Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.8,4-15 (17/09/2022)
Mensen uit allerlei steden kwam op hem af, zodat zich een grote menigte verzamelde. Hij vertelde hen een gelijkenis:
Een zaaier ging uit om te zaaien. Bij het zaaien viel een deel op de weg. Het werd vertrapt en de vogels aten het op. Een ander deel viel op rotsige grond. Toen het begon te groeien verdorde het omdat het onvoldoende water had. Weer een ander deel viel tussen de dorens. Die groeiden mee op en verstikten het opkomende graan. Maar een deel viel in goede aarde en toen het volgroeid was bracht het buitengewoon veel vrucht voort. Hierna riep Jezus uit: “Wie oren heeft om te horen, laat hij luisteren!”
Zijn leerlingen vroegen hem nu: “Wat bedoelt deze gelijkenis?” Hij antwoordde: “Jullie, die leerling willen zijn, is het gegeven de verborgenheden van het koninkrijk van God te leren kennen. Tot de anderen spreek ik in gelijkenissen omdat zij ziende niet zien en horende niet verstaan.
Dit bedoelt nu deze gelijkenis: Het zaad is het woord van God. Die langs de weg zijn zij die het horen. Maar dan komt de tweedrachtzaaier en neemt het woord weg uit hun hart, zodat ze niet tot innerlijk vertrouwen zouden komen en behoed worden. Die op rotsige grond zijn zij die, wanneer zij het horen, het woord met vreugde ontvangen, maar geen wortel hebben. Voor een tijdje staan ze in dat vertrouwen, maar in een tijd van beproeving, nemen zij er afstand van. Die tussen de dorens vallen zijn zij die het horen, maar gaandeweg verstrikt raken in de zorgen of de rijkdom en genietingen van het leven en daardoor niet voldragen raken. Die in goede aarde vallen zijn zij die het woord horen en het behouden in een goed hart en daardoor duurzaam vrucht dragen.”
Hebben wij oren? De meesten van ons hebben van die dingen aan ons hoofd die wij oren noemen. Kunnen die ook horen? Meestal kunnen we ook hier simpelweg ‘ja’ op antwoorden, ook al is er al een zekere aarzeling. Die kan natuurlijk gaan over fysiek minder horen, maar we kennen ook fenomenen als ‘selectief horen’, ‘horen wat je wil horen’, … Het wordt nog moeilijker om ‘ja’ te zeggen als we het hebben over ‘in diepte horen’, ‘horen vanuit een verbinding met het hart’.
En toch zegt Jezus: “Wie oren heeft om te horen, laat hij luisteren!” En dat zegt hij niet zomaar als een leuke slogan na zijn speech, het is de clou van de gelijkenis die hij net heeft verteld: Hoe zou het zaad (Jezus’ woord) krachtdadig kunnen worden in de wereld, als de ontvangers (de toehoorders) ervan niet luisteren, of ‘slechts met een half oor luisteren’, of ‘het niet laten doordringen’, of ‘het ene oor in, het andere uit laten gaan’, …
Laat deze dag – en alle volgende dagen – er een zijn waarop wij beginnen met te leren luisteren als een leerling.
Lc.9,43b-45 (24/09/2022)
Allen stonden verwonderd over alles wat hij deed [na de genezing van een bezeten jongen], maar Jezus zei tot zijn leerlingen: “Knopen jullie dit goed in je oren: De mensenzoon moet overgeleverd worden in de handen van de mensen.” Maar zij begrepen deze woorden niet – ze waren verborgen, zodat zij ze niet bevatten – en durfden er hem niet naar vragen.
Het is zo herkenbaar! Als alles goed loopt, als er wonderen gebeuren en iedereen akkoord is met de visie die er verkondigd wordt, dan is er volk genoeg om mee te doen, dan heb je aanhangers en masse. Maar Jezus waarschuwt ervoor dat dit maar één kant is van de medaille. Weet dat er ook een andere kant is en dat de twee niet los van elkaar verkrijgbaar zijn. Je zal die andere kant – die van overgeleverd worden aan, de kant van moeite, last en pijn als mensen zich tegen je keren, … enz – er sowieso moeten bijnemen.
Dit geldt ook voor ons christen zijn. En dan is het aan ons om die lastige kant te durven zien (hoe pijnlijk ook). Pas als we er met elkaar over durven spreken, als we ook die kant onder ogen durven zien, zal het Christendom in diepte kunnen groeien. Consequent leerling zijn heeft ver-strekkende gevolgen en dat is alleen ‘te doen’ als we elkaar steunen en bemoedigen en zo samen de weg gaan die Jezus ons is voorgegaan.
Lc.10,13-16 (30/09/2022)
Wee, Chorazin, wee, Betsaïda [dorpen van de eerste verkondiging, maar die haar niet ontvingen], want als in [de iconisch goddeloze steden] Tyrus en Sidon de krachtige daden zouden zijn gebeurd die bij jullie zijn gebeurd, dan zouden zij al lang – in zak en as gezeten – zich bekeerd hebben. Voor hen zal het bij het oordeel draaglijker zijn dan voor jullie.
En jij, Kafarnaüm, zul jij tot de hemel verheven worden [omdat ik er vertoefde en verkondigde]? Tot in het dodenrijk zul je afdalen [omdat je mij verwierp]!
Wie jullie hoort, hoort mij, wie jullie verwerpt, verwerpt mij; en wie mij verwerpt, verwerpt hem die mij gezonden heeft.”
Het ontvangen van ‘het koninkrijk van G-d’ is nooit een automatisch gebeuren. Het is niet omdát Jezus er verkondigt, dat Chorazin en Betsaïda dat rijk zouden ontvangen. Het is niet omdát Jezus in Kafarnaüm woonde, dat het dat tijk zou ontvangen.
Uiteraard is het een eerste voorwaarde dat je de boodschap hebt gehóord – dat iemand ze tot bij jou heeft gebracht. Maar dat is dus niet voldoende. Een vervolg-voorwaarde is dat je het gehoorde ook echt in je opneemt. Wat je ontvangen hebt, moet ook echt iets van jezelf worden.
Christen word je niet door geboorte, niet door op een bepaalde plaats te leven, niet omdat je per toeval in een kerk komt, … Dat zijn dingen die er op geen enkele manier tot doen. Een voorafgaandelijke voorwaarde is dat iemand je die boodschap heeft leren kennen, dat ze aan jou is verteld. Maar de cruciale voorwaarde waar Jezus vandaag op wijst is dat ik pas Christen word als ik die boodschap ook helemaal in mij opneem, het iets laat worden van mijn eigen leven.
Lc.18,9-14 (23/10/2022)
Met het oog op sommigen die van zichzelf vertrouwden dat ze integer waren en neerkeken op de rest, vertelde Jezus nu deze gelijkenis: “Twee mensen gingen op naar de tempel om te bidden. De ene was een farizeeër, de andere een tollenaar. De Farizeeër ging staan en bad over zichzelf: “God, ik dank je dat ik niet ben zoals de andere mensen: grijpgraag, onrechtvaardig, overspelig, … of zoals die tollenaar. Ik vast twee maal per week en ik sta een tiende van al mijn inkomsten af.” De tollenaar bleef op een afstand staan, hief zelfs zijn ogen niet naar de hemel, maar sloeg zich op de borst: “God, wil je verzoenen met mij, zondaar die ik ben.”
Ik zeg jullie: Híj keerde naar huis terug integer geworden, en niet de ander. Want ieder die zichzelf groter maakt, zal kleiner worden, en wie zichzelf kleiner maakt, zal groter worden.”
Jezus heeft het vandaag - aan de hand van deze gelijkenis over een farizeeër en een tollenaar die naar de tempel gaan om te bidden - over de kwaliteit van ons gebed. Voor Jezus gaat het niet over de Farizeeër of de tollenaar maar wel over het gebed op zich. Hij probeert met zijn verhaal duidelijk te maken dat bidden in de eerste plaats niet gaat over jezelf vergelijken met de ander, maar dat het eerst en vooral begint met jezelf te zien staan tegenover G-d. Dat je er bewust van wordt dat de meest fundamentele relatie, je relatie met G-d is. Dan verandert je hele perspectief. Je kan immers je hemel niet afkopen, zoals de Farizeeër dacht. Je kan enkel hopen op G-ds barmhartigheid.
En ja we mogen er op vertrouwen dat G-d ons barmhartig is en genadig al ons mislukken vergeeft. En ja we mogen erop vertrouwen dat ook wij zoals de tollenaar telkens weer gerechtvaardigd naar huis mogen gaan. Niet omwille van onze goede werken maar omwille van het oprechte gebed: Heer, ontferm Je over mij.
Lc.19,1-10 (30/10/2022)
Nu ging hij Jericho binnen en trok erdoor. Kijk! Er was iemand die Zacheüs heette. Hij was hoofdtollenaar en een rijk man. Hij trachtte Jezus te zien, wie hij was, maar het lukte hem niet door de menigte, want hij was klein van gestalte. Hij rende vooruit en klom in een wilde vijgenboom om hem toch maar te zien, want Jezus zou daar langs komen.
En toen hij op die plaats was, keek Jezus omhoog, zag hem, en zei tegen hem: “Zacheüs, haast je, kom omlaag, want vandaag moet ik in jouw huis verblijven.” Hij haastte zich omlaag te komen en ontving hem vol vreugde.
Allen die dit zagen, morden nogal: “Hij is bij een zondaar binnengegaan om er te verblijven!” Maar Zacheüs ging voor de Heer staan en zei: “Ziehier, Heer, de helft van alles wat ik heb, zal ik aan de armen geven, en als ik iemand iets heb afgeperst, zal ik het viervoudig teruggeven.”
Nu zei Jezus tegen hem: “Vandaag is vrijmaking aan dit huis gebeurd. Ja, ook hij is een zoon van Abraham. Want de mensenzoon is gekomen om te zoeken en vrij te maken wat verloren was.”
Dit gebeuren zit vol heer-lijke paradoxen.
Zacheüs is groot van sociale positie en rijkdom, maar klein van gestalte. Hij tracht Jezus te zien, maar het lukt hem niet. Met al z’n pogen is het niet hij die Jezus ziet, maar Jezus hém!
En Jezus gaat hierin mee. (We lezen het wel vaker in de ‘helingsverhalen’ dat Jezus het gebeuren helemaal vanuit de ervaring van de zieke / marginale / gekwetste / uitgeslotene / … benadert.) Hij neemt zijn verblijf bij een zondaar! In de ogen van de omstaanders is dit ‘not done’; in zijn eigen ogen de logica zelve: Ik ben gekomen om te zoeken wat verloren is.
En het wonder geschiedt – paradoxaal. De grote komt omlaag; de gehate brengt vreugde, voor zichzelf en veel mensen rondom hem. En dat lijkt nogal haaks te staan op diegenen die blijven morren – waarom toch? Alweer zo’n paradox.
Durf ik de andere kanten van mezelf aan, of blijf ik eenzijdig morren?
Lc.18,1-8 (12/11/2022)
Hij vertelde hen nog een gelijkenis, met het oog op dat het nodig is te blijven bidden en te volharden:
“In een stad was er een rechter die de vrees voor God en de bekommernis om mensen
niet kende. Nu was er in die stad een weduwe die telkens opnieuw naar hem toekwam: “Doe mij recht ten opzichte van mijn tegenpartij.” Een tijdlang wilde hij niet, maar op den duur zei hij tegen zichzelf: “Ook al ken ik niet de vrees voor God en de bekommernis om mensen, omdat die weduwe mij zo last berokkent, zal ik haar recht doen, anders komt ze mij nog in mijn gezicht slaan.”
Nu zei de Heer: “Hoor wat deze ongerechte rechter zegt! Zal God dan geen recht doen aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen en lankmoedig naar hen luisteren? Ik zeg jullie: Met haast zal hij hen recht doen!
Maar als de mensenzoon zal komen, zal hij dan wel vertrouwen vinden op aarde?”
Als je dit stukje Evangelie op zichzelf beschouwt, dan ligt de klemtoon vooral op het bidden. Vaak (meestal) lezen wij het zo. Als je het echter in z’n context leest (zie daarvoor het Evangelie en commentaar van gisteren), dan is het vooral de volharding die naar voor komt. En natuurlijk spreekt het een het ander niet tegen. Integendeel! De volharding in moeilijke tijden waar Jezus het over heeft is geen ‘pure wilskracht’, geen ‘rekenen op eigen vermogen’, maar net een innerlijke standvastigheid die er weet van heeft dat ‘het rechte’ van G-d zal komen.
Jezus lijkt tamelijk zeker van zijn stuk dát G-d recht zal doen. Minder zeker is hij dat de mens er durft op te vertrouwen!
Toch vreemd dat wij makkelijker lijken te vertrouwen op onze eigen krachten, waarvan we niet veel eerlijkheid nodig hebben om te weten hoe wankel die zijn, dan op G-ds kracht. Met die laatste kom je nochtans verder …