Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.6,1-5 (9/09/2023)

     Het gebeurde eens dat Jezus op een sabbat
       door de velden liep.
       Zijn leerlingen plukten aren en aten die op
       door ze met hun handen stuk te wrijven.
     Enkele van de farizeeën nu zeiden tegen hen:
       “Waarom doen jullie iets wat niet toegestaan is op sabbat?”
     Jezus antwoordde hen:
       “Hebben jullie dan niet gelezen wat David deed,
       toen hij en zijn metgezellen honger leden?
     Hoe hij het huis van God is binnengegaan
       en de toonbroden nam en opat
       en die ook aan zijn metgezellen gaf, [1Sam.21,1-6]
       terwijl die niet mogen gegeten worden,
       behalve enkel door de priesters?” [Lev.24,5-9]
     En hij zei hun:
       “De mensenzoon is de heer van de sabbat.”

Hier gaan we weer. Opnieuw wordt er gediscussieerd over wat volgens de wet al dan niet mag (op sabbat). Het blijft – ook vandaag nog – voor velen een worsteling: Kan een samenleving zoals G-d ze bedoeld heeft, vastgelegd worden in een onpersoonlijk systeem van regels en wetten? Of is er een ‘kleine goedheid’ nodig die het systeem telkens weer corrigeert en de concrete mens met zijn concrete noden in het vizier brengt?
Voor Jezus is het duidelijk: de wet is essentieel, maar het fundament is de kleine goedheid (aandachtig leven, betrokken op elkaar, brood geven aan wie hongert, ...). Een samenleving waar mensen écht samen leven met elkaar is alleen maar mogelijk, als er voorbij de regels ook ruimte en aandacht is voor de persoonlijke, alledaagse, menselijke goedheid van de ene mens t.o.v. de andere. In dat rijk zal de ene mens z’n verantwoordelijkheid opnemen voor de andere en zal de kleine goedheid als goddelijke vonk in elke mens te zien zijn. Het is de kleine goedheid die het perspectief en de hoop op het Visioen van G-ds rijk wakker houdt.

Lc.11,1-4 (11/10/2023)

1     Eens was Jezus ergens aan het bidden.
       Toen hij opgehouden was,
       vroeg een van zijn leerlingen:
       “Heer, leer ons bidden,
       zoals Johannes dat ook aan zijn leerlingen geleerd heeft.”
2     Hij zei hen:
       “Telkens wanneer jullie bidden,
       zeg dan:
       Vader,
       laat geheiligd worden jouw naam,
       laat komen jouw koninkrijk.
3     Geef elke dag weer
       ons brood voor de komende dag,
4     en vergeef ons onze verwijdering [zonde]
       – zelf vergeven wij ieder die ons iets schuldig is –
       en laat ons niet ingaan op beproeving.”

Iedere keer ik het Onzevader bid, ben ik gefascineerd door – zeg maar: laat ik me onderdompelen in – de wetenschap dat ik daarmee ín Jezus’ woorden stap.
Mij doet het er niet zo toe of dat nu heel exact díe woorden waren (er zijn immers wat verschillen met de versie die Matteüs geeft in Mt.6,9-13). Jezus sprak immers toch ook geen Nederlands!
Het gaat erom dat ik mij in die woorden heel innig verbonden mag weten, in veelvoudig opzicht:
verbonden met Jezus uiteraard: Het zijn zijn woorden die ik tot de mijne mag maken; we spreken ‘dezelfde taal’!
verbonden met de Vader: Want door mijn verbondenheid met Jezus mag ik ook delen in zijn verbondenheid met zijn Vader.
verbondenheid met de mensen: Jezus bad nooit in het ijle. Zijn gebed was een krachtbron, een zending om zijn opdracht in de wereld te vervullen. Liefde voor G-d vloeit altijd over naar liefde voor zijn mensen.
Jezus reikt ons dus woorden aan als ‘brood voor de komende dag’. Maar meer eigenlijk nog dan woorden, zijn ze een gebaar/gebeuren: het feit zelf van deze woorden in de mond en in het hart te nemen verbindt mij met hem …

Lc.12,13-21 (23/10/2023)

13     Iemand uit de menigte rondom, zei nu:
       “Meester, zeg tegen mijn broer
       dat hij de erfenis moet delen met mij.”
14    Jezus antwoordde hem:
       “Mens, wie heeft mij aangesteld over jullie
       als rechter of verdeler?”
15    Hij ging verder tegen allen:
       “Zie toe en wacht je ervoor
       steeds meer te willen hebben!
       Want zelfs als iemand overvloed heeft,
       behoort zijn leven niet tot zijn bezit.”
16    En hij vertelde een gelijkenis:
       “Het land van een zekere rijke had veel opgebracht.
17    Hij overlegde bij zichzelf:
       “Wat zal ik doen, want ik heb niets
       om de oogst in op te slaan?”
18    En hij zei: “Dit zal ik doen:
       Mijn bestaande schuren zal ik afbreken
       en grotere bouwen,
       mijn oogst en al mijn goederen
       kan ik daarin dan opslaan.
19    En tot mezelf zal ik zeggen:
       Ik, ik heb vele goederen liggen, voor jaren ver.
       Rust uit, eet, drink, maak plezier.”
20    Maar God zei tegen hem:
       “Verdwaasde! Nog deze nacht
       wordt je leven opgeëist.
       En alles wat je hebt voorbereid,
       voor wie is dat dan?”
21    Zo gaat het met wie schatten opslaat
       voor zichzelf,
       maar niet rijk is in God.

Familieruzies omwille van erfenissen, helaas een veelvoorkomend fenomeen! Als het uit de hand loopt, stappen we ermee naar de vrederechter, maar dat is nu juist wat Jezus niet wil: rechter zijn. Hij is niet gekomen om onze kleinmenselijke geschillen op te lossen. Het enige wat hij kan en wil doen is een levenswijze voorhouden, een basisprincipe om uit te leven, nl: je leven is je gegeven, niet met de bedoeling om schatten voor jezelf te verzamelen, maar om rijk te worden in G-d!
De rijkdom waar hij voor ijvert, heeft niets van doen met hebzucht (= steeds meer willen bezitten). Hoe veel je ook bezit, je leven bezit je nooit! – Een lastige gedachte om te doorleven in een maatschappij waar wetenschap en maakbaarheid – óók over bezit – hoogtij vieren.
Rijk zijn in G-d lijkt dus niets te maken te hebben met hoeveel of wat je bezit, maar rijk word je door het gekregen leven te breken en te delen. Dan zal je Léven in overvloed.

Lc.21,1-4 (25/11/2024)

     Jezus keek op
       [zittend in de voorhof van de tempel met zijn leerlingen]
       en zag de rijken hun gaven in de offerschaal werpen.
     Maar hij zag ook een arme weduwe
       die er twee kopermuntjes in wierp.
     En hij zei:
       “Naar waarheid, ik zeg jullie:
       Die arme weduwe heeft het meest van allen erin geworpen,
     want zij wierpen iets uit hun overvloed bij de gaven,
       maar deze vrouw,
       vanuit haar tekort,
       wierp alles wat ze had erin:
       haar leven!”

We hadden dit Evangelie recent nog. (zondag 10 nov.) Neem het er even bij en je zult zien hoe versies en contexten toch weer nog andere accenten kunnen leggen.
Aangezien de inleiding – met de waarschuwing voor onechtheid – hier niet staat, komt de klemtoon hier dus niet te liggen op oprechtheid, maar ten volle op de overgave.
Onze ‘gave’ kan een uiting zijn van onze ‘overgave’, maar is dat dus niet automatisch! We kunnen veel ‘geven’, aan G-d en mensen, zonder dat daarin de innerlijke houding ligt van het weten dat wij alles aan G-d te danken hebben. Dan wordt onze gave eerder een uiting van ons eigen belang of het vleien van ons eigen ego. Dat wordt pas anders als wij beseffen dat zelfs ‘onze gave’ eigenlijk van G-d komt, en wij dus eigenlijk niets anders doen dan teruggeven wat van hem is!
Dat is zo met alles wat wij zouden kunnen ‘geven’, tot ons leven toe! En daar komen we op de pointe van ‘overgave’: spreekt élk van onze gaven, hoe klein ook, van: ik geef mijn leven in Jouw handen?

Lc.1,39-45 (22/12/2024)

39    Kort daarop reisde Maria met haast
       naar het bergland, naar een stad in Judea.
40    Ze ging het huis van Zacharias binnen
       en begroette Elisabet.
41    Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde,
       sprong het kind in haar schoot op
       en Elisabet werd vervuld van heilige geest.
42    Ze riep uit:
       “Gezegend ben jij onder de vrouwen
       en gezegend de vrucht van jouw schoot!
43    Vanwaar valt mij dit toe
       dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
44    Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam,
       sprong het kind in mijn schoot op
       van uitbundige blijdschap.
45    Gezegend wie vertrouwde,
       want wat haar vanwege de heer is gezegd
       zal vervulling vinden.”

 

Door een hele samenloop van factoren, komt in het liturgisch leesrooster dit Evangelie dit jaar twee dagen naeen. Het geeft ons de gelegenheid nog een dagje – en meer – stil te staan bij dat “gezegend wie vertrouwt”.

Het zal voor iedereen duidelijk zijn dat ons geijkte gebed ‘het wees gegroet Maria’ gebaseerd is op dit stukje Evangelie. Of althans het eerste deel ervan, dat zijn bijna letterlijk de woorden van Elisabet in v.42.
Het tweede deel van het ‘Weesgegroet’ (“Heilige Maria, bid voor ons arme zondaars (die ‘arme’ staat er alleen in de Vlaamse versie, niet in de Nederlandse!), nu en in het uur van onze dood.”) is niet zo Bijbels, maar komt eerder uit de persoonlijke devotie.
Misschien is het een beetje jammer dat men niet verder geput heeft uit dit Evangelie. De tweede zegenbede (na de eerste: “Gezegend ben jij onder de vrouwen.”) is immers minstens even mooi en rijk, en een frequent vast gebed waard: “Gezegend wie vertrouwde …”
Wat zou het met mijn leven doen als ik elke dag mezelf voorhou dat G-d mij zal zegenen met vervulling als ik op hem durf te vertrouwen? Zou mijn leven – hoe klein ook – dan niet worden als dat van Maria, “vol van Genade” en vruchtbaar voor G-ds komst?

Lc.10,1-9 (14/02/2025)

     Hierna stelde de heer nog tweeënzeventig anderen aan.
       Hij zond hen twee aan twee voor zich uit
       naar elke stad en plek waar hij zelf wilde komen.
     Hij zei hen:
       “De oogst is wel overvloedig,
       maar arbeiders zijn er weinig.
       Vraag daarom aan de heer van de oogst
       dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.
     Ga, maar let op!
       Ik zend jullie als lammeren midden de wolven.
     Belaad je niet met een geldbuidel,
       niet met een reiszak, noch met sandalen.
       Groet niemand [uitgebreid] langs de weg.
     In welk huis je ook onderdak krijgt,
       zeg eerst en vooral: “Vrede aan dit huis!”
     Als daar een zoon van de vrede woont,
       dan zal jullie vrede op hem rusten.
       Zoniet, laat ze dan op jullie terugkeren.
     Blijf in hetzelfde huis,
       eet en drink wat er is,
       want de arbeider is zijn loon waard.
       Verleg je niet van het ene huis naar het andere.
     In iedere stad die jullie binnengaan
       en waar je ontvangen wordt:
       Eet wat jullie wordt voorgezet,
     heel haar zieken
       en verkondig allen:
       “Het koninkrijk van God is jullie genaderd.”

“Hij zond hen twee aan twee voor zich uit” kun je met Cyrillus en Methodius nogal letterlijk nemen: het waren twee broers die beide monnik werden en zich door de paus lieten zenden om de Slavische volken het Evangelie te verkondigen. In de 9de eeuw was de kerk nog niet gescheiden, ook al bestonden er wel duidelijke verschillen, bv. in de wijze en de taal van Liturgie vieren. Voor de Slavische volken ontwierpen zij dan ook een eigen Liturgie en taal, de kerk-slavische ritus die nog steeds gebruikt wordt.
De Slavische paus Joh.Paulus II voegde hen – naast Benedictus – toe als patronen van Europa, waarmee hij aangaf dat Oost-Europa een even belangrijke rol te spelen had dan West-Europa.
En wij? Gaan wij “twee aan twee”? Drukken wij het uit elkaars tochtgenoot te zijn? Of gaan we líever alleen? Zelfs als wij menen er alleen voor te staan, is er meer mogelijk dan we denken! Onze tochtgenoot loopt in onze buurt! Maar durven wij vragen – en doen – om tochtgenoot te zijn …
En naar wie worden wij dan gezonden? Samen vind je beter een antwoord op die vraag dan alleen! In elk geval zullen het mensen zijn naar wie Jezus zelf zou willen gaan …