Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.18,9-14 (26/03/2022)
Met het oog op sommigen die van zichzelf vertrouwden dat ze integer waren en neerkeken op de rest, vertelde Jezus nu deze gelijkenis:
“Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden. De ene was een farizeeër, de andere een tollenaar. De farizeeër ging staan en bad over zichzelf: “God, ik dank je dat ik niet ben zoals de andere mensen: grijpgraag, onrechtvaardig, overspelig, … of zoals die tollenaar. Ik vast twee maal per week en ik sta een tiende van al mijn inkomsten af.” De tollenaar bleef op een afstand staan, hief zelfs zijn ogen niet naar de hemel, maar sloeg zich op de borst: “God, wil je verzoenen met mij, zondaar die ik ben.”
Ik zeg jullie: Híj keerde naar huis terug integer geworden, en niet de ander. Want ieder die zichzelf groter maakt, zal kleiner worden, en wie zichzelf kleiner maakt, zal groter worden.”
Het lijkt van alle tijden te zijn, je beter voelen dan de anderen. Heb jij dat niet? Pas op wat je antwoordt, want Jezus, aan wie je de mens niet moest leren kennen, kiest duidelijk voor degene die dit kan erkennen.
Het lijkt zelfs een cruciaal punt te zijn in zijn omgang met mensen. Waarom zien we hem zo vaak met ‘tollenaars en zondaars’ omgaan en zijn de meeste genezingen voorbehouden voor mensen die maatschappelijk aan de kant staan, terwijl hij regelmatig uitvaart tegen ‘de schriftgeleerden en farizeeën’ dat ze eigengerechtig bezig zijn? Aan beide kanten zal het wel wat te eenzijdig voorgesteld zijn – in de uitzonderingen zie je trouwens best wat hier bedoeld wordt – maar het onderscheidende punt zit hem precies in dat kunnen erkennen van de eigen kleinheid, vaak verborgen achter allerlei menselijke camouflagetechnieken.
Wat zou Jezus te bieden hebben aan iemand die leeft alsof hij geen G-d nodig heeft?!
Lc.12,32-48 (7/08/2022)
Wees niet bang, kleine kudde, want het is de innige wens van de Vader jullie het koninkrijk te geven.
Verkoop wat je bezit, geef in gulle barmhartigheid, maak beurzen die niet vergaan: een schat in de hemel die niet opraakt en waar geen dief aan kan of geen mot hem aantast. Want waar je schat is, daar zal ook je hart zijn.”
“Laat jullie lendenen omgord zijn [klaar voor het werk] en jullie lampen brandend [waakzaam op wat komt]. Wees als mensen die hun heer, die terugkomt van een feest, verwachten en onmiddellijk open doen wanneer hij aanklopt.
Gezegend de dienaars die de heer wakende vindt wanneer hij thuiskomt. Zeker, zeg ik jullie: Híj zal zich omgorden, hen aan tafel uitnodigen en hen bedienen. Ja, zelfs als hij pas komt midden in de nacht, of misschien pas aan het einde van de nacht, gezegend de dienaars die hij zó vindt.”
“Maar weet goed: Als de heer des huizes geweten had op welk uur de dief kwam, dan had hij wel gewaakt en niet toegelaten dat er ingebroken werd in zijn huis. Wees ook jullie dus bereid [klaargemaakt én bereidwillig], want je weet niet op welk uur de mensenzoon komt.”
Petrus vroeg hem nu: “Heer, bedoel je deze gelijkenis voor ons alleen, of ook voor allen?”
De Heer antwoordde: “Wie zou die trouwe en verstandige huismeester zijn die de heer zal aanstellen over zijn personeel en die op de gepaste tijd hen het eten geeft dat hen toekomt? Gezegend de dienaar die zó bezig is wanneer de heer thuiskomt. Waarlijk, ik zeg jullie dat hij hem zal aanstellen over alles wat hij bezit.
Maar als die dienaar in zijn hart zegt: mijn heer neemt er de tijd van, en hij begint de knechten en meiden te slaan en eet en drinkt tot hij dronken wordt, dan zal de heer van die dienaar komen op een dag dat hij het niet verwacht en op een tijdstip dat hij niet kent; hij zal worden verwijderd van zijn heer en ondergaan het lot van de ontrouwen.
De dienaar die de wil van zijn heer heeft leren kennen, maar zich daar niet heeft op voorbereid en [die wil] gedaan, zal met vele slagen geslagen worden. Als hij die echter niet heeft leren kennen en heeft gedaan wat straf verdient, zal hij met weinig slagen geslagen worden.
Van ieder aan wie veel is gegeven, zal veel worden gevraagd; en aan wie veel is toevertrouwd, van hem zal veel worden geëist.”
De opdrachten die Jezus aan zijn leerlingen geeft, lijken vaak behoorlijk veeleisend. Laten we eerlijk zijn: ze zíjn veeleisend. Toch zegt Jezus heel bemoedigend: “Wees niet bang!” En dan voegt hij er iets aan toe wat we wellicht te vaak vergeten: G-d wíl ons zijn ‘koninkrijk’ geven! Hij verlangt niet liever dan dat die ‘hemel op aarde’ ook werkelijkheid kan worden. Hij staat er mee klaar om het ons zomaar ‘om niet’ te schenken.
Maar dan is de vraag natuurlijk – zoals Jezus het in tweede parabeltje vertelt – of ik er wel toe ‘bereid’ ben: ben ik er klaar voor – heb ik mij er klaar voor gemaakt? Dat G-d met zijn gave klaar staat, kan niet betekenen dat ik dan maar op mijn lauweren ga rusten en niets meer hoef te doen. Integendeel: Het vraagt van mij een actieve verantwoordelijkheid, voor mezelf, mijn medemensen en onze wereld. Er wordt mij immers veel in handen gegeven. Dat kan maar uitbloeien tot ‘G-ds koninkrijk’ als ik er ook veel mee doe!
Lc.12,49-53 (14/08/2022)
“Vuur ben ik komen werpen in de wereld, en hoe verlang ik dat het al oplaait!
Ik moet in een doop worden ondergedompeld en hoe ben ik erop gespannen tot die is volbracht.
Denken jullie dat ik vrede op aarde ben komen brengen? Nee, zeg ik jullie! Niets anders dan verdeeldheid! Vanaf nu zullen vijf in één huis verdeeld zijn: drie tegen twee, twee tegen drie. Verdeeld zullen zijn vader tegen zoon en zoon tegen vader, moeder tegen dochter en dochter tegen moeder, schoonmoeder tegen haar schoondochter en schoondochter tegen haar schoonmoeder.”
De weg van Jezus en het Evangelie is niet vrijblijvend. Sommige zaken zijn onverzoenbaar: dat er rafelrandmensen bestaan, is onverenigbaar met barmhartigheid; geldklopperij is onverenigbaar met rechtvaardigheid enz… Er zullen keuzes gemaakt moeten worden. Dat was in Jezus’ leven duidelijk en is nu niet anders. Het zijn vaak geen gemakkelijke en zeker geen evidente keuzes. Ze kunnen heel wat weerstand en tegenstand oproepen.
Is dat de doop die Jezus moet ondergaan? Is dat het vuur op aarde? Is dat de onderdompeling en de loutering waarbij je ook in benauwende situaties tegendraads vasthoudt aan wat voor jou in geweten rechtvaardig is? Is dat de moed om niet toe te geven aan een diep verlangen naar vrede met iedereen? Is dat de radicaliteit om niet te kiezen voor de zoete lieve vrede, die de verdeeldheid ontkent, maar wel voor de vrede, die de verdeeldheid heeft overwonnen?
Lc.14,1.7-14(28/08/2022)
Het gebeurde eens dat Jezus te gast was voor de maaltijd op sabbat in het huis van een overste van de farizeeën en zij hielden hem in de gaten. Jezus had opgemerkt hoe de gasten de voornaamste plaatsen aan tafel zochten. Hierop vertelde hij hun een gelijkenis:
Wanneer je door iemand wordt uitgenodigd voor een bruiloftsfeest, ga dan niet aanliggen aan de voornaamste plaatsen. Misschien is er iemand uitgenodigd die voornamer is dan jij. Als die dan komt, zou jullie gastheer zeggen: “Maak plaats voor hem”, en dan zul je vol schaamte de laatste plaats moeten innemen. Nee, wanneer je wordt uitgenodigd, ga dan aanliggen op de laatste plaats. Als dan de gastheer komt, zal hij je zeggen: “Vriend, kom meer naar voor!”, en dan zal je eer te beurt vallen voor de ogen van al je tafelgenoten.
Want ieder die zichzelf groter maakt, zal kleiner worden,
en wie zichzelf kleiner maakt, zal groter worden.
En tegen degene die hem had uitgenodigd, zei Jezus: “Wanneer je een gastmaal inricht, nodig dan niet je vrienden of broers uit, ook niet je verwanten of rijke buren, want zij kunnen op hun beurt jou uitnodigen en zo krijg je terugbetaling. Maar als je een gastmaal inricht, nodig dan armen, gebrekkigen, lammen en blinden uit. Gezegend zul je zijn!, want zij hebben niets om je terug te geven. Het zal je teruggegeven worden in de opstanding van de rechtvaardigen.
Heb je ooit geprobeerd om de dag te beginnen met alles en iedereen te zegenen. Treed je de dag, elkaar en G-d tegemoet als moment waarop je het leven ontvangt? Het veronderstelt een grote nederigheid en bescheidenheid alsof het niet meer om jou gaat, maar om het leven en de liefde die zich over de werkelijkheid leggen en die je begroet. Nederigheid en bescheidenheid daarover heeft Jezus het wanneer hij de gasten tijdens een feestelijke samenkomst terechtwijst. Wie zichzelf graag vooraan plaatst kan niet zegenend zijn voor een ander. Maar als je vandaag deze woorden in de mond neemt, worden ze vaak gelinkt aan zwakheid, schuwheid, je door de anderen laten doen… En toch zijn het mooie eigenschappen. Ze gaan over de ander bekijken zoals G-d naar jou kijkt met heel veel respect, met sympathie en massa’s tederheid. En het straffe daarbij is dat alleen die mens echt nederig en bescheiden is die een diep besef heeft van zijn eigenwaarde en dus ook trots op zichzelf is. Dat is nodig want anders wordt bescheidenheid kruiperigheid en wordt nederigheid vernederend. Laten we daarom elke dag ruimte maken voor de ander en voor het leven dat wil begroet en gezegend worden.
Lc.6,6-11 (5/09/2022)
Op een andere sabbat gebeurde het dat hij een plaats van samenkomst [synagoge] binnenging en er onderrichte. Er was daar iemand met een verdorde rechterhand. De schriftgeleerden en farizeeën hielden hem in het oog of hij op sabbat zou genezen, zodat ze een beschuldiging zouden vinden tegen hem. Maar hij kende hun bedenkingen en zei tegen de man met de dorre hand: “Sta op en ga in het midden staan.” Dat deed hij.
Nu zei Jezus tegen hen [de farizeeën]: “Ik zal jullie een vraag stellen: Is het toegestaan op sabbat goed te doen, of eerder kwaad, een ziel te bevrijden, of eerder verloren te laten gaan?” Hij keek rond naar allen en zei dan [tegen de man met de dorre hand]: “Strek je hand uit.” Dat deed hij en zijn hand herstelde zich.
Zij werden vervuld van onverstand [anoia = on-verstand, verdwaasd, uitzinning (‘onredelijk’ woedend)] en bespraken onder elkaar wat ze toch konden doen tegen Jezus.
De synagoge is de plaats van samenkomst. Omdat wij het woord meestal onvertaald laten, denken wij spontaan aan een soort kerk. Dat was het ook, maar je zou het dus even goed op andere soorten plaatsen kunnen toepassen: de kerk dus, maar ook de markt, de sporthal, de supermarkt, … We komen daar met veel mensen samen. Kennen we ze? Weten we wat er in hen omgaat? Weten we wat ze met zich meedragen aan zorgen en vreugdes?
En wat gebeurt er dan? Elk van die ‘plaatsen van samenkomst’ heeft een zekere ‘gedragscode’: we weten hoe we ons daar al of niet horen te gedragen. En al wie daar te ver van afwijkt, wordt scheef bekeken (hou dat maar eens in het oog).
Zou ik de moed hebben – de vrijmoedigheid – om iemand, die er verwerpelijk uitziet (zo was die verschrompelde hand in die tijd (en enkel in die tijd?)) openlijk tegemoet treden, ook als ik daar de gedragscode moet voor doorbreken, de scheve blikken en misschien wel de ‘onredelijke woede’ van omstaanders trotseren?
Lc.6,43-49 (10/09/2022)
“Want een goede boom brengt geen rotte vruchten voort, en een rotte boom geen goede vruchten.
Want iedere boom wordt gekend aan de eigen vruchten.
Want van doornstruiken verzamelt men geen vijgen en van braamstruiken oogst men geen druiven.
Een goed mens brengt goede vruchten voort uit de schat van zijn goede hart;
een verdwaasd mens brengt dwaze vruchten voort
uit de schat van zijn verdwaasd hart.
Want waar het hart van vol is, spreekt de mond.
Wat roep je mij “Heer, Heer!” en doe je niet wat ik zeg? Ieder die naar mij komt en mijn woorden hoort en doet – ik zal je tonen op wie hij gelijkt:
Hij is als iemand die een huis bouwt en het fundament graaft, uitdiept en grondvest op een rots. Er kwam een overstroming en de rivier beukte tegen dat huis, maar die was niet bij machte het te doen wankelen, want het was gefundeerd op de rots.
Maar wie ze gehoord heeft en níet doet, is als iemand die een huis bouwt los op de grond, zonder fundament. De rivier beukte tegen dat huis en het stortte onmiddellijk in. Het werd een puinhoop.”
Deze woorden situeren zich op het einde van de vlakterede. Er zijn daar op die vlakte al heel wat woorden gesproken. Vandaag klinkt er een gelijkenis over bomen – goede en rotte – met elk z’n eigen vruchten. Nu ben ik geen tuinman, maar ik weet wel dat bomen en planten het pas écht goed zullen doen als ze in goede grond staan en stevig geworteld zijn.
En zoals zo vaak, is wat waar is voor de natuur ook waar voor ons mensen.
Hoe dieper ons fundament reikt, hoe vaster we staan en hoe vrijer we kunnen leven.
Kijk maar naar Jezus! Zijn fundament was een diep geworteld, fundamenteel G-ds-vertrouwen. Het gaf hem de nodige draagkracht en weerbaarheid waardoor hij in alle vrijheid kon Léven en doen wat zijn hart hem ingaf. Wat hij zei, was geen vrijblijvend gepraat. Zijn woorden uitten zich in waarachtig handelen.
Je mag er dus zeker van zijn: Geworteld leven vanuit een fundamenteel vertrouwen brengt heel je wezen in beweging en zijn Woorden zullen doordringen tot in je handelen.