Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Jes.66,18-21 – Ps.122 – Lc.13,22-30 (21/08/2022)

Verder onderweg naar Jeruzalem, trok Jezus door steden en dorpen en gaf daar onderricht.
Iemand vroeg hem: “Heer, zijn het er weinig die bezig zijn gered te worden?”
Hij zei tegen allen: “IJver ervoor om binnen te gaan door de nauwe deur, want ik zeg jullie: Velen zullen trachten er binnen te gaan, maar niet in staat zijn.
(Wanneer de heer des huizes zal zijn opgestaan en de deur heeft gesloten, zullen jullie buiten staan en kloppen op de deur: “Heer, doe open voor ons!” Dan zal hij antwoorden: “Ik weet niet van waar jullie zijn.” Dan zullen jullie zeggen: “In jouw bijzijn hebben wij gegeten en gedronken en in onze straten heb je onderricht gegeven.” Maar hij zal antwoorden: “Ik weet niet van waar jullie zijn. Weg van mij! – die ongerechtigheid doen. [Ps.6,9] Daar zal het weeklagen en tandenknarsen zijn, wanneer jullie Abraham, Isaak en Jakob en al de profeten in het koninkrijk van God zien, terwijl jullie zelf buiten geworpen zijn. Zíj zullen komen van oost en west, van noord en zuid, en zíj zullen aan tafel gaan in het koninkrijk van God.)
Kijk! Er zijn laatsten die eersten zullen zijn, en eersten die laatsten zullen zijn.

Het is G-ds groots(t)e droom al zijn mensen te verenigen, één te maken met elkaar, één te maken met Hem, één te maken ín Hem. Dáárnaar zijn wij uitgenodigd; dáárnaar zijn wij onderweg.
Het is het Visioen van de profeet Jesaja; het is het beeld van de Pelgrimspsalm die alle volken oproept naar Jerusalem, stad van Vrede; het is de missie van Jezus; het is ónze taak die missie verder te zetten!
De uitnodiging is er. Die ‘staat als een huis’. De weg is echter lang – én smal. Wij kunnen enkel beginnen – en herbeginnen. Wij kunnen enkel op weg gaan. Het thuiskomen is aan Hem. Hij staat er mee klaar om het ons te schenken wanneer wij de weg van de ontvankelijkheid gaan.
Onderweg krijgen we wel elkaar. Samen kunnen we zoveel meer dan alleen. Samen worden de krachten van de laatsten en van de eersten even-waardig en hoeft niemand achter te blijven. Samen raak je makkelijker door de nauwe deur!
Ga je mee? We kunnen elkaar alvast ontmoeten in een huis onderweg …

Lc. 4,16-30 (29/08/2022)
 
Ook kwam hij in Nazaret, waar hij was opgegroeid. Zoals hij gewoon was, ging hij op de dag van de sabbat binnen in het huis van samenkomst. Hij stond op om voor te lezen en men gaf hem een boekrol van de profeet Jesaja. Hij opende de boekrol en vond de plaats waar geschreven staat:
De geest van de Heer is over mij gekomen – 
hij heeft mij gezalfd,
om de bevrijdende boodschap te verkondigen
aan wie zich arm weten.
Hij heeft mij gezonden
om wie gebroken is te genezen,
om wie gevangen zit vrijlating te melden,
om wie blind is het zicht terug te geven,
om wie verdrukt wordt te bevrijden;
om af te kondigen
een genadejaar van de Heer. [Jes.61,1-2]
Hij rolde het boek dicht, gaf het terug aan de dienaar en ging zitten. De ogen van allen in het huis van samenkomst waren aandachtig op hem gericht. Hij begon nu tegen hen te spreken:
“Vandaag is voor jullie oren dit Schriftwoord in vervulling gegaan!”
Allen vielen hem bij en verwonderden zich over de woorden van genade die uit zijn mond kwamen, en ze zeiden: “Is dat niet de zoon van Jozef?”
Hij zei tegen hen: “Natuurlijk zullen jullie mij de spreuk voorhouden: Geneesheer, heel jezelf! Al die dingen die in Kafarnaüm gebeurd zijn – naar wij gehoord hebben – doe ze ook eens hier in je vaderstad.”
Daarop zei hij: “Zeker, ik zeg jullie dat geen enkele profeet welkom is in zijn vaderstad. Naar waarheid zeg ik jullie: In de dagen van [de profeet] Elia waren er veel weduwen in Israël toen de hemel gedurende drieëneenhalf jaar gesloten bleef zodat er grote hongersnood kwam over heel het land. Toch werd Elia naar geen van hen gezonden [om haar te redden van de hongerdood – 1 Kon.17] maar naar een weduwe is Sarepta bij Sidon [= buiten Israël]. En ten tijde  van de profeet Elisa waren er veel melaatsen in Israël. Toch werd geen enkele van hen gereinigd maar wel de Syriër [= buitenlander] Naäman.”
Allen die in de samenkomst [synagoge] waren en dit hoorden raakten overvol woede. Ze stonden op en wierpen hem buiten de stad. Ze dreven hem naar de rand van de berg waarop hun stad gebouwd was, om hem van de steilte te gooien. Maar hij ging midden tussen hen door en trok weg.
 
Bij ‘t begin van zijn openbare leven leest Jezus heel bewust deze profetische tekst voor. We denken vaak dat profetieën over de toekomst gaan, maar een profetie kijkt niet zozeer vooruit, maar wel in de diepte. In de diepte peilt ze naar wat er ondergronds al aan het veranderen is. Een profeet profeteert over zijn eigen tijd, over nu, over vandaag!
Dat is ook wat Jezus doet en zegt: “Vandaag is voor ….”. 
Hij breekt het perspectief open en laat een andere manier van leven zien. Dwars tegen elke tijdgeest in. Dwars tegen menselijke neigingen in om je te verheffen, om je heil in macht en bezit te zoeken, om je groot te maken.
Hij vraagt om vandaag reeds vanuit die profetische woorden te leven en daagt uit om de boodschap aan te nemen als een waarheid die het leven van binnenuit verandert. Dan ga je meedoen in zijn beweging en wie meedoet is al veranderd. Hij heeft met de profeet dieper gepeild dan de oppervlakte. Hij leeft van het ‘en toch’ in plaats van het ‘nu eenmaal’.

 

Lc.6,12-19 (6/09/2022)

Het gebeurde nu in die dagen dat hij wegtrok naar de berg om te bidden. Hij was de hele nacht door in gebed van God. Toen het dag werd, riep hij zijn leerlingen bij zich en koos er twaalf uit die hij afgezanten [apostolos] noemde: Simon, die hij ook rots [petros] noemde, en zijn broer Andreas, Jakobus en Johannes, Filippus en Bartolomeüs, Matteüs en Tomas, Jakobus [de zoon] van Alfeüs en Simon die de ijveraar [zeloot] genoemd werd, Judas van Jakobus en Judas, de man van Keriot, die een verrader werd.
Toen hij met hen de berg was afgedaald, bleef hij staan op een vlakke plaats. Een groot aantal van zijn leerlingen en een menigte mensen uit heel Judea en Jeruzalem en van de kuststreek van Tyrus en Sidon, waren gekomen om hem te horen en van hun ziekten te worden genezen. Ook wie belast was met nog niet gereinigde geesten, werden geheeld. Heel de menigte zocht hem aan te raken, want er ging een dynamiek van hem uit die allen genas.

“Er ging van hem een dynamiek uit.” Zo eindigt de Evangeliepassage vandaag. Eigenlijk is dat amper het vermelden waard, want we wéten dat. We hebben dat zelf ondervonden! Waarom zijn we vandaag anders nog steeds gefascineerd door die merkwaardige figuur? Waarom anders lees jij elke dag dit commentaar?
De vraag is dus niet hoe die dynamiek van hem uitstroomde, maar hoe ze bij hem binnenstroomde. En dat staat te lezen aan het begin: “Hij trok weg naar de berg – een stille, eenzame plaats – en bracht er de hele nacht door in gebed van G-d.” Dáár ligt duidelijk de krachtbron van Jezus’ dynamiek, die mensen met zich meetrekt.
Jezus volgen gaat er voor ons dus niet in de eerste plaats om spectaculaire dingen te doen. In de kracht van zijn Geest zal er wellicht wel een en ander bijzonders gebeuren, maar dat is niet wat wij uit eigen kracht kunnen bewerken. Het enige wat wij kunnen – en moeten – doen is die krachtbron opzoeken. Pas als wij zijn kracht in ons laten binnenstromen, zal die ook op zijn tijd en wijze naar buiten stromen.

 

Lc.15,1-32 (11/09/2022) 
Wie echter dichterbij kwamen om inderdaad te luisteren, waren allemaal ‘tollenaars en zondaars’ [uitschot in andermans ogen]. De farizeeën en schriftgeleerden morden daarover: “Die daar verwelkomt zondaars en eet met hen!” Daarom vertelde Jezus [drie] gelijkenissen tegen hen:
“Wie onder jullie, die honderd schapen heeft en er één van verliest, laat niet de negenennegentig alleen achter en zoekt het verloren schaap, totdat hij het vindt? En als hij het gevonden heeft, legt hij het op zijn schouders en is blij!: Als hij thuiskomt roept hij zijn vrienden en buren samen: Wees blij samen met mij, want het schaap dat verloren was, heb ik gevonden!”
Ik zeg jullie: Zo zal er blijheid zijn in de hemel om één zondaar die zich toekeert [naar God en zijn mensen], meer dan om negenennegentig rechtvaardigen die geen toekeer nodig hebben.
“Of welke vrouw, die tien zilveren munten heeft en er één van verliest, zal niet een lamp aansteken, het huis vegen en zorgvuldig zoeken, totdat ze die vindt? En als zij die gevonden heeft, roept ze haar vriendinnen en buurvrouwen samen: Wees blij, samen met mij, want de zilveren munt die verloren was, heb ik gevonden!”
Ik zeg jullie: Zo zal er blijheid ontstaan bij de engelen van God om één zondaar die zich toekeert.
Jezus ging verder: “Iemand had twee zonen. De jongste zei tegen de vader: “Vader, geef mij het deel van het vermogen dat mij toekomt.” En de vader verdeelde zijn bezit onder hen. Niet veel later zamelde de jongste alles bijeen en trok naar een ver land. Daar vergooide hij zijn vermogen met een reddeloos [asotèr / on-be-vrij-d] leven.
Toen hij nu alles uitgegeven had, kwam er een zware hongersnood over dat land en hij begon gebrek te lijden. Hij ging op zoek en klampte zich vast aan een stedeling, die hem naar zijn velden stuurde om varkens te hoeden. Hij wou zelfs zijn buik vullen met de schillen die de varkens aten, maar niemand gaf ze hem. Daar kwam hij tot zichzelf en zei: “Hoeveel dagloners van mijn vader hebben brood in overvloed, terwijl ik hier om kom van de honger?! Ik zal opstaan, naar mijn vader gaan en hem zeggen: “Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou. Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden. Maak mij tot één van je dagloners.”
En hij stónd op en ging naar zijn vader.
Toen hij nog ver weg was, zag zijn vader hem al en raakte ten diepste bewogen. Hij snelde op hem af, viel hem om de hals en kuste hem hartelijk.
Nu zei de zoon tegen hem: “Vader, ik heb gezondigd tegen [mij verwijderd van] de hemel en tegen jou. Ik ben niet meer waard je zoon genoemd te worden.”
Maar de vader zei tegen zijn knechten: “Breng snel het voornaamste [= mijn] feestgewaad en bekleed hem ermee, geef hem een ring [= familie-zegelring] aan zijn hand en sandalen aan zijn voeten [= zodat hij als vrij man kan gaan waar hij wil]. Breng het vetgemeste kalf en slacht het. Laten we een feestmaal houden en blij zijn, want deze zoon van mij was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en werd teruggevonden!” En ze begonnen feest te vieren.
Nu was zijn oudste zoon op het veld. Toen hij aankwam en het huis naderde, hoorde hij muziek en dans. Hij riep een van zijn knechten/jongens en ondervroeg hem wat dat allemaal was. Die zei nu tegen hem: “Je broer is teruggekomen en je vader heeft het vetgemeste kalf laten slachten, omdat hij hem gezond en wel heeft teruggekregen.” Hij werd woedend en wilde onder geen beding binnenkomen.
Daarom kwam de vader naar buiten hem tegemoet en probeerde hem over te halen. Maar hij antwoordde zijn vader: “Kijk! Al zoveel jaren sta ik jou ten dienste en nooit heb ik een gebod van jou overtreden, en aan míj heb je nooit een bokje gegeven om eens met mijn vrienden feest te vieren. En nu die zoon van jou, die je vermogen heeft verbrast met hoeren,
teruggekomen is, slacht je voor hém het vetgemeste kalf.”
Maar nu zei hij tegen hem: “Mijn kind, jíj bent altijd bij mij, en al wat van mij is, is van jou. Maar er moet feest en blijheid zijn, want die broer van jou was dood en is weer levend geworden, hij was verloren en werd teruggevonden!””
 
Een óverbekend (en lang) verhaal. Gelukkig komt het vaak voor zodat we telkens een ander detail kunnen oplichten. Vandaag leggen we de focus op de toehoorders, zij die – net als wij (?) – luisteren naar wat Jezus hen te zeggen heeft. Het waren ‘allemaal’ tollenaars en zondaars, staat er. Willen wij ons bekennen tot die groep mensen? Of kijken we, net als de farizeeërs, argwanend naar de man (of vrouw) wiens toehoorders voornamelijk bestaan uit het uitschot van de maatschappij? Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat ik niet snel geneigd ben om me bij dat clubje aan te sluiten. Waarom? Zijn ze te min? Voel ik me beter? Het zijn nochtans die zondaars (dat uitschot) die haarfijn aanvoelen hoeveel deugd het doet als iemand de moeite neemt om naar hen op zoek te gaan en als ze mogen ervaren dat ze er toch toe doen voor een ander. 
En zijn we al niet even argwanend wanneer een van die zondaars, ‘die zoon’, ook nog eens alle aandacht krijgt omdat hij verloren was en werd teruggevonden? Voelen we ons benadeeld? 
En dan vraag ik me af: Ben ik nu degene naar wie gezocht moet worden of ga ik op zoek? 

 

Lc.16,1-13 (18/09/2022) 

Jezus zei ook tegen zijn leerlingen [terwijl de farizeeën en schriftgeleerden meeluisterden]:
“Er was eens een rijk man die een huismeester had die bij hem werd aangeklaagd omdat hij zijn bezittingen verkwistte. Hij riep hem en zei: “Wat hoor ik daar over jou? Geef verantwoording van je bestuur, want zo kun je geen huismeester blijven.”
De huismeester zei nu bij zichzelf: “Wat moet ik doen, nu mijn heer mij het bestuur ontneemt? Om te spitten heb ik niet de kracht en om te bedelen schaam ik me …” Ik weet al wat ik ga doen, zodat – wanneer ik ontzet ben uit het bestuur – ze mij toch in hun huis zullen ontvangen.” En hij riep elk van de schuldenaars van zijn heer bij zich en vroeg aan de eerste: “Hoeveel ben je mijn heer schuldig?” Die zei: “Honderd vaten olie.” Hij antwoordde hem nu: “Hier is je akte, ga zitten en schrijf vlug: vijftig.” Vervolgens zei hij tegen een ander: “En jij, hoeveel ben jij schuldig?” Die zei: “Honderd [grote] maten tarwe.” Tegen hem zei hij: “Hier is je akte. Schrijf: tachtig.”
De heer prees de oneerlijke huismeester dat hij doordacht had gehandeld. Want de kinderen van deze wereld handelen doordachter dan de kinderen van het licht ten aanzien van hun tijdgenoten.”
Ik zeg jullie: Maak voor jezelf vrienden uit de afgod van ongerechtig houvast [onrechtvaardige mammon = al datgene waar je onrechtmatig je vertrouwen op stelt], zodat ze, wanneer die verdwijnt, jullie verwelkomen in de eeuwige tenten.
Wie betrouwbaar is in het kleinste, is ook betrouwbaar in het grote, en wie ongerechtig is in het kleinste, is ook ongerechtig in het grote. Als jullie dan niet betrouwbaar blijken ten aanzien van de afgod van ongerechtig houvast, wie zou dan het waarachtige aan jullie toevertrouwen?! En als jullie niet betrouwbaar blijken ten aanzien van andermans goed, wie zou jullie dan het onze geven?!
Geen enkele dienaar jan twee heren dienen. Want ofwel zal hij de ene haten en de ander liefhebben, ofwel de ene aanhangen en de ander verachten. Je kunt niet God dienen én de afgod waar je op rekent.

“De heer prijst het dat de kinderen van deze wereld doordachter handelen dan de kinderen van het licht.” Die conclusie moeten we precies lezen. Hij prijst uiteraard niet dat ze konkelfoezen, maar wél dat ze hun verstand gebruiken en planmatig te werk gaan om hun doel te bereiken. Ook gelovigen vandaag kunnen daar een voorbeeld aan nemen. Ook ‘het rijk G-ds’ ‘komt niet uit de lucht vallen’. Daar moet doelmatig en met overleg aan gewerkt worden.
Toch zijn het niet dezelfde criteria waarmee er moet gedacht en gewerkt worden. “Waarop stel je je vertrouwen, vraagt Jezus, wat is je houvast, je lijn van redeneren?” Is dat een of andere afgod? – die zijn er in meerdere soorten! Of mag Ik jouw meester – jouw richtingwijzer – zijn?
Christenen zouden er dus goed aan doen – en daarmee Jezus’ vraag hier inwilligen – om meer ‘de koppen bij elkaar te steken’ en zich samen af te vragen hoe ze G-d in deze wereld kunnen dienen.

Lc.16,19-31 (25/09/2022) 

Er was eens een rijk man. Hij ging gekleed in purper en fijn linnen en hield elke dag een schitterend feestmaal. En er was ook een arme, die Lazarus heette, die – bedekt met zweren – neergelegd was aan zijn poort, in de hoop zijn buik te kunnen vullen met de kruimels die van de tafel van de rijke vielen. Maar alleen de honden kwamen om zijn zweren af te likken.
Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen weggedragen werd naar de schoot van Abraham. En ook de rijke stierf en werd begraven. Terwijl hij kwellingen onderging in het schimmenrijk [hades/sjeool], sloeg hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, met Lazarus in zijn schoot. Hij riep: “Vader Abraham, ontferm je over mij, en stuur Lazarus, dat hij de top van zijn vinger in water doopt en mijn tong komt verkoelen, want ik lijd pijn in deze vlam!” Abraham antwoordde echter: “Kind, herinner je je hoe je in jouw leven je goede dingen hebt aangenomen en Lazarus evenzo de kwade? Nu wordt hij hier getroost en lijd jij pijn. En bij dit alles gaapt tussen ons en jullie een grote kloof, zodat wie zou willen overstappen van hier naar jullie dat niet kan, en ook niet van jullie naar ons.”
Nu zei hij: “Dan vraag ik je, vader, dat je hem stuurt naar het huis van mijn vader – want ik heb nog vijf broers – om daar een getuigenis af te leggen, zodat zij niet ook in deze plaats van kwelling terecht komen.” Abraham antwoordde hem: “Ze hebben Mozes en de profeten, laat ze naar hen luisteren!” Maar hij zei: “Ach nee, vader Abraham … maar als iemand uit de doden naar hen gaat, zullen ze zich wel bekeren!” Nu besloot Abraham: “Als zij zelfs niet luisteren naar Mozes en de profeten, zullen ze zich ook niet laten overtuigen door iemand die uit de doden opstaat.”

Er is een rijke (zonder naam) die in zijn eigen bubbel leeft. Wat er om hem heen gebeurt, ziet hij niet. En er is een arme (genaamd Lazarus) die vergeefs naar de restjes van de rijke verlangt. Dan sterft de arme en draaien de rollen zich om. De arme wordt geborgen in de schoot van Abraham en deze voert voor de arme nu het woord. De rijke krijgt een mooie begrafenis maar wordt dan geworpen in de ellende. Hij moet zelf zijn woord voeren, maar het brengt hem niet verder. Hem wordt een onoverkomelijke grens aangeduid. En als hij dan uiteindelijk verder kijkt dan zijn eigen hachje en om zijn broers bekommerd raakt, wordt hem duidelijk gemaakt waar het ten diepste op aan komt: luisteren en omkeren.
Het gaat er niet om dat de verschillen worden opgeheven, maar wel
- dat er weet is van de ander, begrip en respect voor elkaar.
- dat mensen elkaar zien, zich omkeren naar, en inleven in de ander.
- dat er geluisterd wordt over en weer en men zich naar elkaar keert.
Zelfs over de dood heen kan het verhaal dan verder gaan opdat ook anderen luisteren en omkeren.