Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc.1,26-38 (8/12/2023)

26     In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
       werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
       naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27    naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
       met een man die Jozef heette,
       uit het huis van [die afstamde van koning] David.
       De naam van die jonge vrouw was Maria.
28    De engel kwam bij haar binnen en zei:
       “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
       Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29    Zij echter was erg in de war van deze woorden
       en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30    De boodschapper zei tegen haar:
       “Wees niet bang, Maria,
       jij hebt genade gevonden bij God.
31    Kijk! Je zult zwanger worden
       en een zoon baren
       en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32    Hij zal groot zijn
       en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
       en God de Heer zal aan hem geven
       de troon van zijn vader David.
33    Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
       tot in eeuwigheid
       en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34    Nu zei Maria tegen de boodschapper:
       “Hoe zal dat gebeuren,
       aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35    De boodschapper antwoordde haar:
       “Heilige geest zal over jou komen,
       de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
       Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
       heilig genoemd worden, zoon van God.
36    Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
       ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
       Ze is in haar zesde maand,
       hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37    Want bij God is geen woord krachteloos.”
38    Nu zei Maria:
       “Ziehier de dienares van de Heer.
       Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
       En de boodschapper ging van haar weg.

Er zijn weinig mensen die het feest van vandaag juist en op een begrijpelijke manier zouden kunnen uitleggen. Laten we daar dus niet teveel ons hoofd over breken. Waar we níet omheen kunnen en mogen, is het feit dat Maria toch wel een straffe en inspirerende Bijbelse vrouw is.
Dat kun je zien in haar overgave (het befaamde ‘fiat’ – het Latijnse woord voor ‘het moge met mij gebeuren’): Ja, ze zit vol vragen over hoe dat moet en kan, of over die vreemde boodschapper die onbegrijpelijke woorden spreekt, maar ze laat het toch toe en laat het bij haar binnen stromen – wat een stroom van Léven opwekt.
En dat alles gebeurt in een heel typische Bijbelse sfeer: Maria is naar menselijke maatstaven geen hooggeplaatst iemand. Integendeel, de Bijbelse G-d lijkt makkelijker kansen te krijgen in mensen die eenvoudig genoeg zijn om in die overgave te durven en willen leven. Maria’s ‘fiat’ kwam niet uit de lucht vallen. Ze was erin opgegroeid, was erin meegegaan en had het tot haar eigen levenshouding gemaakt. Dát opende de weg om op het cruciale – onbegrijpelijke – moment van haar leven, óók ‘ja’ te zeggen.

Lc.5,17-26 (11/12/2023)

17    Eens was Jezus aan het onderrichten.
       Er waren farizeeën en wetsleraren gekomen
       uit alle dorpen van Galilea en Judea en uit Jeruzalem.
       En de geestkracht tot heling was in hem.
18    Kijk! Er waren enkele mannen die op een draagbaar
       iemand droegen die verlamd was.
       Ze probeerden hem binnen te dragen
       en onder zijn aandacht te brengen.
19    Maar door de menigte
       vonden ze geen doorgang om hem binnen te dragen.
       Daarom gingen zij het dak op
       en lieten hem op de draagbaar neer,
       door de daktegels heen, vlak voor Jezus.
20    Bij het zien van hun vertrouwen,
       zegt hij tegen hem: “Je zonden zijn je vergeven.”
21    De schriftgeleerden en farizeeën begonnen onderling te discussiëren:
       “Wie is hij wel, dat hij zo godslasterlijk spreekt?
       Wie kan zonden vergeven behalve God alleen?”
22    Maar Jezus onderkende hun redeneringen en vroeg hun:
       “Wat redeneer je daar in je hart?
23    Wat is makkelijker te zeggen:
       ‘je zonden zijn je vergeven’ of ‘sta op en loop’?
24    Welnu, zodat jullie zouden weten
       dat de mensenzoon volmacht heeft
       op aarde zonden te vergeven,
       ik zeg je – zei hij nu tegen de verlamde:
       Sta op, neem je draagbaar en ga naar huis.”
25    En onmiddellijk stond hij voor aller ogen op,
       hij nam op waar hij eerst op neerlag,
       vertrok naar huis en verheerlijkte God.
26    Ontzetting beving allen en zij verheerlijkten God.
       Zij werden vervuld van vrees:
       “Vandaag hebben wij onverwachtbare dingen [paradoxen] gezien!”

Een sterk verhaal! Het gaat over ‘geestkracht tot heling’. Letterlijk staat er dat die in Jezus was. Maar ik vraag me af of die niet even sterk aanwezig was in de ‘dragende mannen’. Fysieke kracht hebben ze alvast. Maar is het geen ‘gave van de Geest’ de eigen fysieke kracht in te zetten voor het welzijn van een ánder? Waar mensen ‘bergen verzetten’ – een draagberrie door een menigte het dak op sleuren en door het dak laten zakken – is altijd ook ‘geestkracht tot heling’ aan het werk. De lamme zou niet tot heling gekomen zijn zonder hen!
Laten we dus niet te snel denken dat wij géén ‘geestkracht tot heling zouden’ hebben. Misschien hebben wij ook niet de fysieke kracht om een bed te dragen, maar we hebben altijd wel iets wat we kunnen inzetten ten bate van een ander!
Eén daarvan is alvast: vergeving! De farizeeën kunnen niet geloven dat Jezus – een méns in hun ogen – kan vergeving schenken. Toch wel, zegt Jezus, en hij doet het al zijn volgelingen voor. Je hebt zelf ongetwijfeld al ondervonden hoe helend het is vergeving te kríjgen. Laat dus ook de ‘geestkracht tot heling’ van het vergeving schénken in jou werkzaam worden.

Lc.1,26-38 (20/12/2023)

26    In de zesde maand [van de zwangerschap van Elisabeth, de toekomstige moeder van Johannes de doper],
       werd de boodschapper [engel] Gabriël vanwege God uitgezonden
       naar een stad in Galilea, Nazaret genaamd,
27    naar een jonge vrouw die verloofd [in ondertrouw] was
       met een man die Jozef heette,
       uit het huis van [die afstamde van koning] David.
       De naam van die jonge vrouw was Maria.
28    De engel kwam bij haar binnen en zei:
       “Vrede zij met jou, begenadigde. De Heer weze met jou!
       Gezegend ben jij onder de vrouwen.”
29    Zij echter was erg in de war van deze woorden
       en vroeg zich af wat deze begroeting moest betekenen.
30    De boodschapper zei tegen haar:
       “Wees niet bang, Maria,
       jij hebt genade gevonden bij God.
31    Kijk! Je zult zwanger worden
       en een zoon baren
       en je zult hem de naam ‘Jezus’ [God redt] geven.
32    Hij zal groot zijn
       en zoon van de Allerhoogste worden genoemd,
       en God de Heer zal aan hem geven
       de troon van zijn vader David.
33    Hij zal koning zijn over het huis van Jakob [Israël]
       tot in eeuwigheid
       en aan zijn koningschap zal geen grens zijn.”
34    Nu zei Maria tegen de boodschapper:
       “Hoe zal dat gebeuren,
       aangezien ik geen omgang met een man heb?”
35    De boodschapper antwoordde haar:
       “Heilige geest zal over jou komen,
       de geestkracht van de Allerhoogste zal je omhullen.
       Daarom ook zal wie uit jou geboren wordt
       heilig genoemd worden, zoon van God.
36    Kijk! Elisabet, je bloedverwante,
       ook zij heeft in haar ouderdom een zoon ontvangen.
       Ze is in haar zesde maand,
       hoewel ze onvruchtbaar werd genoemd.
37    Want bij God is geen woord krachteloos.”
38    Nu zei Maria: “Ziehier de dienares van de Heer.
       Moge met mij gebeuren naar jouw woord.”
       En de boodschapper ging van haar weg.

Op 8 dec. hadden we dit Evangelie al, o.w.v. het Mariafeest. Je kunt ook dat commentaar nog eens hernemen natuurlijk, maar we bekijken het vandaag met andere ogen. We kijken even door de ogen van de engel! Die speelt in de aanloop naar Kerstdag een grote rol: hier bij Maria, eergisteren bij Jozef, gisteren bij Zacharias, en straks bij de herders en de ‘drie wijzen’.
Wat zou G-d zijn zonder zijn boodschappers?! Net zoals met zijn geboorte in een mens, is Hij voor de aankondiging en uitwerking daarvan helemaal afhankelijk van anderen. Maar een ‘engel’ is nu net ‘iemand’ die zich helemaal ten dienste stelt van G-d, die zijn(?) eigen wil al helemaal op G-ds wil heeft afgestemd en helemaal ‘leeft in lijn met G-d’.
Dat betekent ook dat een ‘engel’ niet noodzakelijk vleugeltjes heeft. Wellicht ware het beter te zeggen dat hij(?) ánderen vleugels geeft! Wat zou het met Maria hebben gedaan, toen de boodschap eenmaal tot haar doorgedrongen was?! Wat zou het met ons doen, als een engel óns zo’n boodschap zou brengen? Wat zou het doen als ík, als engel van G-d, vandaag iemand vleugels geef …?

Lc.1,39-45 (21/12/2023)

39    Kort daarop reisde Maria met haast
       naar het bergland, naar een stad in Judea.
40    Ze ging het huis van Zacharias binnen
       en begroette Elisabet.
41    Toen Elisabet de begroeting van Maria hoorde,
       sprong het kind in haar schoot op
       en Elisabet werd vervuld van heilige geest.
42    Ze riep uit:
       “Gezegend ben jij onder de vrouwen
       en gezegend de vrucht van jouw schoot!
43    Vanwaar valt mij dit toe
       dat de moeder van mijn Heer naar mij toe komt?
44    Kijk! Zodra de klank van je begroeting in mijn oor kwam,
       sprong het kind in mijn schoot op
       van uitbundige blijdschap.
45    Gezegend wie vertrouwde,
       want wat haar vanwege de heer is gezegd
       zal vervulling vinden.”

De ‘kleinen’ ontmoeten elkaar. Meer nog: ze gaan naar elkaar op zoek; ze wíllen elkaar ontmoeten. Waar kleinheid her- en erkend wordt, schept het verbinding, want dan weet je dat je elkaar nodig hebt.
Natuurlijk zijn er verschillen tussen de twee vrouwen, zelfs grote verschillen. Maar die belemmeren hen niet elkaar echt te ontmoeten en in grote vreugde samen te zijn. De verschillen belemmeren hen niet niet alleen, ze kunnen ook elkaars verschillendheid gunnen en volop bejubelen. Er is geen afgunst of nijd te bespeuren, geen laatdunkendheid of ‘groot worden op de nek van een kleine’ – wat helaas in onze maatschappij (en ons leven?) al te vaak gebeurt.
Is dit een ‘vervuld leven’? Is dit een ‘leven vol van G-d’ – Léven? Beide vrouwen zouden het voluit beamen, ook al noemt de hele omgeving hen ‘klein’ en vóelen ze zichzelf misschien ook zelfs ‘klein’. En toch … zo eenvoudig kan het zijn …

Lc. 2,36-40 (30/12/2023)

36    Er was ook een profetes: Hanna,
       dochter van Fanuël, van de stam van Aser.
       Ze was hoogbejaard:
       na haar meisjesjaren had ze zeven jaar met haar man geleefd.
37    Nu was ze een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar.
       Nooit ging ze weg van de tempel
       en ze diende de Heer nacht en dacht
       met vasten en gebed.
38    Juist op dat moment kwam zij er bij staan.
       Antwoordend, loofde zij God
       en sprak over hem
       tot al wie uitzag naar de verlossing van Jeruzalem.
39    Toen ze alles volgens de wet van de Heer hadden volbracht,
       keerden ze terug naar Galilea,
       naar hun stad, Nazaret.
40    Het kindje groeide op en werd gesterkt,
       het werd vervuld van wijsheid
       en de genade van God was met hem.

In enkele woorden wordt hier een overzicht gegeven van het leven van Hanna (een profetes): haar jeugd, huwelijk en haar G-dgericht leven als weduwe. Ze draagt een schat aan herinneringen met zich mee en heeft weet van ‘ooit’. Zij weet de beperkte blik op het hier en nu te verbreden en te verdiepen. (Is dat ook niet de rijkdom en de wijsheid van onze bejaarden?). Wat ze zegt komen we niet te weten, wel over wie en tot wie ze spreekt.
Ze spreekt over het Kind waarin zij iets van G-d gewaar wordt. Het Kind doet haar spreken tot allen die bevrijding willen, tot allen die het verleden willen loslaten. Het gaat hier niet over een individueel, persoonlijk gebeuren. Neen, het gaat over de bevrijding van Jeruzalem, van een stad, een volk. Het is een bevrijding die verder reikt dan het eigen beperkte leven. Het Kind waarover zij spreekt mag opgroeien in dat ruimer perspectief, te midden van G-dgerichte mensen. Zo mogen ook wij elkaar G-dgericht doen groeien. Dan zullen wij, net als het Kind, G-ds genade ervaren en uitgroeien tot krachtige mensen vervuld met wijsheid.

Lc.2,22.(23-38)39-40 (31/12/2023)

22    Toen de dagen van hun reiniging vervuld waren
       [40 dagen na de geboorte],
       brachten zij hem naar Jeruzalem
       – volgens de wet van Mozes [Lev.12,1-8]
       om hem voor te stellen aan de Heer.
23    – Zoals geschreven staat in de wet van de Heer [Ex.13,2-15]:
       Al het eerstgeborene van het mannelijk geslacht
       moet aan de Heer worden toegewijd. –
24    en om – volgens de wet van de Heer –
       de offerande te brengen:
       een koppel tortels of twee jonge duiven. [= zoals voor armen was bepaald]
25     Kijk!
       In Jeruzalem woonde iemand die Simeon heette.
       Hij was een rechtvaardige en een toegewijd gelovige man
       die uitzag naar de vervulling voor Israël [de messias]
       en de heilige Geest was met hem.
26    Het was hem door de heilige Geest geopenbaard
       dat hij niet zou sterven
       voor hij de gezalfde van de Heer [christos /messiah] zou hebben gezien.
27    In die geest kwam hij naar de tempel
       en toen zijn ouders de boreling Jezus binnenbrachten
       om de gewoonten van de wet aan hem te voltrekken,
28    ontving ook hij het in zijn armen.
       Hij loofde God en zei:
29    “Nu maak jij je dienaar vrij, in vrede, meester
       – volgens jouw woord.
30    Want mijn ogen hebben jouw bevrijding [soteria] gezien
31    die jij bereid hebt voor alle volken:
32    een licht,
       tot verlichting van de volken
       en tot heerlijkheid van jouw volk Israël.”
33    Zijn vader en moeder stonden verwonderd
       over wat er van hem werd gezegd.
34    Simeon zegende hen
       en zei tegen Maria:
       “Kijk! Deze ligt hier
       tot val en opstanding van velen
       en tot teken dat weersproken wordt,
35    zodat de innerlijke overwegingen van velen
       aan het licht zullen komen.
       – En ook je eigen ziel
       zal door een zwaard worden doorboord.”
36    Er was ook een profetes: Hanna,
       dochter van Fanuël, van de stam van Aser.
       Ze was hoogbejaard:
       na haar meisjesjaren had ze zeven jaar met haar man geleefd.
37    Nu was ze een weduwe van ongeveer vierentachtig jaar.
       Nooit ging ze weg van de tempel
       en ze diende de Heer nacht en dacht
       met vasten en gebed.
38    Juist op dat moment kwam zij er bij staan.
       Antwoordend, loofde zij God
       en sprak over hem
       tot al wie uitzag naar de verlossing van Jeruzalem.
39    Toen ze alles volgens de wet van de Heer hadden volbracht,
       keerden ze terug naar Galilea,
       naar hun stad, Nazaret.
40    Het kindje groeide op en werd gesterkt,
       het werd vervuld van wijsheid
       en de genade van God was met hem.

We hebben hier een prachtig voorbeeld aan Simeon en Hannah. Zij zien, (ver)wachten, herkennen en aanvaarden. Dit zijn cruciale kwaliteiten wil er iets van godswege kunnen openbreken. Simeon is in staat om te zien wat is, wat nodig is. Hij ziet G-ds toekomst in zijn armen liggen. (Daarover hadden we het enkele dagen geleden)
Het oefenen van wachten en verwachten zien we in Hannah. Zij is reeds vele jaren aanwezig in de tempel, maar brengt pas hulde als Simeon zijn geloof in het Kind belijdt. Zij is in staat om te herkennen wat door een ander mens wordt opgetild. Zij herkent en beaamt wat een ander ziet. Zij brengt hulde op grond van wat zij Simeon ziet doen.
Als ik dat diep tot me door laat dringen, realiseer ik me dat ik toch het liefst van al zelf de dingen ontdek. Het is lastiger om mee te gaan in wat een ander ontdekt, daar echt het licht in te zien en het dan nog te volgen ook. Nochtans is het daarin dat toekomst kan opengaan, omdat het vertrekt vanuit een gezamenlijk perspectief dat ons door G-d wordt aangereikt.