Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc. 12,13-21 (17/10/2022)

Iemand uit de menigte rondom, zei nu: “Meester, zeg tegen mijn broer dat hij de erfenis moet delen met mij.” Jezus antwoordde hem: “Mens, wie heeft mij aangesteld over jullie als rechter of verdeler?”
Hij ging verder tegen allen: “Zie toe en wacht je ervoor steeds meer te willen hebben! Want zelfs als iemand overvloed heeft, behoort zijn leven niet tot zijn bezit.”
En hij vertelde een gelijkenis: “Het land van een zekere rijke had veel opgebracht. Hij overlegde bij zichzelf: “Wat zal ik doen, want ik heb niets om de oogst in op te slaan?” En hij zei: “Dit zal ik doen: Mijn bestaande schuren zal ik afbreken en grotere bouwen, mijn oogst en al mijn goederen kan ik daarin dan opslaan. En tot mezelf zal ik zeggen: Ik, ik heb vele goederen liggen, voor jaren ver. Rust uit, eet, drink, maak plezier.”
Maar God zei tegen hem: “Verdwaasde! Nog deze nacht wordt je leven opgeëist. En alles wat je hebt voorbereid, voor wie is dat dan?”
Zo gaat het met wie schatten opslaat voor zichzelf, maar niet rijk is in God.

We mogen er geen doekjes om winden dat Jezus hier het materieel bezit op de korrel neemt. Let wel: Jezus was geen hyperasceet. Hij liet toe dat mensen materieel (en anders) voor hem zorgden en hij zorgde er zelf voor dat de menigte voldoende brood had.
Maar in dat ‘voldoende’ zit de onderscheiding. Hier zegt Jezus het letterlijk: “Wacht je ervoor steeds méér te willen hebben!”
Zouden wij niet van heel veel van onze problemen af zijn als wij het konden houden bij ‘voldoende’ materieel bezit en niet ‘steeds meer’ willen? Onze westerse neoliberale economie is echter gebouwd op dat ‘steeds meer’ (het werkt maar als het groeit). Dat is om problemen vragen, want dat móet geregeld wel eens imploderen.
Wie dat wil kan leven alsof hij zijn leven in eigen bezit heeft, maar wie eerlijk wil zijn, kan zien dat dat niet klopt. Ons leven en ons bezit kan zó met een vingerknip weggevaagd worden. Leven van het ‘voldoende’ is tegelijk leven in het vertrouwen dat ik kríjg wat nodig is om te leven. – En dan zal ik Léven!

Lc.13,18-21 (25/10/2022)

Daarop zei Jezus: “Waarop lijkt het koningschap van God? Waarmee zal ik het vergelijken?
Het lijkt op een mosterdzaadje. Iemand wierp het in zijn tuin en het groeide en werd een grote struik met vele takken waarin de vogels van de hemel zich nestelden.”
En opnieuw zei hij: “Waarmee zal ik het koningschap van God vergelijken? Het lijkt op gist dat een vrouw verborg in een grote hoeveelheid meel, zodat het in z’n geheel doorgistte.”

Waarmee vergelijk je nu ‘in godsnaam’ het koningschap van God? Jezus kiest voor een mosterdzaadje. Ik zou veeleer denken aan een grote imposante boom. Een verrassend keuze, dat mosterdplantje. Het is namelijk een zeer bescheiden, onopvallend struikje. Hij zou ergens op een veld tussen de groenten kunnen staan of als onkruid verscholen in een rommelig hoekje in de tuin. Het is geen machtige eik of ceder van de Libanon, maar een heel eenvoudige huis-tuin-en-keukenplant die tot bloei komt in het gewone leven van elke dag.
Waarschijnlijk is het ook net daarom dat Jezus het koningschap van God ermee vergelijkt. Het is veel gewoner dan we vaak denken. Heel dichtbij. Het heeft niets spectaculairs. Het gebeurt gewoon daar waar mensen alert en zorgzaam met elkaar omgaan en Jezus proberen na te volgen, daar is G-d, in het gewone, alledaagse leven. Je hoeft dus niet ver te zoeken naar zijn koninkrijk, gewoon aandachtig leven is voldoende.

 

Lc.20,27-38 (6/11/2022)

Nu kwamen er naar Jezus enige van de sadduceeën, die [als religieuze stroming voor wie enkel de eerste vijf boeken van de Schrift bepalend waren] tegenspreken dat er een opstanding [uit de dood] bestaat. Ze vroegen hem: “Meester, Mozes heeft voor ons geschreven: Als iemands broer sterft en die had een vrouw maar bleef kinderloos, dan moet zijn broer diens vrouw huwen en nakomelingen verwekken voor zijn broer. [Deut.25,5-10]
Nu waren er zeven broers. De eerste huwde en stierf kinderloos. De tweede huwde haar, en de derde en zo lieten alle zeven geen kinderen na toen ze stierven. Het laatst stierf ook de vrouw. Die vrouw nu, bij de opstanding, van wie van hen wordt zij de vrouw, want alle zeven hebben haar toch als vrouw gehad?”
Jezus antwoordde hen: “De kinderen van deze tijd huwen en worden ten huwelijk gegeven, maar wie waardig geacht worden deel te hebben aan díe tijd van de opstanding uit de dood, huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven. Want ze kunnen ook niet meer sterven, want ze zijn aan engelen gelijk. Ze zijn kinderen van God nu ze kinderen van de opstanding zijn.
Dát de doden opgewekt worden, heeft ook Mozes aangeduid bij de [Godsontmoeting bij de brandende] braamstruik, wanneer hij God noemt: de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. [Ex.3,6] God is toch geen God van doden, maar van levenden? Ja, voor hem leven allen!”

We ontmoeten ze iedere dag, Sadduceeën van vandaag, mensen die niet geloven dat er na de dood nog iets te beleven valt. Nochtans is de dood ontegensprekelijk verbonden met het leven. Als G-d ons uit Liefde tot leven gewekt heeft, dan is het ondenkbaar dat hij ons nadien in het niets zou laten vallen. Voor G-d zullen we altijd leven, eeuwig. Er ís dus leven na de dood, weliswaar geen voortzetting van het aardse leven. In de eeuwigheid bestaat er geen ‘nu’ en ‘later’. Leven in eeuwigheid is tijdloos leven IN zijn liefde. Het is leven van een andere categorie.
De dood hoort inderdaad ontegensprekelijk bij het leven, maar nog veel meer hoort het leven bij de dood. Laten wij voor het leven na de dood geen kopie maken van het leven hier, maar laat het leven hier op aarde een kopie zijn van het leven dat ons te wachten staat, een leven waar alles spreekt van de Liefde, van Ik-zal-er-zijn.

Lc.18,35-43 (14/11/2022)

Jezus naderde Jericho. Een blinde zat langs de weg te bedelen. Toen die de doortrekkende menigte hoorde, vroeg hij wat er aan de hand was. Ze zeiden hem dat Jezus van Nazareth voorbijkwam. Hij schreeuwde: “Jezus, zoon van David, ontferm je over mij!”
Degenen die voorop liepen legden hem het zwijgen op, maar hij schreeuwde nog luider: “Zoon van David, ontferm je over mij!”
Jezus bleef staan en beval dat hij bij hem gebracht zou worden. Toen hij naderbij gekomen was, stelde hij hem de vraag: “Wat wil je dat ik je doe?”
“Heer, dat ik weer kan zien!”
“Zie weer, zei Jezus, je vertrouwen heeft je behoed.”
En onmiddellijk kon hij weer zien en volgde Jezus, God lovend.
Iedereen die dit gezien had, loofde God.

Wat schreeuwt die blinde toch, tegen het gedruis van de menigte in? Wat schreeuwt die blinde toch, tegen de betweterij van de mee-lopers (ze noemen zichzelf voorop-lopers) in? Wat schreeuwt die blinde toch, tegen al honderden jaren van niet-horen van mensen aan de kant in?
Hij schreeuwt dat Jezus het hoort – hij schreeuwt dat Gód het hoort, want die ‘zoon van David’ is toch een Godsgezant?! En die blinde had gelijk! Inderdaad: G-d/Jezus hóórt – want hij luistert! (Ps.77,2)
G-d/Jezus hoort én blijft staan, tegen het gedruis van de menigte in, tegen de betweterij van de meelopers in, tegen de honderden jaren van niet-stilstaan bij mensen aan de kant in. Want vertrouwen krijgt antwoord bij G-d.
Als ik vandaag mijn wegen ga, aan welke kant zal ik staan? Aan de kant van de weg? Aan de kant van de meelopers? Aan de kant van de stilstaande luisteraar? Twee kansen op drie dat ik in de buurt van G-d/Jezus kom!

 

Lc. 21,1-4  (21/11/2022)

Jezus keek op [zittend in de voorhof van de tempel met zijn leerlingen] en zag de rijken hun gaven in de offerschaal werpen. Maar hij zag ook een arme weduwe die er twee kopermuntjes in wierp.
En hij zei: “Naar waarheid, ik zeg jullie: Die arme weduwe heeft het meest van allen erin geworpen, want zij wierpen iets uit hun overvloed bij de gaven, maar deze vrouw, vanuit haar tekort, wierp alles wat ze had erin: haar leven!”

Jezus is nog steeds in de tempel in Jeruzalem, het centrum van hun geloofsbeleving. Allerlei mensen komen er. De variatie is een afspiegeling van de maatschappij; ook hun wijze van geloofsbeleving. Omdat Jezus naar de binnenkant kijkt, ziet hij ook veel aan de buitenkant, en ziet hij het in zijn werkelijke betekenis.
Kopermunten zijn nooit de meest waardevolle. Maar de geldwaarde doet voor Jezus niet ter zake. Hoe is het gesteld met het hárt van de gever, dat is de vraag die Jezus zich stelt. Die vrouw geeft zichzelf aan G-d, “haar hele leven”.
Bij deze woorden knikken we nu wellicht en denken: “Jaja, mooi zo, dat is de houding waar het om gaat.”
O.k., het klopt wellicht. Dus hoefde al deze uitleg niet. We moeten het nu alleen nog doen …

Lc. 5,17-26(5/12/2022)

Eens was Jezus aan het onderrichten. Er waren farizeeën en wetsleraren gekomen uit alle dorpen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem. En de geestkracht tot heling was in hem. Kijk! Er waren enkele mannen die op een draagbaar iemand droegen die verlamd was. Ze probeerden hem binnen te dragen en onder zijn aandacht te brengen. Maar door de menigte vonden ze geen doorgang om hem binnen te dragen. Daarom gingen zij het dak op en lieten hem op de draagbaar neer, door de daktegels heen, vlak voor Jezus.
Bij het zien van hun vertrouwen, zegt hij tegen hem: “Je zonden zijn je vergeven.”
De schriftgeleerden en farizeeën begonnen onderling te discussiëren: “Wie is hij wel, dat hij zo godslasterlijk spreekt? Wie kan zonden vergeven behalve God alleen?”
Maar Jezus onderkende hun redeneringen en vroeg hun: “Wat redeneer je daar in je hart? Wat is makkelijker te zeggen: ‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op en loop’? Welnu, zodat jullie zouden weten dat de mensenzoon volmacht heeft op aarde zonden te vergeven, ik zeg je – zei hij nu tegen de verlamde: Sta op, neem je draagbaar en ga naar huis.” En onmiddellijk stond hij voor aller ogen op, hij nam op waar hij eerst op neerlag, vertrok naar huis en verheerlijkte God.
Ontzetting beving allen en zij verheerlijkten God. Zij werden vervuld van vrees: “Vandaag hebben wij onverwachtbare dingen [paradoxen] gezien!”

Het is een bont allegaartje daar in en rond het huis – farizeeën, wetsleraren, mannen en vrouwen, zieken en gezonden, dragers en hij die gedragen wordt, jij en ik (?). Met z’n allen verzamelen ze zich rond Jezus.
Er staat iets te gebeuren! De vastberadenheid van enkele mannen zorgt voor een leven-veranderende scène. Ze mengen zich in de menigte. Een zee van mensen houdt hen niet tegen. Ze laten zich geen halt toeroepen, door niets of niemand, en vol vertrouwen gaan ze tot het uiterste. De liefde voor en betrokkenheid op hun vriend maakt hen creatief.
En Jezus ziet. Hij ziet hun vertrouwen dat zich uit in daden die spreken van volhardende liefde. Dat raakt Jezus.
Wat gebeurt hier? Dragen en je laten dragen. Dat is wat wij, voor elkaar kúnnen doen: vol vertrouwen elkaar dragen en je laten dragen … ook in geloof! Dan zijn er onverwachtse, ongeziene, paradoxale levengevende dingen te zien.