Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Lc.10,13-16 (1/10/2021)
Wee, Chorazin, wee, Betsaïda [dorpen van de eerste verkondiging, maar die haar niet ontvingen], want als in [de iconisch goddeloze steden] Tyrus en Sidon de krachtige daden zouden zijn gebeurd die bij jullie zijn gebeurd, dan zouden zij al lang
– in zak en as gezeten – zich bekeerd hebben. Voor hen zal het bij het oordeel draaglijker zijn dan voor jullie.
En jij, Kafarnaüm, zul jij tot de hemel verheven worden [omdat ik er vertoefde en verkondigde]? Tot in het dodenrijk zul je afdalen [omdat je mij verwierp]!
Wie jullie hoort, hoort mij, wie jullie verwerpt, verwerpt mij; en wie mij verwerpt, verwerpt hem die mij gezonden heeft.”
Het zit duidelijk hoog bij Jezus. Hij wordt er kwaad van dat mensen niets willen weten van ‘het rijk G-ds'. Ze willen niet verstaan waar het voor hém om gaat. Ze weigeren zich te bekeren ook al zien ze hoe leven-gevend het is als je je durft te verbinden met G-d. Heel Jezus’ doen en laten straalt het uit. Zelfs de mensen uit Kafarnaüm (zijn dorpsgenoten) haken af als het gaat over G-ds rijk en over leven vanuit die verbondenheid met G-d. Hij mocht wel tussen hen vertoeven als dorpsgenoot. Hij mocht ook wel spreken over G-d, maar als het gaat over dat waar het voor hem écht om te doen is (die relatie met G-d) dan houdt het voor hen op.
Het doet hem pijn dat ze geen oren hebben naar de boodschap, maar o wee als ze ook G-d (die hem gezonden heeft) verwerpen, dan kan hij niet langer zwijgen en barst hij uit.
Het enige dat hij nog kan doen (en wat hij ook probeert) is klare taal spreken. Wie weet is er toch nog één die zich om-keert.
Lc.11,5-13 (7/10/2021)
En Jezus ging verder [nadat hij aan zijn leerlingen het gebed tot zijn Vader had geleerd]:
“Stel, je hebt een vriend en midden in de nacht ga je naar hem toe en vraagt: “Vriend, leen mij drie broden, want een andere vriend van mij is van een reis bij mij aangekomen en ik heb niets om hem voor te zetten.”
Zou die dan van binnenuit antwoorden: “Doe mij die moeite niet aan! De deur is al gesloten en mijn kinderen en ik zijn al in bed, ik kan niet opstaan om ze je te geven.”?
Ik zeg jullie: Zelfs al zou hij niet opstaan en het hem geven omdat het zijn vriend is, dan nog zou de onbeschaamdheid hem oproepen en zal hij hem geven zoveel als hij nodig heeft.
Ik druk jullie op je hart:
Vraag – en je zult krijgen,
zoek – en je zult vinden,
klop – en er zal je worden opengedaan.
Want iedere vragende – ontvangt,
iedere zoekende – vindt,
voor iedere kloppende – zal er opengedaan worden!
Welke vader onder jullie zal, als je zoon om brood vraagt, hem een steen geven?
Als hij om vis vraagt, geef je hem toch geen slang?
Als hij om een ei vraagt, geef je hem toch geen schorpioen?
Als jullie dan – ook al zijn jullie slecht – goede gaven weet te geven aan jullie kinderen, hoeveel te meer zal de hemelse Vader heilige Geest geven aan wie hem daarom vragen?!”
Vraag, zoek, klop. En daar staat met grote stelligheid tegenover: ontvang, vind, opengedaan!
Simpel toch!
Ja, alleen … ik moet het nu nog doen ook …
Is mijn vertrouwen groot genoeg? Durf ik het zelf aan ‘in de nacht’ (voorál dus ook in de nachten van mijn leven) onbeschaamd aan te kloppen bij een (ogenschijnlijk) slapende? Durf ik er op rekenen dat die een vriend is, die mij net omwille van die vriendschap onmiddellijk alles zal geven wat ik nodig heb. (Dat is niet automatisch hetzelfde als wat ik vráág.)
Wat ‘de hemelse Vader’ blijkbaar vooral wil geven is ‘heilige Geest’. Ik weet niet goed hoe dat eruit ziet, maar het voelt wel als kracht, stuwkracht, doorzetting, vertrouwen tegen alle beterweten in, … Het is als een waakvlam in de nacht, zo-een die garandeert dat het vuur weer kan oplaaien, hoe klein het er nu ook uitziet, en waardoor ik alvast licht genoeg heb voor de eerste stap daartoe.
át wíl de Vader mij geven. Maar vráág ik het …?
Lc.11,47-54 (14/10/2021)
[Jezus voer verder uit tegen de wetgeleerden:]
Wee jullie, want jullie bouwen de grafmonumenten van de profeten, terwijl jullie vaders die hebben gedood. Jullie zijn dus getuigen van en stemmen in met de werken van jullie vaders, want zij hebben hen wel gedood, maar jullie bouwen hun grafmonumenten. Daarom zegt de wijsheid van God:
Profeten en zendelingen [apostels] zal ik naar hen uitzenden – waarvan zij sommige zullen doden en vervolgen – om op deze generatie te verhalen al het bloed van profeten dat ooit vergoten werd, vanaf het bloed van Abel [die door zijn broer Kaïn werd gedood, de eerste moord in de Schrift], tot het bloed van Zacharia die omgebracht werd tussen het altaar en zijn huis [de laatste moord in de Joodse Schrift].
Ja, ik zeg jullie: Het zal op deze generatie verhaald worden!
Wee jullie, wetgeleerden, want jullie hebben de sleutel van de kennis [van God] weggenomen. Zelf zijn jullie er niet binnen gegaan, en wie er wel binnen gaan, verhinderen jullie.”
Toen hij van daar vertrok, begonnen de schriftgeleerden en Farizeeën in toorn hem heftig aan te vallen. Ze vroegen hem uit over allerlei zaken, en spanden hem strikken, erop uit om uit zijn mond iets te horen waarvan ze hem konden beschuldigen.
De harde taal van Jezus gaat ook vandaag nog verder. Jullie maken werk van het doodse, niet van het leven, zegt hij, en zij die wel kiezen voor het leven hou je tegen. Nogal logisch dat de schriftgeleerden en farizeeën zich heftig verweren. Niemand wil dit horen over zichzelf. Maar het gebeurt wel, ook in ons leven. Het gebeurt dat je dingen bij anderen afkeurt terwijl je ze ondertussen doodleuk zelf doet. Als je dit onder ogen wil zien en herkennen in je eigen leven, dan zal je aan kritisch zelfonderzoek moeten doen, en dat is niet evident. We zijn immers heel creatief in het goedpraten van ons eigen gedrag. Jezus weet dat maar al te goed en hij houdt ons een spiegel voor. Hij reikt ons sleutels (onderscheiding en goddelijke liefde) aan.
En wij, zullen wij ook in het verweer gaan? Blijven we meebouwen aan de grafmonumenten of nemen we de sleutels aan en kiezen we voor wat leven geeft?
De harde taal die Jezus hier gebruikt is terecht, maar gelukkig hebben wij weet van de Liefde zodat kritisch naar onszelf kijken kán en zelfs niet bedreigend hoeft te zijn.
Lc.12,54-57 (22/10/2021)
Tegen de menigte zei Jezus nu ook: “Als jullie een wolk zien opkomen in het westen, zeg je meteen: er komt regen – en zo gebeurt het inderdaad. En als er een zuidenwind waait, zeg je meteen: het wordt heet – en zo gebeurt het inderdaad.
Dubbelzinnigaards! [hypocritai] De fenomenen van aarde en hemel weet je wel te onderscheiden, waarom dan niet deze tijd? Waarom oordelen jullie niet uit jezelf wat het rechte is?
Wanneer je met je tegenpartij naar de overheid stapt, doe onderweg dan nog alle moeite om van hem af te komen, want anders sleurt hij je naar de rechter en de rechter zal je overleveren aan de deurwaarder en de deurwaarder zal je in de gevangenis werpen. Ik zeg je: Je zult daar niet uit komen totdat je tot de laatste cent hebt betaald.”
Dubbelzinnigaards, onoordeelkundigen, kronkelaars, … zo noemt Jezus ons vandaag. Ja óns, want in het Evangelie gaat ‘deze tijd’ nooit enkel over ‘de tijd van toen’.
Rondom ons (h)erkennen we het makkelijk, maar zien we het ook in ons eigen leven dat er soms toch wel heel wat ‘verdwaasdheid’ is? We lopen richtingloos rond omdat we de tekenen van de tijd niet onderscheiden, geen onder-scheid weten te maken in wat ‘recht’ of ‘on-recht’ is.
Als Jezus – helemaal in de lijn van de hele Bijbel – spreekt over ‘recht’ en ‘rechtvaardigheid’, dan gaat dat niet over wat wij vandaag een wetboek noemen, waarin alles ‘correct’ en ‘allen gelijk voor de wet’ moet zijn. ‘Recht’ gaat over ‘wat recht is’, wat ‘juist’ is, waarachtig goed, … (In het Duitse: Richtig.) On-recht is dan alles wat daar niet aan beantwoordt. Het verschil tussen recht en on-recht wordt niet gemaakt in een wetboek, maar in een onderscheidend hart!
Als Jezus zo uitvaart vandaag, dan is het omdat hij duidelijk hoopt dat zijn volgelingen recht-vaardige mensen worden, geoefend in het zien én doen van wat recht is!
Lc.14,1.7-11 (30/10/2021)
Het gebeurde eens dat Jezus te gast was voor de maaltijd op sabbat in het huis van een overste van de farizeeën en zij hielden hem in de gaten.
Jezus had opgemerkt hoe de gasten de voornaamste plaatsen aan tafel zochten. Hierop vertelde hij hun een gelijkenis:
Wanneer je door iemand wordt uitgenodigd voor een bruiloftsfeest, ga dan niet aanliggen aan de voornaamste plaatsen. Misschien is er iemand uitgenodigd die voornamer is dan jij. Als die dan komt, zou jullie gastheer zeggen: “Maak plaats voor hem”, en dan zul je vol schaamte de laatste plaats moeten innemen. Nee, wanneer je wordt uitgenodigd, ga dan aanliggen op de laatste plaats. Als dan de gastheer komt, zal hij je zeggen: “Vriend, kom meer naar voor!”, en dan zal je eer te beurt vallen voor de ogen van al je tafelgenoten.
Want ieder die zichzelf groter maakt, zal kleiner worden, en wie zichzelf kleiner maakt, zal groter worden.
Kom op voor jezelf! Hou niet teveel rekening met de ander en zorg ervoor dat jij op de beste, de voornaamste plaats terecht komt! Zulke gedachten zijn ons niet vreemd (als we eerlijk naar onszelf durven kijken tenminste).
De vraag is echter: Wat is de ‘beste’ plaats?
Het is die plaats (dat moment) waar alles in jou op z’n plaats valt. Het is daar waar je voelt dat wat je doet en zegt, klopt en dat je één bent. Het is daar waar je mag groeien als mens. Het is leven in G-d.
Het is Jezus zelf die ons de weg wijst. Heel z’n leven (woord en daad) is een teken van ‘leven op je plaats’. Hij is opmerkzaam op wat er rondom hem gebeurt en ziet zo de ander, niet om te (ver)oordelen of terecht te wijzen, maar omdat de ander er toe doet. Hij staat open voor het ‘Onverwachte’ en maakt ruimte om de a/Ander gastvrij te ontvangen.
Hij laat zien dat een nederige en zachtmoedige levenshouding leidt tot verbondenheid. Vanuit deze verbondenheid mag de ander jou leiden – en jij de ander – naar de ‘beste’ plaats. Daar zal je Léven en écht feesten!
Lc.16,1-8 (5/11/2021)
Jezus zei ook tegen zijn leerlingen [terwijl de farizeeën en schriftgeleerden meeluisterden]:
“Er was eens een rijk man die een huismeester had die bij hem werd aangeklaagd omdat hij zijn bezittingen verkwistte. Hij riep hem en zei: “Wat hoor ik daar over jou? Geef verantwoording van je bestuur, want zo kun je geen huismeester blijven.” De huismeester zei nu bij zichzelf: “Wat moet ik doen, nu mijn heer mij het bestuur ontneemt? Om te spitten heb ik niet de kracht en om te bedelen schaam ik me …” Ik weet al wat ik ga doen, zodat – wanneer ik ontzet ben uit het bestuur – ze mij toch in hun huis zullen ontvangen.” En hij riep elk van de schuldenaars van zijn heer bij zich en vroeg aan de eerste: “Hoeveel ben je mijn heer schuldig?” Die zei: “Honderd vaten olie.” Hij antwoordde hem nu: “Hier is je akte, ga zitten en schrijf vlug: vijftig.” Vervolgens zei hij tegen een ander: “En jij, hoeveel ben jij schuldig?” Die zei: “Honderd [grote] maten tarwe.” Tegen hem zei hij: “Hier is je akte. Schrijf: tachtig.”
De heer prees de oneerlijke huismeester dat hij doordacht had gehandeld. Want de kinderen van deze wereld handelen doordachter dan de kinderen van het licht ten aanzien van hun tijdgenoten.”
Heb jij ook niet vaak de indruk dat de kwade krachten in de wereld (zowel dicht rondom ons als internationaal) wel erg goed georganiseerd zijn, hun zaakjes goed uitkienen en altijd profijt weten te maken van nieuwe technische mogelijkheden?
Dat was in Jezus’ tijd ook al zo – omdat het ‘des mensen’ is. Hij had er een scherp oog voor. Zo ook met ons: Hoe meer wij ingaan op de weg van Jezus, hoe meer wij ‘recht’ van ‘on-recht’ gaan onderscheiden – en dus ook het gekonkel van de wereld herkennen.
Het kan lijken dat Jezus ‘de kinderen van de wereld’ hier goedpraat. We mogen echter zijn eigen conclusie niet weglaten van het verhaaltje zelf! Hij prijst niet dat ze kwade dingen nastreven. Hij prijst wél dat ze het verstand dat ze als mens hebben ook gebruiken en dat ze al hun mogelijkheden inzetten om te bereiken wat ze willen bereiken. Dáár zouden ‘de kinderen van het licht’ wel een voorbeeld mogen aan nemen!
We weten het helaas uit de geschiedenis én ons eigen leven: tegelijk ‘doordacht handelen’ én ‘recht doen’ is dansen op een slappe koord. In dat ‘doordacht handelen’ sluipt immers maar al te makkelijk ons ikje binnen. Toch vraagt Jezus van zijn leerlingen het minstens te proberen!