Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Lc. 21,12-19 (25/11/2020)

“Maar vóór dit alles, zullen zij de hand aan jullie slaan.
Ze zullen jullie vervolgen en je uitleveren aan synagogen en gevangenissen,
en ze zullen je voor koningen en gouverneurs slepen, omwille van mijn naam.
Het zal voor jullie uitlopen op een getuigenis [marturion  martelaarschap].
Neem dan ter harte dat je je verantwoording niet tevoren moet instuderen,
want ikzelf zal jullie een taal en wijsheid geven die niemand van jullie weerstrevers zal kunnen weerstaan of weerleggen.
Ja, ook door ouders en broers, verwanten en vrienden, zullen jullie uitgeleverd worden.
Sommigen van jullie zullen ze doden. Jullie zullen gehaat worden door allen omwille van mijn naam.
Maar geen haar van jullie hoofd zal verloren gaan! In je standvastigheid verwerf je je leven!”

Neen, het zijn geen gemakkelijke tijden. De ‘woeligheden’ rondom ons kunnen ook al snel ‘woeligheden’ ín ons worden.
Maar – zoals gisteren al genoemd en de komende dagen steeds herhaald – onze oriëntering op G-d (= Liefde, Léven, Vertrouwen) leidt ons daar doorheen.
Dát is nu die zo andere reactie van Jezus op dit soort tijdingen. Telkens als er zo’n woelige tijden zijn,
zijn er altijd wel die dit aangrijpen voor doemgedachten en moedeloosheid. Jezus zegt: “Hou vast, hou vol, wees standvastig!
Geen haar van jullie hoofd zal verloren gaan!” Dat is geen ‘persoonlijke heldhaftigheid’ (de meesten van ons hebben daar de kracht niet voor).
Dat is wél een georiënteerdheid, een Vertrouwen op het in-gebed zijn in een goddelijke Geest die draagt en vérder stuwt.
Een ‘bestudeerde uitleg’ kunnen we daar meestal ook niet aan geven, maar wanneer kan dat, als het over Liefde, Léven, Vertrouwen gaat?
‘Getuigenis afleggen’ is niet van de orde van een rationeel discours, maar is van de orde van de Liefde!

 

Lc.21,20-28 (26/11/2020)

“Wanneer jullie zien dat Jeruzalem door legerkampen omsingeld wordt, weet dan dat haar verwoesting nabij is.
Laat dan wie in Judea is, vluchten naar de bergen, wie in de stad is, naar buiten vluchten,
en wie in de velden is, niet de stad binnengaan. Want dit zijn dagen van voltrekking van het vonnis, tot vervulling van wat geschreven is.
Wee de zwangeren en zogenden in die dagen, want er zal grote nood zijn in het land en woede over dit volk.
Ze zullen gedood worden door het zwaard, gevangen weggevoerd naar alle volken en Jeruzalem zal door de volken vertrapt worden,
tot hun tijd vervuld is.”
“Er zullen tekenen zijn aan zon, maan en sterren, op het land benauwdheid en radeloosheid bij de volken en geraas van zeeën en golven. [Ps.65,8]
Angst zal de mensen de adem benemen om wat ze denken dat wereld zal overkomen,
want de krachten van het universum worden aan het wankelen gebracht.
En dan zullen ze de mensenzoon zien komen op een wolk, met stuwkracht en grote heerlijkheid.
Als deze dingen nu beginnen te gebeuren,
richt je op en hef je hoofden omhoog,
want jullie vrijmaking is nabij!”

Woelige tijden. ‘Apocalyptische’ tijden. Zo was het zeker op het ogenblik dat Lucas zijn Evangelie schrijft:
Jeruzalem, hét religieuze centrum, met de grond gelijk gemaakt door de Romeinen (in 70 na Chr.)
Voor wie een goed oog heeft en ‘de tekenen van de tijd’ leest, laten ‘apocalyptische tijden’ zich meestal een heel stuk vroeger zien.
Die komen nooit ‘uit de lucht vallen’; ze zijn een ‘logisch’ gevolg van hoe de wereld met zichzelf omgaat.
En dát had Jezus uiteraard goed gezien. Dus spreekt hij er ook over en probeert zijn leerlingen (ons) er op voor te bereiden.
Níet – zoals al te vaak gebeurde én gebeurt – met allerlei doemdenkerij! Jezus’ uitspraak hier is merkwaardig positief:
“…, richt je op en hef je hoofden omhoog, want jullie vrijmaking is nabij!”
‘Nabijheid’, in Bijbelse taal, gaat over G-d die ín zijn mensen aanwezig is.
Er is dus geen enkele wereldsituatie (of persoonlijke situatie) waarin G-d níet aanwezig zou zijn!
Dit dieper gaan beseffen, is enorm bevrijdend!

 

Lc.21,29-33 (27/11/2020)

Nu vertelde hij hen [zijn leerlingen] een gelijkenis: “Kijk naar de vijgenboom, en alle bomen.
Wanneer jullie zien dat zij beginnen te ontspruiten, weet je uit jezelf dat de zomer dichtbij is.
Zo moeten jullie ook, wanneer je deze dingen ziet gebeuren, weten dat het koningschap van God dichtbij is.
Jazeker, ik zeg jullie: Deze generatie zal niet voorbijgaan totdat al deze dingen gebeuren.
Hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden gaan nooit voorbij.”

Weerbarstige stukken Evangelie, vandaag en de komende twee dagen – net in de overgang van het einde van het (liturgisch) jaar naar de Advent (die zondag start).
Maar het is juist de kwestie van die ‘overgangen’ die de lezingen wíllen ter sprake brengen. Want ze zijn van alle tijden (soms kleiner, soms groter) én van alle mensen!
Terugkijken naar ervaringen met overgangen in ons persoonlijk leven, zou ongetwijfeld leerrijk kunnen zijn in onze omgang met overgangen in de grotere wereld.
Eén ervan (zodanig vanzelfsprekend dat we ze over het hoofd zien) is: Het féit dat we hier nu – ná die overgang (doet er niet toe welke) – er zíjn! (… en denk dan even verder …)
Een even vanzelfsprekende reikt Jezus ons vandaag aan: Kijk naar de natuur! (… en denk dan even verder …)
Álle uiterlijke dingen zijn aan verandering (en dus overgang) onderhevig en hebben op zichzelf dus geen ‘eeuwigheid’.
Eeuwigheid heeft alleen Gods ‘Woord’, dat is: zijn Scheppingskracht = Liefde voor zijn schepping!

Lc. 21,34-36 (28/11/2020)

“Neem jezelf in acht!, dat je hart niet wordt bezwaard door brasserij en dronkenschap en door zorgen om je levensonderhoud,
en dat die dag niet plots voor je komt te staan als een klapnet. Hij zal komen over allen op heel de wereld.
Waak dan, op elk moment, en bid dat je standvastig mag zijn, deze dingen, die op het punt staan te gebeuren,
zou ontvluchten en mogen standhouden voor de mensenzoon.”

(Dit commentaar vormt een vervolg op dat van gisteren (zie hieronder).)
Maar ondertussen, in de overgangstijd zelf, verlopen de dingen natuurlijk behoorlijk weerbarstig en dus lastig.
Het is dan een begrijpelijke en menselijke reactie om uitwegen/uitvluchten te zoeken of onze last wat te verdoezelen met ‘leuke dingen’
(ook ‘cocoonen’ is populair in onze dagen, en ook ‘shoppen’).
Jezus’ ‘Evangelie’ in deze dagen – zijn bevrijdende boodschap! – is er net níet een die de dingen verdoezelt, hoe lastig ze ook zijn.
Nee, hij probeert juist onze ogen te openen zodat we ons er niet door laten vangen (als door een klapnet)!
Hij raadt ons juist aan – hoopt van ons, als zijn leerlingen – dat wij dát soort al te menselijke reactie zouden ontvluchten,
om ‘wakker’ voor G-d te staan … om ‘wakker’ ín G-d te staan!
(wordt vervolgd …)

 

3de Paaszondag
Lc. 24,13-35 Emmausgangers (26/4/2020)

Op de eerste dag van de week waren er twee leerlingen van Jezus op weg naar een dorp dat Emmaüs heette en dat zestig stadiën van Jeruzalem lag.
Zij spraken met elkaar over alles wat was voorgevallen. Terwijl zij zo aan het praten waren en van gedachten wisselden,
kwam Jezus zelf op hen toe en hij liep met hen mee. Maar hun ogen werden verhinderd hem te herkennen.
Hij vroeg hun: 'Wat is dat voor een gesprek dat gij onderweg met elkaar voert?' Met een bedrukt gezicht bleven ze staan.
Een van hen, die Kléopas heette, nam het woord en sprak tot hem: 'Zijt gij dan de enige vreemdeling in Jeruzalem,
dat gij niet weet wat daar dezer dagen gebeurd is?' Hij vroeg hun: 'Wat dan?' Ze antwoordden hem: 'Dat met Jezus de Nazarener, een man die profeet was,
machtig in daad en woord, in het oog van God en heel het volk; hoe onze hogepriesters en overheidspersonen hem hebben overgeleverd
om hem ter dood te laten veroordelen en hoe zij hem aan het kruis hebben geslagen. En wij leefden in de hoop, dat hij degene zou zijn
die Israël ging verlossen! Maar met dit al is het reeds de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Wel hebben een paar vrouwen uit ons midden
ons in de war gebracht; ze waren in de vroegte naar het graf geweest maar hadden zijn lichaam niet gevonden en ze kwamen zeggen,
dat zij ook nog een verschijning van engelen hadden gehad, die verklaarden dat hij weer leefde. Daarop zijn enkelen van de onzen naar het graf gegaan
en zij bevonden het zoals de vrouwen gezegd hadden, maar hem zagen ze niet.'
Nu sprak hij tot hen: 'O onverstandigen, die zo traag van hart zijt in het geloof aan alles wat de profeten gezegd hebben!
Moest de Messias dat alles niet lijden om in zijn glorie binnen te gaan?' Beginnend met Mozes verklaarde hij hun uit al de profeten
wat in al de Schriften op hem betrekking had.
Zo kwamen ze bij het dorp waar ze heengingen, maar hij deed alsof hij verder moest gaan. Zij drongen bij hem aan:
'Blijf bij ons, want het wordt al avond en de dag loopt ten einde.' Toen ging hij binnen om bij hen te blijven.
Terwijl hij met hen aanlag nam hij brood, sprak de zegen uit, brak het en reikte het hun toe. Nu gingen hun ogen open en zij herkenden hem,
maar hij verdween uit hun gezicht. Toen zeiden ze tot elkaar: 'Brandde ons hart niet in ons, zoals hij onderweg met ons sprak en ons de Schriften ontsloot?'
Ze stonden onmiddellijk op en keerden naar Jeruzalem terug. Daar vonden ze de elf met de mensen van hun groep bijeen.
Dezen verklaarden:'De Heer is werkelijk verrezen, hij is aan Simon verschenen.'
En zij van hun kant vertelden wat er onderweg gebeurd was en hoe hij door hen herkend werd aan het breken van het brood.

Wie ziet wat?
Jezus ziet twee bedroefde mannen mompelend afdruipen, het onvermijdelijke uitgelachen worden tegemoet. Ze moesten zo nodig toch eens met die fantast uit Galilea meelopen – je ziet wat er van komt. Maar hij ziet ook hun diepe verdriet, hun ontgoocheling die niet oppervlakkig is. Hij ziet hun verwarring en hun onmacht. Dat ziet hij, omdat hij hun vriend is.
Daarom gaat hij mee in hun verhaal.
De twee mannen zien een eenzame reiziger, die wel goed kan vertellen en zo een beetje hun verdriet en schrik kan verdrijven. Meer nog, ze worden er warempel warm van.
En ze zien die eenling – zonderling – in hún plaats brood nemen en delen. En dan zien ze – of zien ze niets meer? of zien ze des te beter? – dat die vreemdeling geen vreemdeling was!
Dat zien ze, omdat hij hun vriend is. Daarom gaan ze mee in zijn verhaal. In tegenstroom.
Vriendschap vermag veel …

 

Lc. 24,13-35 (7/4/2021)

Kijk! Juist op die dag waren twee van hen [van de ruimere groep leerlingen die in Jeruzalem het bericht van de vrouwen hadden gehoord] op weg naar een dorp dat Emmaüs heette en zo’n zestig stadiën [ca. 11km] van Jeruzalem lag. Zij wisselden met elkaar van gedachten over alles wat was voorgevallen. En zo sprekend en samen zoekend, gebeurde het dat Jezus zelf hen naderde en samen met hen verder trok. Maar hun ogen waren verstard zodat ze hem niet herkenden.
Nu zei hij tegen hen: “Wat is dat voor woordenwisseling onder jullie onderweg?” Met een somber gezicht bleven ze staan. Eén van hen, die Kleopas heette, antwoordde: “Ben jij dan de enige passant [paroikos] in Jeruzalem die niet gehoord heeft wat daar deze dagen is gebeurd?” Hij vroeg: “Wat dan?” Ze zeiden: “Wel, over Jezus, uit Nazaret. Hij was een profetisch man, vol-macht in werk en woord voor God en heel het volk. Hoe onze hogepriesters en leiders hem hebben uitgeleverd tot een terdoodveroordeling en hem hebben gekruisigd. En wij hoopten dat hij Israël zou gaan verlossen, maar ondertussen is het al de derde dag sinds die dingen gebeurd zijn. Wel waren er enkele vrouwen uit ons midden die ons in verwarring brachten. Zij waren vroeg in de morgen naar het graf gegaan, maar vonden zijn lichaam niet, en zij kwamen zeggen dat ze een visioen van boodschappers [angeloi] hadden gezien, die zeiden dat hij leeft. Enkele van de mensen die met ons samen waren, zijn dan naar het graf gegaan. Ze vonden het zoals de vrouwen hadden gezegd, maar hem hebben ze niet gezien.”
Nu zei hij tegen hen: “O onverstandigen en tragen van hart om tot vertrouwen te komen op grond van alles wat de profeten hebben gezegd … ‘Moest’ soms niet de Gezalfde [Christos] dit alles lijden om binnen te gaan in zijn grootheid?” En beginnend bij Mozes legde hij bij al de profeten duidelijk aan hen uit wat in al de Geschriften op hem betrekking had.
Ze naderden het dorp waar ze heen trokken en hij deed alsof hij verder zou gaan. Maar zij drongen sterk aan: “Blijf bij ons, de dag is dalend, de nacht is nabij.” En hij ging bij hen binnen om bij hen te blijven.
En toen ze samen aan tafel waren, gebeurde het: Hij nam het brood en zegende het, hij brak het en gaf het hun. Nu gingen hun ogen wijd open en zij herkenden hem. Hij werd onzichtbaar voor hen.
Ze zeiden tegen elkaar: “Brandde ons hart niet in ons toen hij zo tegen ons sprak onderweg en toen hij voor ons de Schriften echt opende?” Ze stonden op en nog hetzelfde uur keerden ze naar Jeruzalem terug. Ze vonden er de elf en enkelen met hen bijeen. Dezen zeiden: “De Heer is werkelijk opgewekt! Hij heeft zich laten zien aan Simon!” En zij vertelden wat er onderweg was gebeurd en hoe hij zich had laten kennen in het breken van het brood.

Samen gaan ze ‘op weg’ terug naar Emmaüs, ‘weg van’ Jeruzalem. “Kijk!”, daar gaan ze, elk met een eigen verhaal. Ze proberen te verstaan wat er de afgelopen dagen gebeurd is. De onmacht hangt tussen hen in. Het wordt stil (en in de stilte hoor en zie je meer, dieper, intenser).
Een tochtgenoot komt en gaat met hen mee. Een vreemdeling, een man die luistert. Ze vertellen hem waar zij op hoopten. Ze vertellen van het verlangen dat deze droom eens waar zou worden. Maar nu blijft er alleen nog teleurstelling over.
En de man blijft bij hen en hij luistert naar hun verdriet en ontgoocheling. Hij hoort hun pijn in elk onuitgesproken woord.
En dan vertelt hij zijn verhaal, herkenbare woorden van toen. Een verhaal dat verdriet opschort, verlangen opwekt. Woorden die een nieuw licht werpen op wat hen bezighoudt.
Een verhaal dat een ander perspectief biedt.
Ze herkennen die woorden bij ’t breken van het brood en een diep verlangen welt in hen op. Samen gaan ze op weg, terug naar Jeruzalem hopend dat zijn droom eens zal worden waar verhaal.