Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.21,12-19 (24/11/2021)
“Maar vóór dit alles, zullen zij de hand aan jullie slaan. Ze zullen jullie vervolgen en je uitleveren aan synagogen en gevangenissen, en ze zullen je voor koningen en gouverneurs slepen, omwille van mijn naam.
Het zal voor jullie uitlopen op een getuigenis [marturion à martelaarschap]. Neem dan ter harte dat je je verantwoording niet tevoren moet instuderen, want ikzelf zal jullie een taal en wijsheid geven die niemand van jullie weerstrevers zal kunnen weerstaan of weerleggen.
Ja, ook door ouders en broers, verwanten en vrienden, zullen jullie uitgeleverd worden. Sommigen van jullie zullen ze doden. Jullie zullen gehaat worden door allen omwille van mijn naam.
Maar geen haar van jullie hoofd zal verloren gaan! In je standvastigheid verwerf je je leven!”
Wanneer G-d de richting van jouw leven mag bepalen, kan je ervan op aan dat je geen zorgeloos leventje tegemoet gaat. G-dgericht leven zál gegarandeerd spanningen met zich meebrengen. (Daar mag je zeker van zijn.) Mensen – ver weg, maar evenzeer zij die dicht bij je staan – zullen je negeren, belachelijk maken en overleveren omwille van je keuzes, omwille van jouw manier van leven. Het zal niet eenvoudig zijn. Familie en vrienden zullen je niet meer begrijpen – straffer nog, ze zullen je haten. Ze zullen je ter verantwoording roepen voor wat je doet en zegt en dan zal jij moeten getuigen. Je zal een ‘getuigenis afleggen’, niet als een rationeel discours. Je zal woorden spreken vanuit je Léven in Verbondenheid met G-d. In-gebed in de goddelijke Geest zal je woorden aangereikt krijgen om te getuigen over hem, over Liefde, Léven en Vertrouwen. Jezus zegt: “ Hou vast, hou vol, wees standvastig! Geen haar van jullie hoofd zal verloren gaan!” Daar mag je op vertrouwen.
Lc.15,29-37 (1/12/2021)
Jezus vertrok van daar [de kuststrook ten noordwesten van Galilea] en kwam bij het meer van Galilea [volgens het Marcus-evangelie bij Dekapolis, ten zuidoosten van het meer, dat niet Joods was]. Hij trok de berg op en ging daar zitten [om te onderrichten].
Er kwamen heel veel mensen naar hem toe, die ook lammen, blinden, doofstommen, verminkten en vele anderen met zich mee brachten en aan Jezus’ voeten neerlegden. En hij heelde hen. Al die mensen zagen vol verwondering dat doofstommen spraken, verminkten gezond werden, lammen liepen en blinden zagen, en zij verheerlijkten de God van Israël.
Maar Jezus riep zijn leerlingen bij zich: “Die mensen beroeren mij tot in mijn binnenste, want ze zijn al drie dagen bij mij en hebben niets te eten. Ik wil hen niet zonder eten wegsturen, anders bezwijken ze onderweg.”
Zijn leerlingen zeiden: “Vanwaar halen wij in dit afgelegen gebied zoveel broden om zoveel mensen voldoende te voeden?” Jezus vroeg hun: “Hoeveel broden heb je?” Ze zeiden: “Zeven, en enkele visjes.”
Hij gebood de mensen op de grond te gaan zitten. Hij nam de zeven broden en de vissen en na gedankt te hebben [eucharistein], brak hij ze en gaf ze aan zijn leerlingen, die ze uitdeelden aan de mensen. Allen aten en werden volop gevoed. En toen ze de overblijvende stukken ophaalden, waren er zeven manden vol.
Valt het je niet op hoe lichamelijk – daad-werkelijk – Jezus bezig is?! Hij geeft wel onderricht, wat we uiteraard wel eerder een innerlijk gebeuren kunnen noemen, maar de meeste aandacht gaat naar de lammen, blinden, enz. Uit de individuele helingsverhalen weten we ook dat hij dat altijd doet door de mensen aan te raken, ook als dat niet mag van de wet! En er is meer: Hij heeft er aandacht voor dat mensen eten moeten krijgen. Écht eten, geen luxe, maar wel gezond en voedzaam, “anders bezwijken ze onderweg”.
En dát alles is voor hem “Eucharistie”!
Ik laat de vraag aan de lezer hoe het met onze “Eucharistie” gesteld is. Maar bedenk dus dat je naar twee kanten moet kijken: Weerspiegelt de “Eucharistie” zoals wij die vieren, iets van dít – daad-werkelijke – leven van Jezus? Én weerspiegelt ons eigen leven iets van deze “Eucharistie” zoals Jezus die beleeft?
Lc.1,26-38 (8/12/2021)
In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper], werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd, naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David. De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.” Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen. De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk! Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven. Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David. Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?” De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen. Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
heilig genoemd worden, zoon van God. Kijk! Elisabet, je bloedverwante, ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen. Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd. Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.” En de boodschapper ging van haar weg.
Je zou van minder opkijken als iemand je aanspreekt met: “Jij hebt genade gevonden bij God…”. Maar wat wordt je eigenlijk toegezegd? Het woord genade dreigt een vergeten woord te worden. De vraag is of men het woord niet meer kent omdat men er niet meer over spreekt, of spreekt men er niet meer over omdat men de betekenis niet meer kent? Het laatste zou jammer zijn. Volgens Catharina Visser is genade: “Een overvleugeling door liefde. Het is een nieuw begin. Volheid”. Het zou dood-jammer zijn als we dit niet meer zouden ervaren of er niet meer over spreken.
Die genade ten volle durven laten doordringen, heeft z’n consequenties. Het maakt je leven vruchtbaar (waarschijnlijk niet op economisch of zakelijk vlak). Er zal leven, Heilig leven (Léven) uit ontstaan. Maria heeft het gewaagd. “Met mij moge gebeuren naar jouw woord.” Zij heeft haar leven toevertrouwd aan die goddelijke Liefde. Het gevolg van haar keuze kennen we.
De vraag is: Laat ik mij door G-ds liefde overvleugelen? Mag G-d in mij ruimte van leven krijgen?
Lc.14,25-33 (14/12/2021)
[Jezus trok verder naar Jeruzalem en] velen trokken met hem mee. Hij keerde zich naar hen toe en zei:
“Wie dichter bij mij wil komen, maar zich niet losmaakt van zijn vader en moeder, van zijn vrouw en kinderen, van zijn broers en zussen, meer nog: van zichzelf, kan onmogelijk mijn leerling zijn. En wie zijn [op deze weg onvermijdelijke] kruis niet draagt en mij volgt op mijn weg, kan onmogelijk mijn leerling zijn.
Want wie van jullie die een toren wil bouwen, zal niet eerst er bij gaan zitten om de kosten te berekenen en te weten of hij hem wel zal kunnen afwerken? Anders legt hij misschien het fundament, maar is niet in staat het werk te voltooien, en begint al wie dit ziet hem te bespotten: “Die mens begon te bouwen, maar was niet in staat het te voltooien!”
Of welke koning die ten strijde trekt tegen een andere koning, zal niet eerst er bij gaan zitten
om te beraadslagen of hij met tienduizend man in staat is op te trekken tegen de twintigduizend die op hem af komen? Anders zal hij, wanneer ze nog ver zijn, een gezant uitsturen en vragen naar de voorwaarden tot vrede.
Zo kan elk van jullie die niet loskomt van alles wat hem toebehoort, mijn leerling niet zijn.”
Welk weldenkend mens kiest er voor om zo radicaal te breken met z’n familie, met alles wat je bezit? En waarvoor? Voor een onzekere toekomst? Iedereen die van te voren gaat zitten en daar een rekensommetje over opstelt, zal tot de conclusie komen: niet aan beginnen. Veel te riskant.
Of misschien toch niet?
Het gaat immers niet zozeer over nadoen wat Jezus deed maar wel over G-dgericht leven, gericht op de liefde van G-d. Het gaat over op weg gaan en vertrouwen dat die weg een weg ten leven is. Je zal telkens weer moeten kiezen en daarvoor heb je de wijsheid van de bedachtzaamheid nodig. De wijsheid van de berekening, van het weten van je eigen menselijke grenzen. De wijsheid van de torenbouwer. Maar je hebt ook wat anders nodig, nl. het lef om het te wagen, om te durven kiezen zonder alles van te voren te overzien.
Er is duidelijk een spanning aanwezig tussen het berekenende, weloverwogen handelen, en het onredelijke, haast onverantwoordelijke van de volledige overgave. Het is een wikken en wegen, wagen en winnen. Maar het is vooral onderweg zijn, de weg gaan van het volle leven. Een weg die toekomst belooft omdat ze een bestemming heeft.
Lc.7,18-23 (15/12/2021)
Johannes’ leerlingen berichtten hem over al deze dingen [de gebeurtenissen rond Jezus]. Hij riep twee van zijn leerlingen bij zich en zond hen naar Jezus met de vraag: “Jij, ben jij de komende [de Messias naar wie wij uitzien], of moeten wij een ander verwachten?”
Toen de mannen bij hem gekomen waren, zeiden ze: “Johannes de doper heeft ons naar jou gezonden met de vraag: Jij, ben jij de komende, of moeten wij een ander verwachten?”
Net op dat ogenblik heelde hij velen van ziekten, zwaktes en kwalijke geesten en schonk een groot aantal blinden het gezicht. Jezus antwoordde hen: “Ga en bericht aan Johannes wat jullie gezien en gehoord hebben: blinden zien, lammen lopen, melaatsen worden gereinigd, doven horen, doden worden opgewekt: armen ontvangen de bevrijdende boodschap.
Gezegend wie niet over mij struikelt.”
Zou Johannes beginnen twijfelen zijn? Dat is natuurlijk best mogelijk en zal ongetwijfeld ook bij hem wel eens binnengeslopen zijn. Tenslotte had zijn prediking nog niet zoveel uitgehaald en was hij er in de gevangenis voor gevlogen, waardoor hij al helemaal niet goed wist hoe het verder ging.
Of zou hij hier, precies zoals aan het begin van zijn prediking bij de Jordaan, zijn eigen leerlingen doelbewust achter Jezus aan zenden? Helpt hij hen te zien dat het niet over hém (zichzelf), maar over Jezus gaat? Je moet een échte profeet/voorloper zijn om zo te durven weg-wijzen van jezelf naar de a/Ander.
De beknotheid van zijn eigen leven belemmert hem niet, of geeft hem misschien zelfs juist de kans, te zien waar het werkelijk om gaat. En dat zowel voor zijn eigen leven, dat ‘alleen’ als taak heeft ‘weg te wijzen’, als voor de komst van de Messias, die weids Léven brengt.
Je kunt vandaag vele schoenen kiezen om in te wandelen: die van Johannes, van zijn leerling, van Jezus, van een zieke, een arme, … Of zul je hierover struikelen?
Lc.1,26-38 (20/12/2021)
In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper], werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd, naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was met een man die Jozef heette, uit het huis van [die afstamde van koning] David. De naam van die jonge vrouw was Maria.
De engel kwam bij haar binnen en zei: “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou! Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
Zij echter was erg in de war van deze woorden en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
De boodschapper zei tegen haar: “Wees niet bang, Maria, jij hebt genade gevonden bij God. Kijk! Je zult zwanger worden en een zoon baren en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven. Hij zal groot zijn en zoon van de Allerhoogste worden genoemd, en God de Heer zal aan hem geven de troon van zijn vader David. Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël] tot in eeuwigheid en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
Nu zei Maria tegen de boodschapper: “Hoe zal dat gebeuren, aangezien ik geen omgang met een man heb?”
De boodschapper antwoordde haar: “Heilige geest zal over jou komen, de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen. Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt heilig genoemd worden, zoon van God. Kijk! Elisabet, je bloedverwante, ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen. Ze is in haar zesde maand, hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd. Want bij God is geen woord krachteloos.”
Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer. Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.
Laat even heel het beeld dat je van Maria hebt varen, en herlees dan even dit stuk Evangelie alsof die boodschapper (wie weet onder welke vorm?) bij jóu binnenkomt en aan jóu deze woorden aankondigt.
…
…
Het zijn sterke woorden die hier worden gezegd – en dat aan een pover mensje.
Wat doet dat met jou? Welke weerstanden roept het in je wakker? Welke vreugde? Is er bereidwilligheid er op in te gaan, of zul je de weerstand laten overheersen?
Zal je laatste woord zijn: “Hier ben ik, met mij moge gebeuren naar Jouw woord.”?