Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.4,24-30 (13/03/2023)
Daarop zei hij: “Zeker, ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad.
Naar waarheid zeg ik jullie: In de dagen van [de profeet] Elia waren er veel weduwen in Israël toen de hemel gedurende drieëneenhalf jaar gesloten bleef zodat er grote hongersnood kwam over heel het land. Toch werd Elia naar geen van hen gezonden [om haar te redden van de hongerdood – 1 Kon.17] maar naar een weduwe is Sarepta bij Sidon [= buiten Israël].
En ten tijde van de profeet Elisa waren er veel melaatsen in Israël. Toch werd geen enkele van hen gereinigd maar wel de Syriër [= buitenlander] Naäman.”
Allen die in de samenkomst [synagoge] waren en dit hoorden raakten overvol woede. Ze stonden op en wierpen hem buiten de stad. Ze dreven hem naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem van de steilte te gooien. Maar hij ging midden tussen hen door en trok weg.
Jezus komt met goedheid en de dringende uitnodiging goed te zijn voor elkaar. Ingewikkeld of schandalig kun je die boodschap moeilijk noemen. Maar toch wordt hij verworpen. Mensen beantwoorden goedheid niet altijd met goedheid. Dat lijkt nogal ‘des mensen’ te zijn. Jezus wijst er op dat ook in het Oude Testament de profeten daartegen opkwamen. Ook wijst hij er op dat degene die er wél ontvankelijk voor waren ‘vreemdelingen’ waren.
Ook dat lijkt ‘des mensen’ te zijn! Als ik rondom mij kijk, op zoek naar mensen die goedheid wél met goedheid beantwoorden, dan zullen dat niet altijd degenen zijn van wie ik het verwacht! Als ik mijn ogen en mijn hart sluit voor de/het vreemde, dan zal ik hun goedheid en ontvankelijkheid niet eens gezien hebben.
Ten slotte ook nog even hierop wijzen: wie tegen het ‘des mensen’ ingaat door Jezus’ goedheid wél te proberen navolgen, zal per definitie als ‘vreemd’ overkomen in zijn/haar omgeving. Ben ik bereid mij onder de ‘vreemdelingen’ te scharen?
Lc.10,38-42 (10/10/2023)
38 Terwijl ze verder trokken [naar Jeruzalem],
gebeurde het eens dat hij in een dorp kwam
waar een zekere vrouw die Marta heette
hem in haar huis ontving.
39 Ze had ook een zus die Maria heette.
Deze ging bij Jezus neerzitten
en luisterde naar zijn woorden.
40 Marta werd rondgetrokken door het vele bedienen.
Ze kwam er even bij staan en zei:
“Heer, doet het jou niets
dat mijn zus mij alleen laat met het bedienen?
Zeg dan toch tegen haar dat ze met mij meehelpt.”
41 Jezus antwoordde haar:
“Marta, Marta, wat ben je bezorgd
en laat je je verontrusten door zoveel dingen.
42 Nodig is één te zijn.
Maria heeft voor dit goed gekozen
en het zal haar niet ontnomen worden.”
Het is duidelijk dat Marta niets liever wil dan Jezus zo goed mogelijk ontvangen, maar eigenlijk wil ze ook – net als haar zus – de tijd krijgen om naar hem te luisteren. Dit zorgt voor een zekere onrust en ongenoegen in haar. Zo herkenbaar! Wie verlangt er niet naar om stil te vallen en de tijd te krijgen om te luisteren naar wat diep in je leeft aan verlangen? Er is echter nog zoveel te doen. Er liggen nog zoveel onafgewerkte zaken te wachten die ‘dringend’ moeten gebeuren. We worden er moe van. We voelen een zekere tweespalt tussen wat we doen en dat wat we diep van binnen altijd hebben willen doen.
Voor Jezus is het duidelijk: zorg dat je één bent. Hij nodigt uit, om de tijd te nemen en te reflecteren, stil te vallen en diep in jezelf te luisteren naar wat daar leeft aan diep verlangen en dan van daaruit ‘gewoon’ te doen wat moet gedaan. De ene keer zal het wat meer actie zijn, de andere keer zoek je misschien de stilte op. Allemaal goed, zegt Jezus, als de actie maar vertrekt vanuit dat diepe verlangen, dan zal je één zijn en zal het Go(e)d zijn!
Lc.1,26-38 (20/12/2024)
26 In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27 naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
met een man die Jozef heette,
uit het huis van [die afstamde van koning] David.
De naam van die jonge vrouw was Maria.
28 De engel kwam bij haar binnen en zei:
“Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29 Zij echter was erg in de war van deze woorden
en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30 De boodschapper zei tegen haar:
“Wees niet bang, Maria,
jij hebt genade gevonden bij God.
31 Kijk! Je zult zwanger worden
en een zoon baren
en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32 Hij zal groot zijn
en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
en God de Heer zal aan hem geven
de troon van zijn vader David.
33 Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
tot in eeuwigheid
en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34 Nu zei Maria tegen de boodschapper:
“Hoe zal dat gebeuren,
aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35 De boodschapper antwoordde haar:
“Heilige geest zal over jou komen,
de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
heilig genoemd worden, zoon van God.
36 Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
Ze is in haar zesde maand,
hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37 Want bij God is geen woord krachteloos.”
38 Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer.
Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
En de boodschapper ging van haar weg.
De engel Gabriël heeft drukke tijden – de boodschapper G-ds heeft drukke tijden. Hij(?) moet mensen aanspreken en uitnodigen om mee te werken aan die ‘bereiding van de weg van de Heer’. G-ds komst is immers op til, maar wil dat werkelijk vruchtbaar worden voor de wereld en de mensen, dan moet er ook een ‘plaats’ zijn waar Hij ontvangen wordt. Zelf zal Hij immers zo klein en kwetsbaar komen, dat het nauwelijks zal opvallen. Alleen mensenharten die wíllen openstaan en zien, zullen Hem ontwaren!
Ook vandaag heeft een boodschapper G-ds drukke tijden. Hij of zij (!) moet mensen aanspreken en uitnodigen om mee te werken aan de ‘bereiding van de weg van de Heer’. G-ds komst ís immers op til!, maar wil dat werkelijk vruchtbaar worden voor de wereld en de mensen, dan moet er ook een ‘plaats’ zijn waar Hij ontvangen wordt. Zelf zal Hij immer zo klein en kwetsbaar komen, dat het nauwelijks zal opvallen. Alleen mensenharten die wíllen openstaan en zien, zullen Hem ontwaren!
Zowel boodschapper zijn als ontvanger, kan míjn rol zijn in de komst van de Heer.
Lc.1,67-79 (24/12/2020)
Zacharias werd vervuld van heilige geest en sprak profetisch uit:
“Gezegend de Heer, de God van Israël,
want hij heeft omgezien naar zijn volk
en het verlossing bereid.
Hij heeft voor ons een bevrijdende kracht gewekt
uit het huis van David, zijn Dienaar,
zoals hij het van oudsher had gezegd
bij monde van zijn heilige profeten:
Bevrijding van onze weerstrevers
en uit de handen van al wie ons haten
– en zo tederheid te tonen over onze vaders
en indachtig te zijn zijn heilig verbond,
de eed die hij aan Abraham had gezworen –
zodat wij onbevreesd hem zouden dienen,
gered uit de handen van onze weerstrevers,
in heiligheid en integriteit voor zijn aangezicht,
al de dagen van ons leven.
En ook jij, jongetje,
zult profeet van de Allerhoogste worden genoemd.
Want je zult voor de Heer uitgaan
om zijn wegen te bereiden;
om zijn volk bekend te maken met zijn bevrijding
in de vergeving van hun zonden,
door de innige tederheid van onze God
waarmee hij naar ons heeft omgezien
– stralend licht uit den hoge,
dat verschijnen zal
aan al wie zitten in duisternis
en schaduw van de dood –;
en om onze voeten te richten
op een weg van vrede.”
Zacharias, integere priester als hij was (zie Lc.1,5 tekst van 19 dec.), ziet in dit ene punt van het heden
(de geboorte van zijn zoontje, “God is genadig”) het scharnier tussen verleden en toekomst.
Hoe klein en ‘gewoon-menselijk’ zo’n ene punt ook is, wie ‘integer priesterlijk’ kijkt, ziet erin de getuige
– vast en zeker – van iets groots en Goddelijks.
‘Integer priesterlijk’, dat gaat over:
waarachtig geworteld staan in een levende traditie die G-d ‘verwoordt’ = zegt én doet;
erover zingen, in liederen en gebaren die doorgegeven worden en ‘blijven plakken’;
met open ogen (en oren) in het leven staan en zien wat broedt, en durven aanwijzen;
en zegenen, de mensen die je gegeven zijn = goede woorden over hen uitspreken, die tegelijk een levensopdracht zijn;
oude woorden zó uitspreken dat ze fonkelend nieuwe toekomst zijn.
Kleine Johannes, gezegend ben je. Er wordt jou een grote taak toegedicht, maar je ‘integer priesterlijke’ vader (én moeder)
zullen jou de weg wijzen, die jij aan anderen zult wijzen … tot ze uitkomen bij de Messias.
Lc.6,12-19 (7/9/2021)
Het gebeurde nu in die dagen dat hij wegtrok naar de berg om te bidden. Hij was de hele nacht door in gebed van God.
Toen het dag werd, riep hij zijn leerlingen bij zich en koos er twaalf uit die hij afgezanten [apostolos] noemde:
Simon, die hij ook rots [petros] noemde, en zijn broer Andreas, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Matteüs en Tomas, Jakobus [de zoon] van Alfeüs en Simon die de ijveraar [zeloot] genoemd werd, Judas van Jakobus en Judas, de man van Keriot, die een verrader werd.
Toen hij met hen de berg was afgedaald, bleef hij staan op een vlakke plaats. Een groot aantal van zijn leerlingen en een menigte mensen uit heel Judea en Jeruzalem en van de kuststreek van Tyrus en Sidon, waren gekomen om hem te horen en van hun ziekten te worden genezen. Ook wie belast was met nog niet gereinigde geesten, werden geheeld.
Heel de menigte zocht hem aan te raken, want er ging een dynamiek van hem uit die allen genas.
Hier wordt in enkele zinnen Jezus’ leven samengevat: bidden, onderricht geven, helend nabij zijn en dit samen met mensen. Tot slot staat er nog: ‘Er ging een dynamiek van hem uit.’ Hij zet duidelijk íets in beweging. Ook nu nog!
Deze dynamiek gaat twee richtingen uit.
• de richting van de mensen: Jezus roept twaalf leerlingen. Hij wil/kan niet zonder hen. Voor hem is de wisselwerking – G-d en mens, mens en G-d – noodzakelijk.
• de richting van G-d: Hij trok de berg op om te bidden. Zijn keuzes en beslissingen vloeien voort uit de intense verbondenheid met die Ene.
Twee grondrichtingen. Ze zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en geven zijn leven een dynamiek. Zijn leven vertrekt bij G-d, bij de goddelijke liefde die hij mag ervaren, maar die Liefde kan hij niet voor zichzelf houden. Ze stroomt, heelt mensen en zet hen in beweging.
Zo is Jezus, die mens-geworden liefdesdynamiek, een dynamiek die verder gaat, ook nu nog!
Lc.9,46-50 (27/09/2021)
Bij hen ontstond de woordenwisseling over wie van hen de grootste zou zijn.
Jezus zag de woordenwisseling van hun hart. Hij nam een kindje bij de hand en zette het naast zich. Hij zei tegen hen: “Wie omwille van mij open staat voor zelfs maar dit kindje, staat open voor mij. En wie open staat voor mij, staat open voor wie mij gezonden heeft. Want de kleinste onder jullie allen, die zal groot zijn.”
Johannes reageerde: “Meester, wij zagen iemand die demonen uitdreef in jouw naam. Wij hebben het hem verhinderd omdat hij geen volgeling is, zoals wij.”
Jezus antwoordde hem echter: “Verhinder het hem niet! Want wie niet tegen ons is, is voor ons.”
Zo leer-ling; zo menselijk; … Laten we niet te vlug denken dat we al op de hoogte van onze Leermeester gekomen zijn!
Terwijl wij discussiëren (soms ook letterlijk, meestal ‘in ons hart’) over hoe we groot (en de grootste) kunnen worden, heeft onze Leermeester het over een kindje.
Laten we dat niet te romantisch opvatten: kinderen werden in die tijd amper geacht. Ze waren hooguit ‘iets wat nog iets moet worden’. Met zijn gebaar wijst Jezus er net op dat wie écht leerling van hem wil zijn, moet openstaan voor wat níet geacht wordt!
Dat is menselijk en maatschappelijk gezien natuurlijk érg tegendraads; zeg maar: moeilijk te bevatten en nóg moeilijker te realiseren. Maar voor Jezus mag het klein beginnen. Elke ‘goede daad in zijn naam’ is een stap in de goede richting van G-ds droom. Maar daarvoor is dus een open en ontvankelijke houding nodig, anders zouden we ernaast kunnen kijken. (Zie ook het parallelle commentaar van gisteren.) Het is te zien in wie ons níet volgt en in een ongeacht kindje!