Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.1,57-66.80 (24/06/2025)
57 Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling
en zij bracht een zoon ter wereld.
58 De omwonenden en haar verwanten hoorden
dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond
en zij verheugden zich, samen met haar.
59 Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden
en noemden het naar zijn vader Zacharias.
60 Maar zijn moeder zei:
“Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!”
61 Ze antwoordden haar:
“Maar er is niemand in jouw familie
die deze naam draagt.”
62 Ze wenkten nu zijn vader,
hoe hij zou willen dat het genoemd werd.
63 Hij vroeg een schrijfplankje en schreef:
“Johannes is zijn naam!”
En allen verwonderden zich.
64 Onmiddellijk kon hij weer spreken
en hij zegende God.
65 Huiver overkwam alle omwonenden
en in heel het bergland van Judea werd dit besproken.
66 Al wat men hoorde, sloot men in het hart:
“Wat zal er toch van dit jongetje worden?”,
want de hand van de Heer was met hem.
80 Het jongetje groeide op
en werd gesterkt in de geest.
Hij verbleef op eenzame plaatsen
tot de dag dat hij zich aan Israël bekend maakte.
Op de achtste dag wordt naar goede gewoonte het kind besneden. Zo wordt beleden dat dit nieuwe leven een leven is van G-dswege. Op die dag wordt ook over het kind een naam uitgeroepen, de naam die een mens tekent en zijn bestemming geeft.
Juist op dát moment ontstaat er onrust, want de vader, die de naam moet uitroepen, kan niet spreken. De omstanders nemen het over en roepen: “Zacharias zal hij heten.” Een logische, voor de hand liggende naam, althans in de lijn van het reeds bestaande, het oude. Elisabeth echter staat op: Nee, niet een voortzetting van het oude, maar Johannes zal hij heten. Zo opent zij een weg naar een nieuwe toekomst. Nu staat Zacharias op. Na negen maanden van stilte geeft hij gehoor aan de stem van G-dswege én bevestigt wat zijn vrouw zegt. In de stilte is ook hij open gekomen voor wat er echt toe doet en tot het besef dat traditie levend gehouden moet worden, wil ze niet verstenen in het oude.
En wij? Hoe houden wij de traditie levend? Hoe zorgen we ervoor dat we gericht blijven op het nieuwe, op het leven-gevende dat op ons toekomt?
Lc. 1, 39-56 (15/08/2020)
In die dagen reisde Maria met spoed naar het bergland, naar een stad in Judea.
Zij ging het huis van Zacharias binnen en groette Elisabet.
Zodra Elisabet de groet van Maria hoorde, sprong het kind op in haar schoot; Elisabet werd vervuld met de heilige Geest
en riep met luider stemme uit: 'Gij zijt gezegend onder de vrouwen en gezegend is de vrucht van uw schoot.
Waaraan heb ik het te danken, dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
Zie, zodra de klank van jouw groet mijn oor bereikte, sprong het kind van vreugde op in mijn schoot.
Zalig zij die geloofd heeft, dat tot vervulling zal komen wat haar vanwege de Heer gezegd is.'
En Maria sprak: 'Mijn hart prijst hoog de Heer,
verrukt is mijn geest om God, mijn verlosser.
Zijn keus viel op zijn eenvoudige dienstmaagd:
van nu af prijst elk geslacht mij zalig.
Wonderbaar is het wat Hij mij deed,
de Machtige, groot is zijn Naam!
Barmhartig is Hij tot in lengte van dagen
voor ieder die Hem erkent.
Hij toont de kracht van zijn arm; slaat trotsen van hart uiteen.
Heersers ontneemt Hij hun troon, maar verheft de geringen.
Behoeftigen schenkt Hij overvloed,
maar rijken zendt Hij heen met lege handen.
Hij trekt zich zijn dienaar Israel aan,
zijn milde erbarming indachtig.
Zoals Hij de vaderen heeft beloofd
voor Abraham en zijn geslacht voor altijd.
Nadat Maria ongeveer drie maanden bij haar gebleven was, keerde zij naar huis terug.
“Waar men gaat langs Vlaamse wegen, … , komt men u, Maria tegen.” Zo klinkt het en het klopt.
Je ziet haar overal in het Vlaamse landschap verschijnen. Maar durven we ons door haar te laten raken? Kan zij ons in beweging brengen?
Maria een jonge vrouw - voor haar leeftijd wijs en volwassen - die in alle vrijheid handelt, kritische vragen durft te stellen
en zich dan vrijwillig en bewust helemaal overgeeft aan G-d. Een vrouw die het aandurft om te gaan voor de zaak die G-d bepleit, o
ok al wordt er over haar geroddeld en staat ze ten schande door haar zwangerschap. Zij gaat ervoor.
En wanneer je ergens voor gaat, kom je in beweging; zo ook Maria. Zij stapt naar haar nicht en zingt en daagt ons uit om ons, bij elke ontmoeting af te vragen:
“Hoe komt G-d hier naar mij toe, laat ik hem toe....?”
En zo ontsluit zij het geheim van haar leven:
mens durven zijn in wie G-d mag geboren worden
de lege ruimte zijn die hij mag vullen met zijn Leven
mens zijn, bron van leven, leven gevend, leven doorgevend
Maria, een vrouw die zich in beweging laat zetten door G-d en leeft vanuit een immens vertrouwen, met een rotsvast, onvoorwaardelijk geloof.
Lc. 5,33-39 (3/9/2021)
Ze [de farizeeën en schriftgeleerden] zeiden hem nu: “De leerlingen van Johannes vasten dikwijls en doen gebeden, en ook de leerlingen van de farizeeën doen dat, maar die van jou eten en drinken!”
Jezus antwoordde hen: “Je kunt de bruiloftsgasten toch niet doen vasten zolang de bruidegom bij hen is?! Er zullen dagen komen … Wanneer de bruidegom van hen zal weggenomen zijn, dan zullen zij vasten, in die dagen.”
Hij vertelde hen ook een gelijkenis: “Niemand scheurt een lap van een nieuw kleed om op een oud kleed te zetten. Anders scheurt hij immers én het nieuwe én het oude, en de lap van de nieuwe zal niet passen bij de oude. En niemand doet jonge wijn in oude zakken, anders doet de jonge wijn de zakken barsten, waardoor de wijn zal wegvloeien en de zakken verloren gaan. Nee, jonge wijn moet in nieuwe zakken worden gedaan (zo worden beide bewaard). En niemand die oude wijn gedronken heeft, wil jonge. Want hij zegt dat de oude beter [/milder] is.”
Hier klinkt de vraag over de vastenpraktijk van de leerlingen. “Waarom vasten jouw leerlingen niet?”
Blijkbaar zien de farizeeën wél alles wat volgens hun oordeel níet klopt (er wordt niet gevast, Jezus gaat om met tollenaars, regels die overtreden worden…), maar wat er écht gebeurt, dat zien ze níet. Ze zien niet hoe G-d in hun midden aanwezig komt, noch de vreugde en het helende effect dat die Aanwezigheid met zich meebrengt en ook niet de ommekeer die het toelaten van die Aanwezigheid in je leven, teweeg brengt.
Jezus’ logica is duidelijk van een andere orde en vereist een nieuwe manier van kijken en denken, die pas te zien is als je je eigen logica durft op te schorten.
Misschien is het niet zo gek om af en toe een vastendag in te bouwen.
Vast-en om los te komen van onze manier van denken, wetten en regels, vastgeroeste ideeën, overtuigingen …
Om te (kunnen) zien waar G-d – hier en nu – gebeurt.
Lc.1,57-66 (23/12/2021)
Voor Elisabet brak de tijd aan van de bevalling en zij bracht een zoon ter wereld. De omwonenden en haar verwanten hoorden dat de Heer grote tederheid aan haar had getoond en zij verheugden zich, samen met haar. Op de achtste dag kwamen ze het jongetje besnijden en noemden het naar zijn vader Zacharias. Maar zijn moeder zei: “Nee! Het zal genoemd worden: Johannes!”
Ze antwoordden haar: “Maar er is niemand in jouw familie die deze naam draagt.” Ze wenkten nu zijn vader, hoe hij zou willen dat het genoemd werd. Hij vroeg een schrijfplankje en schreef: “Johannes is zijn naam!”
En allen verwonderden zich. Onmiddellijk kon hij weer spreken en hij zegende God.
Huiver overkwam alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd dit besproken. Al wat men hoorde, sloot men in het hart: “Wat zal er toch van dit jongetje worden?”, want de hand van de Heer was met hem.
Vreugde en huiver … Zo wordt omschreven wat het met je doet als je G-ds tederheid mag ervaren en hij zich liefdevol ontfermt en mensen zo nabij komt. Dat is genade!
Logisch toch dat Elisabet en Zacharias er op staan dat het kindje “Johannes” zal heten, want dat betekent juist: God is genadig!
Vandaag worden we herinnerd aan Johannes’ verjaardag en klinkt het opnieuw: Leven is genade, een geschenk dat geleefd moet worden. In dit kind kwam G-d de mensen tegemoet en dat doet hij elke keer opnieuw. Van bij het begin waagt G-d het met elk kind, met elke concrete mens, met mij.
Telkens als ik aan de wieg van een pasgeborene sta, vraag ik me af: “Wat zal er van dit mensje worden?” “Wat zal dit kleine kwetsbare kind gaan betekenen voor de wereld?” Zo brengt het zien van ‘een brokje grote tederheid’ G-ds genade bij mij aanwezig.
Lc.5,27-32 (5/03/2022)
Hierna ging hij weg en zag een tollenaar, Levi genaamd, zitten bij het tolhuis.
Hij zei tegen hem: “Volg mij.” Hij stond op, liet alles achter en volgde hem.
Levi liet voor hem in zijn huis een groot feestmaal bereiden
en een groot aantal tollenaars en anderen lagen mee met hem aan tafel.
De farizeeën en hun schriftgeleerden zeiden morrend tegen Jezus’ leerlingen:
“Waarom eten en drinken jullie met tollenaars en zondaars?”
Jezus antwoordde hun: “Niet de gezonden hebben een dokter nodig, maar de zieken.
Niet om rechtvaardigen te roepen, ben ik gekomen, maar zondaars.”
Levi liet in zijn huis een groot feestmaal bereiden, waarop een groot aantal tollenaars en anderen samen met Jezus aanwezig waren. Hier, tussen de mensen van allerlei slag (rafelrandmensen, politiekers, priesters, zoekers, ….),komt het koninkrijk van God tot leven als een plaats van ontmoeting. De maaltijd vindt plaats ‘in zijn huis’. Levi’s huis, waar Jezus (en alle anderen) te gast is, wordt zo heilige grond, daar wordt het koninkrijk van God tastbaar
De vraag is of wij de plaats waar wij ‘zijn’, kunnen zien (en ervaren) als heilige grond?
De plaats waar wij wonen en leven is immers de plaats waar wij door G-d uitgenodigd worden om hem te volgen, vol aandacht te leven en aanwezig te zijn. Kunnen we er open voor zijn om zelf allereerst gast te zijn en te ontvangen?
Lc.24,13-35 (20/04/2022)
Kijk! Juist op die dag waren twee van hen [van de ruimere groep leerlingen die in Jeruzalem het bericht van de vrouwen hadden gehoord] op weg naar een dorp dat Emmaüs heette en zo’n zestig stadiën [ca. 11km] van Jeruzalem lag. Zij wisselden met elkaar van gedachten over alles wat was voorgevallen. En zo sprekend en samen zoekend, gebeurde het dat Jezus zelf hen naderde en samen met hen verder trok. Maar hun ogen waren verstard zodat ze hem niet herkenden.
Nu zei hij tegen hen: “Wat is dat voor woordenwisseling onder jullie onderweg?” Met een somber gezicht bleven ze staan. Eén van hen, die Kleopas heette, antwoordde: “Ben jij dan de enige passant [paroikos] in Jeruzalem die niet gehoord heeft wat daar deze dagen is gebeurd?” Hij vroeg: “Wat dan?” Ze zeiden: “Wel, over Jezus, uit Nazaret. Hij was een profetisch man, vol macht in werk en woord voor God en heel het volk. Hoe onze hogepriesters en leiders hem hebben uitgeleverd tot een terdoodveroordeling en hem hebben gekruisigd. En wij hoopten dat hij Israël zou gaan verlossen, maar ondertussen is het al de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Wel waren er enkele vrouwen uit ons midden
die ons in verwarring brachten. Zij waren vroeg in de morgen naar het graf gegaan, maar vonden zijn lichaam niet, en zij kwamen zeggen dat ze een visioen van boodschappers [angeloi] hadden gezien, die zeiden dat hij leeft. Enkele van de mensen die met ons samen waren, zijn dan naar het graf gegaan. ze vonden het zoals de vrouwen hadden gezegd, maar hem hebben ze niet gezien.”
Nu zei hij tegen hen: “O onverstandigen en tragen van hart om tot vertrouwen te komen op grond van alles wat de profeten hebben gezegd … ‘Moest’ soms niet de Gezalfde [Christos] dit alles lijden om binnen te gaan in zijn grootsheid?” En beginnend bij Mozes legde hij bij al de profeten duidelijk aan hen uit wat in al de Geschriften op hem betrekking had.
Ze naderden het dorp waar ze heen trokken en hij deed alsof hij verder zou gaan. Maar zij drongen sterk aan: “Blijf bij ons, de dag is dalend, de nacht is nabij.” En hij ging bij hen binnen om bij hen te blijven. En toen ze samen aan tafel waren, gebeurde het: Hij nam het brood en zegende het, hij brak het en gaf het hun. Nu gingen hun ogen wijd open
en zij herkenden hem. Hij werd onzichtbaar voor hen.
Ze zeiden tegen elkaar: “Brandde ons hart niet in ons toen hij zo tegen ons sprak onderweg en toen hij voor ons de Schriften echt opende?” Ze stonden op [= ze verrezen!] en nog hetzelfde uur keerden ze naar Jeruzalem terug. Ze vonden er de elf en enkelen met hen bijeen. Dezen zeiden: “De Heer is werkelijk opgestaan! Hij heeft zich laten zien aan Simon!” En zij vertelden wat er onderweg was gebeurd en hoe hij zich had laten kennen in het breken van het brood.
Hoe komt het dat dit Emmaüs-verhaal in onze tijd zo geliefd is. Het zit nochtans vol ontgoocheling, vertwijfeling, verwarring, afdruipen, niet-begrijpen, niet-zien, nacht, …
Misschien ervaren wij onze huidige tijd, en ons leven daarbinnen, ook wel zo: De ‘oude’ wijze van geloven, eens zo glorieus en waar generaties hun leven op bouwden, is teloorgegaan, ‘schandelijk gekruisigd’. En wij, wij snappen het niet en druipen ontgoocheld af …
Welke uitweg biedt ons dit verhaal? Géén uitweg! Alleen maar: een weg … om te gaan! Er zal ‘iets te zien zijn’ als we durven afdruipen(!), durven ontgoocheling en ogenschijnlijk falen erkennen, én durven terugkeren. Dat terugkeren gebeurt wel naar dezelfde plaats, maar niet met dezelfde innerlijke houding. Tussenin is iets uitermate belangrijks gebeurd: ze hebben de
Lévende ontmoet. Hebben ze Jézus ontmoet? Overal waar het gaat over de uiterlijke verschijning van Jezus, staat er bij dat ze het níet zagen! Hun hart en ogen gaan wél open – en dat noemen zij: ‘we hebben hem herkend’ – waar iemand luistert naar hun verhaal en hen bemoedigend toespreekt, en waar iemand ‘het brood met hen breekt’.
Met wie zal ík vandaag ‘parochie’ vormen om hem of haar iets van de Lévende te laten herkennen?!