Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.6,12-19 (6/09/2022)
Het gebeurde nu in die dagen dat hij wegtrok naar de berg om te bidden. Hij was de hele nacht door in gebed van God. Toen het dag werd, riep hij zijn leerlingen bij zich en koos er twaalf uit die hij afgezanten [apostolos] noemde: Simon, die hij ook rots [petros] noemde, en zijn broer Andreas, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Matteüs en Tomas, Jakobus [de zoon] van Alfeüs en Simon die de ijveraar [zeloot] genoemd werd, Judas van Jakobus en Judas, de man van Keriot, die een verrader werd.
Toen hij met hen de berg was afgedaald, bleef hij staan op een vlakke plaats. Een groot aantal van zijn leerlingen en een menigte mensen uit heel Judea en Jeruzalem en van de kuststreek van Tyrus en Sidon, waren gekomen om hem te horen en van hun ziekten te worden genezen. Ook wie belast was met nog niet gereinigde geesten, werden geheeld. Heel de menigte zocht hem aan te raken, want er ging een dynamiek van hem uit die allen genas.
“Er ging van hem een dynamiek uit.” Zo eindigt de Evangeliepassage vandaag. Eigenlijk is dat amper het vermelden waard, want we wéten dat. We hebben dat zelf ondervonden! Waarom zijn we vandaag anders nog steeds gefascineerd door die merkwaardige figuur? Waarom anders lees jij elke dag dit commentaar?
De vraag is dus niet hoe die dynamiek van hem uitstroomde, maar hoe ze bij hem binnenstroomde. En dat staat te lezen aan het begin: “Hij trok weg naar de berg – een stille, eenzame plaats – en bracht er de hele nacht door in gebed van G-d.” Dáár ligt duidelijk de krachtbron van Jezus’ dynamiek, die mensen met zich meetrekt.
Jezus volgen gaat er voor ons dus niet in de eerste plaats om spectaculaire dingen te doen. In de kracht van zijn Geest zal er wellicht wel een en ander bijzonders gebeuren, maar dat is niet wat wij uit eigen kracht kunnen bewerken. Het enige wat wij kunnen – en moeten – doen is die krachtbron opzoeken. Pas als wij zijn kracht in ons laten binnenstromen, zal die ook op zijn tijd en wijze naar buiten stromen.
Lc.16,1-13 (18/09/2022)
Jezus zei ook tegen zijn leerlingen [terwijl de farizeeën en schriftgeleerden meeluisterden]:
“Er was eens een rijk man die een huismeester had die bij hem werd aangeklaagd omdat hij zijn bezittingen verkwistte. Hij riep hem en zei: “Wat hoor ik daar over jou? Geef verantwoording van je bestuur, want zo kun je geen huismeester blijven.”
De huismeester zei nu bij zichzelf: “Wat moet ik doen, nu mijn heer mij het bestuur ontneemt? Om te spitten heb ik niet de kracht en om te bedelen schaam ik me …” Ik weet al wat ik ga doen, zodat – wanneer ik ontzet ben uit het bestuur – ze mij toch in hun huis zullen ontvangen.” En hij riep elk van de schuldenaars van zijn heer bij zich en vroeg aan de eerste: “Hoeveel ben je mijn heer schuldig?” Die zei: “Honderd vaten olie.” Hij antwoordde hem nu: “Hier is je akte, ga zitten en schrijf vlug: vijftig.” Vervolgens zei hij tegen een ander: “En jij, hoeveel ben jij schuldig?” Die zei: “Honderd [grote] maten tarwe.” Tegen hem zei hij: “Hier is je akte. Schrijf: tachtig.”
De heer prees de oneerlijke huismeester dat hij doordacht had gehandeld. Want de kinderen van deze wereld handelen doordachter dan de kinderen van het licht ten aanzien van hun tijdgenoten.”
Ik zeg jullie: Maak voor jezelf vrienden uit de afgod van ongerechtig houvast [onrechtvaardige mammon = al datgene waar je onrechtmatig je vertrouwen op stelt], zodat ze, wanneer die verdwijnt, jullie verwelkomen in de eeuwige tenten.
Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote, en wie ongerechtig is in het kleinste, is ook ongerechtig in het grote. Als jullie dan niet betrouwbaar blijken ten aanzien van de afgod van ongerechtig houvast, wie zou dan het waarachtige aan jullie toevertrouwen?! En als jullie niet betrouwbaar blijken ten aanzien van andermans goed, wie zou jullie dan het onze geven?!
Geen enkele dienaar jan twee heren dienen. Want ofwel zal hij de ene haten en de ander liefhebben, ofwel de ene aanhangen en de ander verachten. Je kunt niet God dienen én de afgod waar je op rekent.
“De heer prijst het dat de kinderen van deze wereld doordachter handelen dan de kinderen van het licht.” Die conclusie moeten we precies lezen. Hij prijst uiteraard niet dat ze konkelfoezen, maar wél dat ze hun verstand gebruiken en planmatig te werk gaan om hun doel te bereiken. Ook gelovigen vandaag kunnen daar een voorbeeld aan nemen. Ook ‘het rijk G-ds’ ‘komt niet uit de lucht vallen’. Daar moet doelmatig en met overleg aan gewerkt worden.
Toch zijn het niet dezelfde criteria waarmee er moet gedacht en gewerkt worden. “Waarop stel je je vertrouwen, vraagt Jezus, wat is je houvast, je lijn van redeneren?” Is dat een of andere afgod? – die zijn er in meerdere soorten! Of mag Ik jouw meester – jouw richtingwijzer – zijn?
Christenen zouden er dus goed aan doen – en daarmee Jezus’ vraag hier inwilligen – om meer ‘de koppen bij elkaar te steken’ en zich samen af te vragen hoe ze G-d in deze wereld kunnen dienen.
Lc.16,19-31 (25/09/2022)
Er was eens een rijk man. Hij ging gekleed in purper en fijn linnen en hield elke dag een schitterend feestmaal. En er was ook een arme, die Lazarus heette, die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort, in de hoop zijn buik te kunnen vullen met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen. Maar alleen de honden kwamen om zijn zweren af te likken.
Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen weggedragen werd naar de schoot van Abraham. En ook de rijke stierf en werd begraven. Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool], sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, met Lazarus in zijn schoot. Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij, en stuur Lazarus, dat hij de top van zijn vinger in water doopt en mijn tong komt verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlam!” Abraham antwoordde echter: “Kind, herinner je je hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen en Lazarus evenzo de kwade? Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn. En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof, zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie dat niet kan, en ook niet van jullie naar ons.”
Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader, dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader – want ik heb nog vijf broers – om daar een getuigenis af te leggen, zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.” Abraham antwoordde hem: “Ze hebben Mozes en de profeten, laat ze naar hen luisteren!” Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham … maar als iemand uit de doden naar hen gaat, zullen ze zich wel bekeren!” Nu besloot Abraham: “Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten, zullen ze zich ook niet laten overtuigen door iemand die uit de doden opstaat.”
Er is een rijke (zonder naam) die in zijn eigen bubbel leeft. Wat er om hem heen gebeurt, ziet hij niet. En er is een arme (genaamd Lazarus) die vergeefs naar de restjes van de rijke verlangt. Dan sterft de arme en draaien de rollen zich om. De arme wordt geborgen in de schoot van Abraham en deze voert voor de arme nu het woord. De rijke krijgt een mooie begrafenis maar wordt dan geworpen in de ellende. Hij moet zelf zijn woord voeren, maar het brengt hem niet verder. Hem wordt een onoverkomelijke grens aangeduid. En als hij dan uiteindelijk verder kijkt dan zijn eigen hachje en om zijn broers bekommerd raakt, wordt hem duidelijk gemaakt waar het ten diepste op aan komt: luisteren en omkeren.
Het gaat er niet om dat de verschillen worden opgeheven, maar wel
- dat er weet is van de ander, begrip en respect voor elkaar.
- dat mensen elkaar zien, zich omkeren naar, en inleven in de ander.
- dat er geluisterd wordt over en weer en men zich naar elkaar keert.
Zelfs over de dood heen kan het verhaal dan verder gaan opdat ook anderen luisteren en omkeren.
Lc.10,17-24 (1/10/2022)
De tweeënzeventig kwamen terug, uitbundig van vreugde: “Heer, zelfs de demonen onderwerpen zich aan ons in jouw naam!”
Hij zei tegen hen: “Ik was getuige hoe de tegenstander [satan] als een bliksem uit de hemel viel. Zie je? Ik heb jullie de bevoegdheid gegeven slangen en schorpioenen te vertrappen en over alle krachten van de vijand. [Lc.9,1 / Ps.91,13] Niets kan jullie ook maar enigszins schaden. Maar let wel: Verheug jullie niet zozeer erover dat de geesten zich aan jullie onderwerpen, maar verheug je vooral hierover dat jullie namen geschreven staan in Gods hand.”
Op dat eigen moment, vervuld van de geest, jubelde Jezus het uit: “Ik prijs en dank je, vader, heer van hemel en aarde, dat je deze dingen verborgen hebt voor [eigenmachtige] bekwamen en verstandigen en ze onthuld hebt voor [onmachtige] onmondigen. Ja, vader, zo heb jij het goed bevonden voor jouw gelaat.”
En hij ging verder tegen de leerlingen: “Alles is mij door mijn vader toevertrouwd, en niemand weet wie de zoon is, behalve de vader, en niemand weet wie de vader is, behalve de zoon en aan wie de zoon het wil onthullen. Zalig de ogen die zien wat jullie zien, want ik zeg jullie: Veel profeten en koningen verlangden te zien wat jullie zien, maar zij hebben het niet gezien, en te horen wat jullie horen, maar zij hebben het niet gehoord.”
Jezus’ uitbarsting van jubel, zou ook ons van overvloedige vreugde mogen vervullen. De onmiddellijke aanleiding is immers iets wat aan zijn leerlingen gebeurde, en wat dus ook ons deel kan worden als wij op onze beurt waarachtig ‘leerling’ worden.
Hoe prachtig is het niet wat er gebeurt als leerlingen er in Jezus’ naam op uit trekken! Wondere dingen gebeuren: demonen onderwerpen zich, de tegenstander valt neer, ze zijn krachtiger dan gif en tegenmacht … En dat alles mogen ze benutten om mensen de bevrijdende boodschap van G-ds koningschap te verkondigen – en dat niet (nooit) alleen in woorden, maar ook in daden die mensen ten Go(e)de komen.
En hoe fantastisch dat op zich allemaal al is, er is iets nog groters om zich over te verheugen! Namelijk dat onze namen opgetekend staan in Gods hand! Onuitwisbaar leven wij in G-d gegrift. Dat is eigenlijk voor alle mensen zo, maar een leerling her-innert het zich … en jubelt …
Lc.17,11-19 (9/10/2022)
Op weg naar Jeruzalem ging Jezus tussen Samaria en Galilea in. Toen hij daar een dorp binnenging, kwamen tien melaatsen hem tegemoet, die op een afstand bleven staan. Ze riepen: “Jezus, ontferm je over ons!” Jezus zag hen aan en zei: “Ga, en toon jullie aan de priesters.”
En terwijl ze gingen, werden ze gereinigd.
Eén van hen nu, toen hij zag dat hij geheeld was, keerde terug en verheerlijkte God met luide stem, en hij viel voor Jezus’ voeten neer om hem te danken – en hij was een Samaritaan [die volgens de Joden niet op de juiste wijze hun geloof beleefden].
Jezus vroeg hem: “Zijn niet alle tien gereinigd? Waar zijn dan de andere negen? Is er dan niemand teruggekeerd om God de eer te geven dan alleen deze allochtoon?” En hij zei tegen hem: “Sta op en ga. Je vertrouwen heeft je behoed.”
Jezus belooft de tien melaatsen dat ze onderweg rein zullen worden. Vertrouwend op Jezus’ woord gaan ze op weg en onderweg merken ze dat ze ‘gereinigd’ zijn. Merkwaardig genoeg is er slechts één die ziet dat hij ‘geheeld’ is. Hij is het die op zijn stappen terugkeert om Jezus te danken. Aan hem is het dat zich het wonder in de diepe betekenis van het woord voltrekt, want door te danken, te knielen en G-ds lof te zingen komt het wonder tot voltooiing. Wat die man deed was fantastisch. Hij dankt, verheerlijkt en geeft zo aan G-d en Jezus de erkenning om wie ze zijn en maakt een kwetsbare ruimte vrij waarin het wonder kan gebeuren en Jezus in zijn eigenheid en kracht aan het licht kan komen.
Zo opent dit kleine verhaal voor mij een wereld van wederkerigheid, van een G-d die als een onuitputtelijke Bron zich geeft. En van een mens die in diep vertrouwen aanneemt en dankt, die geheeld naar lichaam en geest inkeert in zijn diepste wezen en daar aangekomen, dankbaar geniet om wat hem onverdiend is toegevallen.