Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.10,1-9 (14/02/2025)

     Hierna stelde de heer nog tweeënzeventig anderen aan.
       Hij zond hen twee aan twee voor zich uit
       naar elke stad en plek waar hij zelf wilde komen.
     Hij zei hen:
       “De oogst is wel overvloedig,
       maar arbeiders zijn er weinig.
       Vraag daarom aan de heer van de oogst
       dat hij arbeiders uitstuurt in zijn oogst.
     Ga, maar let op!
       Ik zend jullie als lammeren midden de wolven.
     Belaad je niet met een geldbuidel,
       niet met een reiszak, noch met sandalen.
       Groet niemand [uitgebreid] langs de weg.
     In welk huis je ook onderdak krijgt,
       zeg eerst en vooral: “Vrede aan dit huis!”
     Als daar een zoon van de vrede woont,
       dan zal jullie vrede op hem rusten.
       Zoniet, laat ze dan op jullie terugkeren.
     Blijf in hetzelfde huis,
       eet en drink wat er is,
       want de arbeider is zijn loon waard.
       Verleg je niet van het ene huis naar het andere.
     In iedere stad die jullie binnengaan
       en waar je ontvangen wordt:
       Eet wat jullie wordt voorgezet,
     heel haar zieken
       en verkondig allen:
       “Het koninkrijk van God is jullie genaderd.”

“Hij zond hen twee aan twee voor zich uit” kun je met Cyrillus en Methodius nogal letterlijk nemen: het waren twee broers die beide monnik werden en zich door de paus lieten zenden om de Slavische volken het Evangelie te verkondigen. In de 9de eeuw was de kerk nog niet gescheiden, ook al bestonden er wel duidelijke verschillen, bv. in de wijze en de taal van Liturgie vieren. Voor de Slavische volken ontwierpen zij dan ook een eigen Liturgie en taal, de kerk-slavische ritus die nog steeds gebruikt wordt.
De Slavische paus Joh.Paulus II voegde hen – naast Benedictus – toe als patronen van Europa, waarmee hij aangaf dat Oost-Europa een even belangrijke rol te spelen had dan West-Europa.
En wij? Gaan wij “twee aan twee”? Drukken wij het uit elkaars tochtgenoot te zijn? Of gaan we líever alleen? Zelfs als wij menen er alleen voor te staan, is er meer mogelijk dan we denken! Onze tochtgenoot loopt in onze buurt! Maar durven wij vragen – en doen – om tochtgenoot te zijn …
En naar wie worden wij dan gezonden? Samen vind je beter een antwoord op die vraag dan alleen! In elk geval zullen het mensen zijn naar wie Jezus zelf zou willen gaan …

Lc. 1,57-66.80 (24/06/2020) 

In die tijd brak voor Elisabet het ogenblik aan dat zij moeder werd; zij schonk het leven aan een zoon.
Toen de buren en de familie hoorden hoe groot de barmhartigheid was die de Heer aan haar had betoond,
deelden zij in haar vreugde. Op de achtste dag kwam men het kind besnijden en ze wilden het naar zijn vader Zacharias noemen.
Maar zijn moeder zei daarop: 'Neen, het moet Johannes heten.' Zij antwoordden haar: 'Maar er is in jouw familie niemand die zo heet.'
Met gebaren vroegen zij toen aan zijn vader hoe hij het wilde noemen. Deze vroeg een schrijftafeltje en schreef erop:
'Johannes zal hij heten.' Ze stonden allen verbaasd. Onmiddellijk daarop werd zijn mond geopend en zijn tong losgemaakt,
en verkondigde hij Gods lof. Ontzag vervulde alle omwonenden en in heel het bergland van Judea werd al het gebeurde rondverteld.
Ieder die het hoorde dacht erover na en vroeg zich af: 'Wat zal er worden van dit kind?' Want de hand des Heren was met hem.
Het kind groeide op en de Geest beheerste hem meer en meer. Hij verbleef in de woestijn tot de dag, waarop hij zich aan Israël in het openbaar vertoonde.

Vandaag vieren wij de geboorte van Johannes De doper. Speciaal! In de ganse kerkelijke feestkalender worden er slechts drie geboortedagen gevierd:
die van Jezus, die van Maria en die van Johannes. We vieren niet de voleinding, maken niet het bilan van zijn leven, maar we vieren het begin!
Zijn naam, ‘JHWH is genadig’, maakt het duidelijk. Leven is genade, een geschenk dat geleefd moet worden omdat ‘G-d’ het van bij het begin
met ons waagt, ons ertoe in staat acht en ons vertrouwt.
Zo weet Johannes ook mij te inspireren
- als grensfiguur
Waag ik het om bruggen te slaan? Durf ik vol enthousiasme te pleiten voor nieuwe leven-gevende ideeën zodat een crisis niet stilzwijgend overgaat
in een ‘nieuw normaal’ maar zodat deze crisis ten diepste ons samen-leven mag veranderen?
- als woestijnbewoner, éénvoudig en onthecht
Kan ik leven van wat ‘nodig’ is? Of blijf ik consumeren wat ik niet nodig heb?
Waar hecht ik mij aan? Wie bepaalt mijn doen en laten vandaag de dag? Angst, wetenschap, maatregelen, gezond verstand, ‘G-d’ … ?
- als verwijzer
Naar wie verwijst mijn leven? Naar mezelf, naar de a(A)nder, …?

 

Lc. 6,1-5 (4/9/2021)

Het gebeurde eens dat Jezus op een sabbat door de velden liep. Zijn leerlingen plukten aren en aten die op door ze met hun handen stuk te wrijven. Enkele van de farizeeën nu zeiden tegen hen: “Waarom doen jullie iets wat niet toegestaan is op sabbat?”
Jezus antwoordde hen: “Hebben jullie dan niet gelezen wat David deed, toen hij en zijn metgezellen honger leden? Hoe hij het huis van God is binnengegaan en de toonbroden nam en opat en die ook aan zijn metgezellen gaf, [1Sam.21,1-6] terwijl die niet mogen gegeten worden, behalve enkel door de priesters?” [Lev.24,5-9] En hij zei hun: “De mensenzoon is de heer van de sabbat.”

Het gaat er allemaal heel gewoon en ongedwongen aan toe. Samen wandelen ze door de velden en spreken met elkaar. Tot dit ‘vrolijk tafereeltje’ uitmondt in een discussie: Is hier sprake van losbandig gedrag? Wordt hier de wet overtreden of gaat het hier over ‘vrijheid’ (≠ vrijblijvendheid)?
Het kan lijken alsof Jezus de wet overboord gooit. Hij zegt zelfs dat hij “heer is van de sabbat”, en zo lijkt hij zich dus ‘boven de wet’ te stellen. Maar elders zegt Jezus zeer nadrukkelijk: “Ik ben niet gekomen om de wet op te heffen, maar om haar te vervullen.” Het gaat dus niet over de wet op zich, maar wel over hoe ik er vrij mee omga?
‘Vrij staan’ tegenover de wet is blijkbaar iets anders dan ‘erboven staan’. Bij ‘erboven staan’ is mijn eigen goesting het doel; bij ‘vrij staan’ neem ik de wet niet als dóel, maar als middel, dat zich moet richten op een hoger doel: het welzijn (≠ welvaart) van de mens.
Wie de wet naleeft zonder zich de vraag te stellen of die wel het hoger doel dient, is eigenlijk ‘slaaf’ van de wet. Wie vrij is, hanteert de wet tot welzijn van de mens.

Lc.10,38-42 (5/10/2021)

Terwijl ze verder trokken [naar Jeruzalem], gebeurde het eens dat hij in een dorp kwam waar een zekere vrouw die Marta heette hem in haar huis ontving. Ze had ook een zus die Maria heette. Deze ging bij Jezus neerzitten en luisterde naar zijn woorden. Marta werd rondgetrokken door het vele bedienen. Ze kwam er even bij staan en zei: “Heer, doet het jou niets dat mijn zus mij alleen laat met het bedienen? Zeg dan toch tegen haar dat ze met mij meehelpt.”
Jezus antwoordde haar: “Marta, Marta, wat ben je bezorgd en laat je je verontrusten door zoveel dingen. Nodig is één te zijn. Maria heeft voor dit goed gekozen en het zal haar niet ontnomen worden.”

Dit verhaal gaat niet over twee vrouwen van vlees en bloed en het tafereel speelt zich ook niet af ergens in een huisje in een dorp waar Jezus met zijn leerlingen langskomt. Het verhaal gaat er over hoe Jezus’ boodschap, al dan niet, een plaats kan krijgen in twee verschillende levenswijzen. De twee horen echter bij elkaar en zoeken in élke mens naar het juiste evenwicht.
Martha: zij houdt het huis op orde, is plichtsgetrouw en doet nauwgezet wat van haar verwacht wordt. Door haar bedrijvigheid vindt ze niet de tijd en de rust om Jezus’ boodschap te horen.
Maria: zij zet zich neer aan de voeten van Jezus, in vertrouw-volle overgave. Zij wil geen woord missen van wat hij te zeggen heeft. Zij stelt zich ontvankelijk op en neemt het misschien niet zo nauw met regels en verwachtingen. Zij neemt de tijd om te luisteren naar Jezus ook al moet ze daarvoor even al de rest gewoon links laten liggen.
Bij hen is Jezus te gast en zegt: “Martha, Martha, wat maak je je bezorgd!” Laat toch alle verwachtingen los en leef, open en ontvankelijk, gericht op G-ds woord. Dan zal je het geheim van Maria op het spoor komen en dat zal je niet ontnomen worden.

 

Lc.11,37-41 (12/10/2021)

Nadat Jezus zo sprak, vroeg een farizeeër of hij bij hem wou komen eten. Hij kwam het huis binnen en ging meteen aanliggen. De Farizeeër merkte dit op en verwonderde zich dat hij vóór de maaltijd niet eerst zich [de handen] waste [zoals een door de farizeeën opgelegde regel het stelde].
Maar de heer zei tot hem: “En jullie dan?! Jullie Farizeeën reinigen wel de buitenkant van beker en bord, maar jullie binnenkant is vol hebzucht en slechtheid! Stukken onverstand! Heeft hij die de buitenkant maakte ook niet de binnenkant gemaakt? Geef dus liever de binnenkant in barmhartigheid, dan zul je zien dat alles rein is.”

Jezus vaart nogal uit over iets wat toch maar een detail lijkt. Het was nu eenmaal de gewoonte om de handen te wassen eer aan tafel te gaan. Eigenlijk een hygiënische maatregel, waar dan een religieus tintje werd aan gegeven (gebeurt nu ook nog, alleen heet dat religieus tintje nu wetenschap).
Kan Jezus daar wat tegen hebben?
In het Evangelie wordt voldoende duidelijk dat Jezus helemaal niet tégen zijn eigen geloof optreedt. Integendeel: hij wil het in z’n oorspronkelijkheid – radicaliteit – beleefd zien. Daarom roept hij de mensen op tot ‘bekering’, ommekeer, terug naar de oorsprong dus. En daar hoort óók bij dat de innerlijke beleving in eenklank is met de uiterlijke vormgeving daarvan.
Een geloof dat zich niet laat zien in uiterlijk gedrag, is alleen maar vroom gepraat. Gods-dienst móet zich vertalen in vormen en structuren. Maar wie denkt er te zijn door alleen maar het uiterlijk gedrag na te doen, die mist de kern van de zaak.
Als het niet klopt aan de bínnenkant, dan windt Jezus zich op. (Als het wel klopt aan de binnenkant, volgt de buitenkant vanzelf.) Zou hij zich over mijn leven op te winden hebben?

Lc.12,39-48 (20/10/2021)

“Maar weet goed: Als de heer des huizes geweten had op welk uur de dief kwam, dan had hij wel gewaakt en niet toegelaten dat er ingebroken werd in zijn huis. Wees ook jullie dus bereid [klaargemaakt én bereidwillig], want je weet niet op welk uur de mensenzoon komt.”
Petrus vroeg hem nu: “Heer, bedoel je deze gelijkenis voor ons alleen, of ook voor allen?”
De Heer antwoordde: “Wie zou die trouwe en verstandige huismeester zijn die de heer zal aanstellen over zijn personeel en die op de gepaste tijd hen het eten geeft dat hen toekomt? Gezegend de dienaar die zó bezig is wanneer de heer thuiskomt. Waarlijk, ik zeg jullie dat hij hem zal aanstellen over alles wat hij bezit. Maar als die dienaar in zijn hart zegt: mijn heer neemt er de tijd van, en hij begint de knechten en meiden te slaan en eet en drinkt tot hij dronken wordt, dan zal de heer van die dienaar komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent; hij zal worden verwijderd van zijn heer en ondergaan het lot van de ontrouwen.
De dienaar die de wil van zijn heer heeft leren kennen, maar zich daar niet heeft op voorbereid en gedaan, zal met vele slagen geslagen worden. Als hij die echter niet heeft leren kennen en heeft gedaan wat straf verdient, zal hij met weinig slagen geslagen worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden gevraagd; en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal veel worden geëist.”

Waakzaamheid. Het is een thema dat we in de Advent horen, maar dat uiteraard niet voorbehouden is voor die tijd. Zoals we gisteren al hoorden, is wachten – in tegenstelling tot wat we spontaan denken – geen passieve zaak. Het is een tijd om ons voor-te-bereiden.
‘Bereiden’ is een interessant woord! We gebruiken het in twee toch wel enigszins verschillende betekenissen:
· We bereiden een maaltijd: d.w.z. dat we allerlei handelingen stellen om tot een goede maaltijd te komen. Het werk komt vooraf, het genieten achteraf. De ‘werker’ en de ‘genieter’ zijn niet noodzakelijk dezelfde. Zo dus ook met de bereiding van onszelf voor de komst van Gods koningschap!
· We zijn bereid: d.w.z. bereidwillig, we geven toestemming, schakelen ons in in een plan. Ook hier impliceert dat iets wat buiten mezelf valt. De handeling van de bereidheid moet nu al blijken, voor iets wat pas later zal komen.
In de waakzaamheid komen beide betekenissen van ‘bereiden’ samen!
Er wordt ons heel veel toevertrouwd. (Ons werk, onze goederen, de mensen om ons heen, en ja zelfs ook ‘het rijk van G-d’.) Zullen wij ons dan ‘bereiden’, klaar maken én bereidwilliger worden, om dát mogelijk te maken (en niet ons eigen goesting of willetje)?