorders verwonderd doet staan.
Wat een genade is het als iemand zich zo open te stelt voor de dynamiek van de Geest! Zijn/haar woorden en daden worden vandaag levende werkelijkheid van G-ds Aanwezigheid.
De Geest is ook over ons gekomen, ook wij zijn gezalfd (in ons Doopsel en Vormsel!). Het is dus nu onze beurt om de bevrijdende boodschap te verkondigen. Hij heeft dus ook mij gezonden om …
Het nieuwe jaar is nog maar pas begonnen. Als elk van ons nu eens zou gaan leven in die geestrijke dynamiek, zou het dan geen genadejaar worden?!
Lc.5,12-16 (10/01/2025)
12 Dit gebeurde toen hij in één van de steden [van Galilea] was:
Kijk! Er was daar een man vol melaatsheid.
Toen hij Jezus zag,
viel hij voor hem neer en smeekte:
“Als jij het wil,
ben je in de kracht mij te reinigen!”
13 Jezus strekte zijn hand uit en raakte hem aan:
“Ik wil: word gereinigd!”,
en onmiddellijk verdween zijn melaatsheid.
14 Hij gebood hem
het nog aan niemand te zeggen,
maar zich te laten zien aan de priester
en het reinigingsoffer te brengen [in de tempel in Jeruzalem!],
zoals Mozes het geboden had [Lev.13-14],
als getuigenis voor hen.
15 Maar eens te meer ging het gerucht over hem rond
en velen kwamen samen om hem te horen
en om door hem te worden geheeld
van hun ziekten.
16 Hij echter trok zich telkens terug op eenzame plaatsen
om te bidden.
Noch voor de melaatse noch voor Jezus blijkt het te gaan over wat ze zelf willen.
De melaatse man verwoordt het letterlijk: “Als jij het wil.” Hij legt zijn leven, zijn toekomst, volledig in Jezus’ handen. Wat hij zelf wil zou duidelijk zijn, maar hij durft te vragen of dat ook G-ds wil is? Hij vertrouwt zijn toekomst aan G-d toe.
En Jezus? Op het eerste zicht lijkt het of hij wel ‘zijn wil’ doet, wanneer hij zegt: ”Ik wil …” Maar als je doorleest tot het einde merk je dat het niet zijn persoonlijke wil is, maar de wil die hij op het spoor komt door zich terug te trekken in eenzaamheid en zich toe te wenden naar G-d. Daar, op die eenzame plaats, laat hij zijn wil richten. Zo is het niet langer zijn eigen wil maar wel de wil van G-d die door hem klinkt.
Is dit nu ‘evangelie’, is dit nu ‘bevrijdende boodschap’, G-ds wil laten voorgaan op de mijne? Bidden wij niet elke dag in het Onzevader “Uw wil geschiede” …?
Lc.3,15-16.21-22 (12/01/2025)
15 Het volk koesterde een verwachting
en vroeg in hun binnenste af
of Johannes soms de Gezalfde [christos / messiah] zou zijn.
16 Johannes antwoordde openlijk:
“Ik, ik doop jullie wel met water,
maar er komt een sterkere dan ik,
van wie ik niet eens geschikt ben
om de riem van zijn sandalen los te maken.
Hij zal jullie dopen in heilige geest en vuur!
21 Nu gebeurde het
dat toen heel het volk gedoopt werd,
ook Jezus werd gedoopt.
En toen hij aan het bidden was,
werd de hemel geopend
22 en de heilige geest kwam op hem neer
in een lichamelijke beeld als een duif.
En er klonk een stem uit de hemel:
“Jij bent mijn daad-werkelijk geliefde zoon,
in jou heb ik vreugde.”
Mag ik je meenemen naar de Jordaan? Johannes de Doper en Jezus bevinden zich ook op de oever. Ze zijn geen vreemden voor elkaar. We horen Johannes tegen Jezus zeggen: “Zullen we …?” Zij aan zij lopen ze het water in.
Wij dalen mee de oever af. Het water doet deugd, is verkoelend. We worden ondergedompeld, de diepte in, koudere lagen stromen om ons heen, het water sluit zich even boven ons en lijkt ons mee te trekken. Een angstvlaag overspoelt ons. En dan bovenkomen, adem pakken, met diepe teugen, en een soort helderheid ervaren over wat ons te doen staat.
Weet jij wat het voor jou is? Jezus weet het: Hij kan niet langer wachten! Zijn angsten over ‘wat gaan ze van me denken, moet ik dit nu echt doen?’ zijn in het water achter gebleven. Morgen zal hij zijn vertrouwde thuis verlaten en beginnen rondtrekken om over die goddelijke Stem van waaruit hij leeft te vertellen. Kome wat komt. “In jou vind ik vreugde,” glimlacht de goddelijke Stem. Hij moet erop vertrouwen dat hij gedragen wordt, al heel lang, al altijd.
Lc.6,39-45 (2/03/2025)
39 Hij vertelde hen nu enkele gelijkenissen:
“Een blinde kan toch niet een blinde op weg leiden?
Zullen beide dan niet in een put vallen?
40 Een leerling staat niet boven zijn leermeester.
Maar als hij volgroeid zal zijn,
zal hij zijn zoals zijn leermeester.
41 Maar wat kijk je naar de splinter in het oog van je broer
als je de balk in je eigen oog niet opmerkt?
42 Of kun je tegen je broer zeggen:
‘Broer, laat me de splinter uit je oog weghalen’,
als je de balk in je eigen oog niet ziet?
Ondermaatse oordelaar! [hypocritès]
Haal eerst de balk uit je eigen oog,
dan [pas] zul je doorzicht hebben
om de splinter uit het oog van je broer te halen.
43 Want een goede boom brengt geen rotte vruchten voort,
en een rotte boom geen goede vruchten.
44 Want iedere boom wordt gekend aan de eigen vruchten.
Want van doornstruiken verzamelt men geen vijgen
en van braamstruiken oogst men geen druiven.
45 Een goed mens brengt goede vruchten voort
uit de schat van zijn goede hart;
een verdwaasd mens brengt dwaze vruchten voort
uit de schat van zijn verdwaasd hart.
Want waar het hart van vol is, spreekt zijn mond.”
In deze verzameling van enigszins losstaande spreuken, is er één iets wat onuitgesproken voortdurend aan de orde is: Wat is het om een leerling van Jezus te zijn? Of preciezer: wat is het om een leerling van Jezus te wórden?
Het moge duidelijk zijn dat niemand – toen of nu – als Christen geboren wordt. Zelfs als hij of zij als klein kind gedoopt wordt, is er een lánge weg te gaan.
De weg die in al deze verschillende aanwijzingen telkens herkenbaar is, is die van de zelfkennis. Het kritische zelfonderzoek maakt gaandeweg – en dat is onvermijdelijk met veel gestruikel en gesakker – onze blik opener en helderder, zowel naar onszelf toe als naar anderen toe.
Zelfkennis is in alle tijden en culturen ‘het begin van de wijsheid’ geweest. Aangezien voor Christenen de Wijsheid G-d zelf is, is zelfkennis de weg naar een Léven-In-G-d. Het kan enig pijnlijk werk noodzaken (de balk in het eigen oog, je weet wel), maar maakt je ‘gaandeweg’ vruchtbaar voor het Rijk G-ds.