Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.14,15-24 (2/11/2024)
15 Eén van de tafelgenoten hoorde dit en beaamde:
“Gezegend wie mag maaltijd houden in het koninkrijk van God!”
16 Jezus antwoordde hem:
“Iemand richtte een groot gastmaal in en had veel mensen uitgenodigd.
17 Op het uur van het gastmaal
zond hij zijn dienaar
om de genodigden te melden:
“Kom, alles is bereid.”
18 Maar onverwacht begonnen zij allen zich te verontschuldigen:
“Ik heb een akker gekocht
en ik moet die gaan bekijken;
ik vraag je mij te willen verontschuldigen.”
19 “Ik heb vijf ossenspannen gekocht
en moet die gaan proberen;
verontschuldig mij.”
20 “Ik ben pas getrouwd,
daarom kan ik niet komen.”
21 Bij thuiskomst meldde de dienaar dit aan zijn heer.
Die werd woedend en zei nu tegen zijn dienaar:
“Ga vlug naar de pleinen en stegen van de stad.
De armen en gebrekkigen, de lammen en de blinden,
breng ze hier binnen!”
22 De dienaar zei:
“Heer, wat je opgedragen hebt, is gebeurd, en nog is er plaats.”
23 De heer zei tot de dienaar:
“Ga naar de wegen en paden buiten de stad
en nodig de mensen met aandrang uit binnen te komen,
zodat mijn huis vol raakt.
24 Want ik zeg jullie:
Niemand van wie uitgenodigd waren,
zullen proeven van mijn gastmaal.”
Net als gisteren klinkt ook vandaag: “Gezegend wie…”. Dus: en marche! Vooruit, op weg ermee!
Het enige wat je hoeft te doen, is komen, want alles is al bereid. De vraag is: ben ík bereid?
Eén voor één komen de verontschuldigingen naar boven (het is zo herkenbaar): “Ik heb nog dingen te doen, ik moet dit en dat, ik vraag … “ Al die ikkige doenderigheid houdt mensen tegen om op de uitnodiging in te gaan. ”Sorry maar jij past nu niet in mijn agenda. Er moet (?) nog zoveel gebeuren.”
Het gevolg is dat zij die genodigd waren, niet mee zullen feesten en de smaak van het koninkrijk niet proeven. Aan de andere kant worden juist zij aangesproken die in de ogen van de goegemeente niet in de actieve – de ‘normale’ – maatschappij thuis horen. Met aandrang wordt aan hen die rondhangen op pleinen en in stegen gevraagd om binnen te komen en mee aan te schuiven aan de tafel. Zij zullen de smaak van G-ds rijk kunnen proeven.
En … er is nog plaats!
Lc.14,25-33 (6/11/2024)
25 [Jezus trok verder naar Jeruzalem en]
velen trokken met hem mee.
Hij keerde zich naar hen toe en zei:
26 “Wie dichter bij mij wil komen,
maar zich niet losmaakt
van zijn vader en moeder,
van zijn vrouw en kinderen,
van zijn broers en zussen,
meer nog: van zichzelf,
kan onmogelijk mijn leerling zijn.
27 En wie zijn [op deze weg onvermijdelijke] kruis niet draagt
en mij volgt op mijn weg,
kan onmogelijk mijn leerling zijn.
28 Want wie van jullie die een toren wil bouwen,
zal niet eerst er bij gaan zitten
om de kosten te berekenen
en te weten of hij hem wel zal kunnen afwerken?
29 Anders legt hij misschien het fundament,
maar is niet in staat het werk te voltooien,
en begint al wie dit ziet hem te bespotten:
30 “Die mens begon te bouwen,
maar was niet in staat het te voltooien!”
31 Of welke koning die ten strijde trekt tegen een andere koning,
zal niet eerst er bij gaan zitten
om te beraadslagen
of hij met tienduizend man in staat is
op te trekken tegen de twintigduizend die op hem af komen?
32 Anders zal hij, wanneer ze nog ver zijn,
een gezant uitsturen
en vragen naar de voorwaarden tot vrede.
33 Zo kan elk van jullie
die niet loskomt van alles wat hem toebehoort,
mijn leerling niet zijn.”
Jezus volgen vraagt blijkbaar wel enige onthechting. Jezus noemt zelf dat we moeten loskomen van alles, en bijzonder nog van onszelf.
Dat kan zwaar klinken, en dat is het vaak ook wel. Maar op deze wijze geformuleerd, klinkt het eerder negatief – terwijl Jezus het ongetwijfeld positief bedoelt!
Het dóel is niet ‘onthechting’, maar juist ‘hechting’! Het doel is dat wij ons veel nauwer aan Jezus zouden hechten. Hem volgen, is: zijn vriend worden, door dik en dun; zó van hem gaan houden dat je alles voor hem over hebt! Dan wordt de ‘onthechting’ geen last, maar een bevrijding, die ons net in staat stelt om dichter bij hem te komen.
Is Jezus volgen dan alleen maar een emotionele zaak? Toch ook weer niet. Een affectieve band met hem is ongetwijfeld de basis, maar we hoeven er ons verstand niet bij te verliezen! Ga er eerst maar even bij zitten om na – of beter: vóór – te denken, zegt hij zelf! Vriendschap met Jezus is immers vér strekkend!
Lc.17,11-19 (13/11/2024)
11 Op weg naar Jeruzalem
ging Jezus tussen Samaria en Galilea in.
12 Toen hij daar een dorp binnenging,
kwamen tien melaatsen hem tegemoet,
die op een afstand bleven staan.
13 Ze riepen:
“Jezus, ontferm je over ons!”
14 Jezus zag hen aan en zei:
“Ga, en toon jullie aan de priesters.”
En terwijl ze gingen,
werden ze gereinigd.
15 Eén van hen nu,
toen hij zag dat hij geheeld was,
keerde terug
en verheerlijkte God met luide stem,
16 en hij viel voor Jezus’ voeten neer
om hem te danken
– en hij was een Samaritaan
[die volgens de Joden niet op de juiste wijze hun geloof beleefden].
17 Jezus vroeg hem:
“Zijn niet alle tien gereinigd?
Waar zijn dan de andere negen?
18 Is er dan niemand teruggekeerd
om God de eer te geven
dan alleen deze allochtoon?”
19 En hij zei tegen hem:
“Sta op en ga.
Je geloof heeft je behoed.”
Tien melaatsen worden geheeld. Eind goed al goed! De een na de ander gaat weg, naar vrienden, familie, … Maar één van hen blijft achter, verbaasd en diep verwonderd. Hij is een vreemdeling. Hij wil iets zeggen, maar de negen anderen zijn al vertrokken. Hij maakt zich zorgen: zouden ze niet weer vervallen in hun oude patronen, zich opnieuw onaanraakbaar maken? Maar zij luisteren niet.
Hij is degene die terugkeert naar de plek waar zijn genezing begon. Het is de plek waar hij in beweging werd gezet en waar hij vertrouwen vond. Hij keert terug naar Jezus die voor hem de weg opende. Op die plek wordt hij diep ontroerd en buigt diep, in ontzag voor wat hem is overkomen door Jezus. Door Jezus? Daar is Jezus het niet mee eens, want hij zegt: ”Je geloof heeft je behoed.”
In verbinding met de Bron van leven, word ieder van ons op weg gezet om ten diepste verbonden te raken. Daar ontvangen we nieuw leven – als opgestane, opgewekte mensen. Dat is het perspectief dat voor ons ligt. Onderweg, kan het je overkomen.
Lc.18,1-8 (16/11/2024)
1 Hij vertelde hen nog een gelijkenis,
met het oog op dat het nodig is
te blijven bidden en te volharden:
2 “In een stad was er een rechter
die de vrees voor God
en de bekommernis om mensen
niet kende.
3 Nu was er in die stad een weduwe
die telkens opnieuw naar hem toekwam:
“Doe mij recht ten opzichte van mijn tegenpartij.”
4 Een tijdlang wilde hij niet,
maar op den duur zei hij tegen zichzelf:
“Ook al ken ik niet
de vrees voor God
en de bekommernis om mensen,
5 omdat die weduwe mij zo last berokkent,
zal ik haar recht doen,
anders komt ze mij nog in mijn gezicht slaan.”
6 Nu zei de Heer:
“Hoor wat deze ongerechte rechter zegt!
7 Zal God dan geen recht doen
aan zijn uitverkorenen die dag en nacht tot hem roepen
en lankmoedig naar hen luisteren?
8 Ik zeg jullie:
Met haast zal hij hen recht doen!
Maar als de mensenzoon zal komen,
zal hij dan wel vertrouwen vinden op aarde?”
Jezus roept op om altijd te blijven bidden en nooit op te geven. Met de parabel maakt hij duidelijk wat hij bedoelt: Je moet volhardend blijven roepen, blijven vragen, totdat je gerechtigheid ervaart. Het gaat erom je stem te laten horen, keer op keer. Roepen (of bidden – dat is hetzelfde) geeft je de kracht om vol te houden, om het bij G-d te houden, om het uit te houden. Het gaat om standvastig opkomen voor wat recht is, net zoals de weduwe in het verhaal, totdat zelfs de rechter van gedachten verandert. Als een onrechtvaardige rechter zich al laat overtuigen, hoeveel te meer zal God dan niet reageren?
Maar, Jezus stelt zich de vraag of er gelovigen zullen zijn die, net als de weduwe, dag en nacht blijven roepen tot G-d? Of er mensen zullen zijn die niet vroom wat woorden prevelen, maar bidden vanuit de diepe overtuiging dat ze niet kunnen Léven zonder in relatie te blijven met de Onderstroom van het leven, met G-d. Bidden is voor hen niet iets dat je af en toe doet om je relatie met God op te frissen, maar het is een manier van leven, een ademhaling in verbondenheid met Hem.
Lc.20,27-40 (23/11/2024)
27 Nu kwamen er naar Jezus enige van de sadduceeën,
die [als religieuze stroming voor wie enkel de eerste vijf boeken van de Schrift bepalend waren]
tegenspreken dat er een opstanding [uit de dood] bestaat.
Ze vroegen hem:
28 “Meester, Mozes heeft voor ons geschreven:
Als iemands broer sterft
en die had een vrouw maar bleef kinderloos,
dan moet zijn broer diens vrouw huwen
en nakomelingen verwekken voor zijn broer. [Deut.25,5-10]
29 Nu waren er zeven broers.
De eerste huwde en stierf kinderloos.
30 De tweede huwde haar,
31 en de derde
en zo lieten alle zeven geen kinderen na toen ze stierven.
32 Het laatst stierf ook de vrouw.
33 Die vrouw nu, bij de opstanding,
van wie van hen wordt zij de vrouw,
want alle zeven hebben haar toch als vrouw gehad?”
34 Jezus antwoordde hen:
“De kinderen van deze tijd
huwen en worden ten huwelijk gegeven,
35 maar wie waardig geacht worden
deel te hebben aan díe tijd
van de opstanding uit de dood,
huwen niet en worden niet ten huwelijk gegeven.
36 Want ze kunnen ook niet meer sterven,
want ze zijn aan engelen gelijk.
Ze zijn kinderen van God
nu ze kinderen van de opstanding zijn.
37 Dát de doden opgewekt worden,
heeft ook Mozes aangeduid
bij de [Godsontmoeting bij de brandende] braamstruik,
wanneer hij God noemt:
de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob. [Ex.3,6]
38 God is toch geen God van doden,
maar van levenden?
Ja, voor hem leven allen!”
39 Enige schriftgeleerden antwoordden daarop:
“Meester, dat heb je goed gezegd”,
40 en ze durfden hem niets meer te vragen.
Over weinig leerstellig discussies is Jezus zo duidelijk dan over ‘de opstanding’. Jezus was geen theoreticus, schreef geen boeken, vaardigde eigenlijk geen leerstellingen uit, … Hij lééfde, dicht bij het dagelijks wel en wee van mensen, én dicht bij zijn G-d, die hij Abba – papa – durfde noemen.
Maar als men met de vraag over de opstanding bij hem komt, zegt hij klinkklaar: “God is toch geen God van doden, maar van levenden? Ja, voor hem leven allen!” De evidentie waarmee hij dit zegt, zorgt er helaas voor dat hij er weinig uitleg bij geeft, maar aan zijn reactie op het verhaaltje dat men opdist, kunnen we wel weten … dat we het niet zullen weten! De opstanding is ‘ondenkbaar’, niet omdat ze er niet zou zijn, maar omdat ze buiten alle menselijke categorieën valt. Alleen vanuit G-d valt ze te ‘denken’, en “voor G-d leven allen”.
Op het ogenblik dus dat wij ín G-d gaan leven – dat is hopelijk na onze fysieke dood, maar dat kan ook al binnen ons fysieke leven, in de mate dat wij G-ds Geest daar ten volle in werkzaam laten zijn – Léven wij in de opstanding!
Lc.3,1-6 (8/12/2024)
1 In het vijftiende jaar van het bewind van keizer Tiberias,
toen Pontius Pilatus heerste over Judea,
Herodes viervorst was over Galilea,
zijn broer Filippus viervorst over de streek van Iturea en Trachonitis,
en Lysanias viervorst over Abilene,
2 tijdens het hogepriesterschap van Annas en Kajafas,
kwam het woord van God over Johannes,
de zoon van Zacharias,
in de woestijn.
3 Hij trok rond in heel de Jordaanstreek
en verkondigde een doop van verandering [omkeer, inkeer]
tot vergeving van zonden,
4 zoals geschreven staat in de boekrol
met de woorden van de profeet Jesaja:
Een stem van een roepende in de woestijn:
Bereid de weg van de heer,
maak recht zijn paden!
5 Alle dalen zullen gevuld,
alle bergen en heuvels afgevlakt worden;
kromme wegen zullen recht gemaakt,
ruwe wegen effen gemaakt worden;
6 en alle vlees [sarx = wat de mens naar de aarde richt]
zal de redding van God zien. [Jes.40,3-5]
De start van het optreden van Johannes de doper wordt zeer precies in de tijd gesitueerd. De Romeinse overheden, de Joodse burgerlijke en religieuze overheden worden genoemd. Het is alsof de evangelist heel duidelijk wil maken: de aanzet voor de komst van G-d in de wereld is iets heel precies, iets heel concreets! Het is geen vage belofte of wereldvreemde zweverij, neen, het begint heel tastbaar hier en nu!
Evenwel in kiem …!
De prediking van Johannes was nog niet de volle doorbraak van het koningschap van G-d. Zelfs Jezus kon die doorbraak alleen brengen in zijn eigen persoon en een beetje in zijn omgeving, maar ook hij moest aankondigen dat er meer kwam.
Maar de kiem is geplant! En die houdt onherroepelijk de belofte in van het komen van de volle rijkdom van G-d!
Vandaag mogen wij zien en vertrouwen hoe die tastbare kiemen groeien, én mogen wij op onze beurt, net als de doper, kiemen planten, in heel concrete daden die verwijzen naar G-ds Goedheid. Zó zal zijn weg bereid worden …