Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Mc.4,35-41 (27/01/2024)

35    Op diezelfde dag, toen het avond was geworden,
       zei hij tegen hen:
       “Laten we naar de overkant van het meer gaan.”
36    Ze lieten de menigte gaan
       en namen hem mee, zoals hij in de boot zat.
       Ook andere bootjes waren bij hem.
37    Er stak een hevige stormwind op
       en de golven stortten zich op de boot,
       zodat die al vol liep.
38    Hij lag ondertussen op het achterschip, op een kussen, te slapen.
       Ze maakten hem wakker en zeiden:
       “Meester, raakt het jou niet dat we vergaan?”
39    Nu wakker geworden, strafte hij de wind af
       en zei tegen het meer: “Zwijg! Wees stil!”
       En de wind bedaarde
       en er ontstond een grote stilte.
40    Hij zei tegen hen:
       “Waarom zijn jullie zo bang?
       Hoe kunnen jullie nog zo zonder vertrouwen zijn?”
41    Zij echter werden erg bevreesd
       en zeiden tegen elkaar:
       “Wie is hij toch,
       dat zelfs de wind en het meer hem gehoorzamen?”

Het verhaal van de storm op het meer is een verhaal vol symboliek: op weg gaan, grond die onder je voeten wegzakt, levens-angst, verlies van zekerheden, alle vertrouwen dat smelt als sneeuw onder de zon, grote stilte …
Stel je even voor dat jijzelf in dat wankele bootje terecht gekomen bent. Je leven gaat z’n gewone gangetje tot het plots helemaal omslaat van een rustig voortkabbelend leven naar stormachtige tijden. Zo kwetsbaar is het leven.
De evangelist benoemt het als storm en stilte, als roepen en zwijgen, als slapen en wakker gemaakt worden. Bij hem speelt op de achtergrond vermoedelijk de tekst van Psalm 18 mee, waar staat: “Toen kwam Jij; Je blies je Geest door wind en water: bedding werd ontwaarbaar. Je greep mijn hand, onttrok mij aan het water, ontrukte mij aan mijn machtige vijand. Jij gaf mij weer levensruimte omdat Je mij lief hebt.” (v.8-20)
Zou het kunnen dat het ín de grote stilte is dat je G-ds rust en vertrouwen op het spoor kan komen? Zou het kunnen dat je daar levensruimte ont-dekt en mag beseffen dat G-d je lief heeft?

Mc.5,21-43 (30/01/2024)

21    Nu stak Jezus met de boot weer over
       naar de andere kant [Kafarnaüm].
       Aan de oever van het meer
        verzamelde zich een grote menigte bij hem.
22    Kijk!
       Een van de oversten van de synagoge, Jaïrus genaamd,
       kwam ook
       en toen hij Jezus zag, viel hij aan zijn voeten neer.
23    Hij smeekte hem met aandrang:
       “Mijn dochtertje ligt op sterven.
       Kom en leg haar de handen op
       zodat ze bevrijd wordt en leeft!”
24    Jezus ging met hem mee.
       Een grote menigte volgde hem
       en ze drongen tegen hem op.

25    Er was een vrouw
       die al twaalf jaar aan bloedverlies leed.
26    Ze had veel geleden onder vele artsen
       en heel haar bezit eraan besteed,
       maar er helemaal geen baat bij gehad;
       integendeel, het was nog slechter geworden.
27    Zij had over Jezus gehoord.
       Ze naderde hem van achteren in de menigte
       en raakte zijn kleed aan,
28    want ze dacht:
       “Zelfs als ik maar zijn kleren kan aanraken,
       zal ik bevrijd worden.”
29    En onmiddellijk hield het bloedvloeien op
       en zij voelde aan haar lichaam
       dat ze van haar gesel genezen was.
30    Maar onmiddellijk voelde Jezus in zichzelf
       dat er een kracht van hem was uitgegaan.
       Hij keerde zich om in de menigte
       en vroeg:
       “Wie heeft mijn kleren aangeraakt?”
31    Zijn leerlingen zeiden hem:
       “Je ziet dat een menigte tegen je opdringt
       en jij vraagt: Wie heeft mij aangeraakt?!”
32    Maar hij keek rond
       om te zien wie dit gedaan had.
33    De vrouw nu, wetend wat er met haar was gebeurd,
       kwam angstig en bevend bij hem,
       viel voor hem neer
       en vertelde hem de hele waarheid.
34    En hij zei haar:
       “Dochter, je vertrouwen heeft je bevrijd.
       Ga in vrede, en wees genezen van je gesel.”

35    Hij was nog aan het spreken,
       toen ze van het huis van de synagoge-overste kwamen zeggen:
       “Je dochter is gestorven.
       Wat val je de meester nog lastig?!”
36    Maar Jezus hoorde wat er gezegd werd
       en zei tegen Jaïrus:
       “Wees niet bang, vertrouw alleen maar.”
37    Hij liet niemand toe hen te volgen,
       behalve Petrus, Jakobus
       en Johannes, de broer van Jakobus.
38    Ze kwamen in het huis van de overste
       en hij zag de grote beroering,
       het luide wenen en jammeren.
39    Hij ging binnen en vroeg hun:
       “Waarom zo’n beroering en geween?
       Het kind is niet gestorven, maar slaapt.”
40    Maar ze lachten hem uit.
       Hij stuurde hen echter allemaal weg.
       De vader en moeder van het kind
       en de leerlingen die bij hem waren,
       nam hij mee
       en ging de plaats binnen waar het kind lag.
41    Hij pakte de hand van het kind vast
       en zei tegen haar:
       Talitha koem!”,
       wat vertaald betekent: Meisje, ik zeg je: sta op!
42    Onmiddellijk stond het meisje op en liep rond
       – want het was twaalf jaar.
       Allen waren buiten zichzelf van verbazing.
43    Hij gebood hun nadrukkelijk
       dat niemand dit te weten mocht komen.
       En hij zei dat ze haar te eten moesten geven.

Twee totaal verschillende mensen wenden zich tot Jezus.
Jaïrus, de vader van het meisje dat op sterven ligt, is een overste van de synagoge. Hij is een man van aanzien. Wanhopig werpt hij zich voor Jezus op de knieën. Hij durft Jezus te vragen met hem mee te komen.
Een vrouw, ten einde raad, staat midden in een zee van mensen, klein en machteloos. Ze beseft dat ze geen toekomst heeft. Haar groot verlangen naar genezing drijft haar voort. Ondanks het gedrang slaagt ze erin het kleed van Jezus aan te raken.
En Jezus, hij laat zich raken door hun geloof en vertrouwen. Hij gaat met beiden in gesprek. Hij wil deze mensen écht ontmoeten. Het is opvallend hoe menselijk en bezorgd hij is. Hij kende zeker Psalm 72: “Dan wordt bevrijd wie arm is en om hulp roept, wie zwak is en geen helper heeft. Dan is er ontferming over zwakken en behoeftigen, de kleinen wordt het leven gered.” (v. 12-13) Hij maakte deze woorden waar en zo mondt een waar-achtige ontmoeting uit in nieuw leven, een nieuw begin, ook nog na twaalf jaar.

Mc.16,15-20 (9/05/2024)

15    Jezus zei tegen hen [zijn leerlingen]:
       “Ga de hele wereld in
       en verkondig de bevrijdende boodschap
       aan de gehele schepping!
16    Wie in vertrouwen zal leven
       en ondergedompeld worden,
       die zal bevrijd worden;
       maar wie niet in vertrouwen zal leven,
       zal veroordeeld worden.
17    En dit zijn de tekenen
       die de vertrouwenden zullen vergezellen:
       Ze zullen in mijn naam demonen uitdrijven,
       ze zullen nieuwe talen spreken,
18    ze zullen slangen vastnemen
       en dodelijk vergif drinken zonder dat het hen schaadt,
       ze zullen zwakken de handen opleggen
       en ze zullen het goed stellen.”
19    Nadat de Heer zo tegen hen gesproken had,
       werd hij opgenomen in de hemel [1Kon.2,11]
       en zit aan de rechterhand van God. [Ps.110,1]
20    Maar zij trekken er op uit en verkondigen overal.
       De Heer werkte met hen mee
       en bekrachtigde het woord
       de tekens die het vergezelden.

Omdat wijzelf fysiek en driedimensionaal zijn, is het voor ons moeilijk om ons iets als Jezus’ ‘hemelvaart’ ánders voor te stellen dan ruimtelijk. De beeldvorming van eeuwen ver heeft dit uiteraard versterkt. Maar ‘de hemel’ is toch wel wat meer/anders dan ‘iets daar ergens boven’, de leerlingen zagen meer/anders dan ‘Jezus steeg op’ (dat staat ook niet in het Evangelie!), en hij zit daar nu niet ‘op een wolk te regeren’ naast G-d!
Misschien beginnen we er meer van te bespeuren als we zouden ‘de hele wereld in gaan en de bevrijdende boodschap verkondigen’?! Misschien zouden we dan gaan ontdekken dat leven in vertrouwen een goddelijke kracht is die ‘hemel en aarde omspant’, ttz: alles kan doordringen en in een nieuw licht plaatsen. Misschien dat wij dan zouden ontdekken dat de Heer met ons meewerkt, ook vandaag, én ook morgen … Misschien dat ‘hemelvaart’ ons dan de ogen opent en ons zicht verruimt, in breedte, diepte én lengte …

Mc.9,38-40 (22/05/2024)

38    Johannes bracht nu in:
       “Meester, wij hebben iemand gezien
       die in jouw naam demonen uitdrijft
       maar die ons niet volgt.
       Daarom hebben wij geprobeerd het hem te verhinderen.
39    Maar Jezus zei:
       “Verhinder het hem niet!,
       want niemand zal in mijn naam een machtige daad doen
       en tegelijk kwaadspreken over mij.
40    Want wie niet tegen ons is,
       is vóór ons!

Mensen lijken toch niet erg te veranderen in de loop van 2000 jaar! – Net daarom overigens, is het nog steeds interessant om de Bijbel te lezen! – Alleen wie zich bij onze club aangesloten heeft, mag de dingen doen die wij doen. Wie zich niet tot onze club wil bekennen, stoten wij af en verhinderen wij. Alsof wij een patent kunnen nemen op het goede.
Jezus zou Jezus niet zijn als hij in dit soort al te klein-menselijkheid zou meegaan. Als het goede maar gebeurt, vindt hij. Goedheid en goedheid – in wat voor naam dan ook – zullen elkaar wel vinden – tenminste uiteraard als je het wíl zien.
Het zou een waarmerk voor Christenen (dus ook voor ons vandaag) moeten zijn, níet te denken dat wij goedheid kunnen opsluiten in onze eigen club, maar integendeel met open oog en hart te erkennen waar goedheid overal gebeurt en daar bondgenootschap mee te sluiten. Immers – om het met de woorden van de veel latere Johannes te zeggen: Waar Liefde is, ís G-d!

Mc.10,17-27 (27/05/2024)

17    Toen hij weer op weg was,
       haastte zich iemand naar hem toe [volgens Matteüs een adolescent].
       Die viel voor hem op de knieën en vroeg:
       “Goede meester,
       wat moet ik doen om deel te krijgen aan het volle leven?”
18    Maar Jezus zei hem:
       “Wat noem je mij goed? –
       niemand is goed behalve één: God.
19    Je kent de wijzingen:
       je zult niet doden,
       je zult niet stelen,
       je zult niet vals getuigen,
       je zult niet beroven,
       eer je vader en je moeder.”
20    Maar hij antwoordde hem:
       “Meester, al deze dingen heb ik in acht genomen
       van zodra ik ze leerde kennen.”
21    Jezus keek hem aan en had hem lief.
       Hij zei: “Aan één iets heb je nog tekort:
       ga, verkoop wat je hebt, en geef het aan wie tekort heeft.
       Zo zul je een schat hebben in de hemelen,
       en kom dan: volg mij!”
22    Hij werd droevig om dat woord
       en ging verdrietig weg – hij had veel bezittingen …
23    En rond kijkend zei Jezus tegen zijn leerlingen:
       “Hoe moeilijk is het
       om het koningschap van God binnen te gaan
       voor wie heeft wat hij meent nodig te hebben.”
24    De leerlingen waren verbaasd over zijn woorden,
       maar Jezus zei opnieuw:
       “Kinderen, wat is het moeilijk
       om het koningschap van God binnen te gaan
       voor wie vertrouwt op wat hij heeft.
25    Makkelijker is het
       voor een kameel door het oog van de naald binnen te gaan
       dan voor een rijke in het koningschap van God.”
26    Zij waren enorm verbaasd en vroegen onder elkaar:
       “Wie kan dan bevrijd worden?”
27    Maar Jezus keek hen aan [met dezelfde blik als naar de adolescent] en zei:
       “Bij mensen is dit onmogelijk, maar niet bij God;
       want bij God is alles mogelijk!” [Gen.18,14]

We zijn geneigd wat compassie te hebben met die ‘rijke jongeling’. Ach, hij meende het goed, maar kon die laatste stap niet zetten. Maar schuiven we het daarmee niet van ons af? Heb ík die ‘laatste stap’ gezet? Ik denk dat weinigen onder ons hier volmondig ‘ja’ kunnen op zeggen!
Eerder dus dan compassie met hem te hebben, moeten we er een voorbeeld aan nemen! Hij stelt zich toch maar de ernstige vraag naar ‘het volle leven’ en onderneemt daar ook heel wat voor. Zo komt hij ook effectief dichter bij Jezus.
We zijn ook geneigd die ‘laatste stap’ vooral op materiële rijkdom toe te passen. Dat kan, maar Jezus ziet het ruimer: het gaat over alles wat we dénken nodig te hebben, over datgene waarop we ons vertrouwen stellen. Terwijl hij ons enkel liefdevol aankijkt en hoopt dat wij dáárop durven vertrouwen en hem daad-werkelijk volgen.

Mc.10,32-45 (29/05/2024)

32     Ze gingen op weg naar Jeruzalem.
       Jezus ging voorop; zij waren verschrikt
       en diegenen die volgden waren bang.
       Hij nam de twaalf opnieuw bij zich
       en begon hen te zeggen wat er hem zou overkomen:
33     “Kijk! Nu gaan we op naar Jeruzalem
       en de mensenzoon zal overgeleverd worden
       aan de hogepriesters en schriftgeleerden
       en ze zullen hem ter dood veroordelen.
       Ze zullen hem overleveren aan de niet-Joodse volken
34    en ze zullen hem bespotten, geselen en bespuwen,
       en ze zullen hem doden
       en op de derde dag zal hij worden opgewekt.”

35     Jakobus en Johannes, de zonen van Zebedeus,
       kwamen bij hem en vroegen:
       “Meester, het is onze bedoeling
       dat je voor ons doet wat wij vragen.”
36    Hij zei hen: “Wat wil je dat ik voor jullie doe?”
37    Ze antwoordden hem:
       “Geef dat wij mogen zetelen in jouw grootsheid,
       één links en één rechts van jou.”
38    Maar Jezus zei hen:
       “Je weet niet wat je vraagt.
       Kunnen jullie de beker drinken die ik zal drinken,
       of je laten onderdompelen met de onderdompeling die ik zal ondergaan?”
39    Ze zeiden hem: “Ja, dat kunnen wij!”
       Hij ging tegen hen verder:
       “Ja, mijn beker zul je wel drinken
       en ondergedompeld worden waarin ik ondergedompeld wordt,
40    maar wat betreft het rechts of links van mij zetelen:
       het is niet aan mij dat te geven,
       dat is voor hen voor wie mijn Vader dit bereid heeft.”

41    De tien [overige leerlingen] hoorden dit
       en raakten diep geschokt over Jakobus en Johannes.
42    Maar Jezus riep hen bij zich en zei:
       “Jullie weten dat de leiders van de volken hen overheersen
       en dat de groten hun macht misbruiken tegen hen.
43    Zo mag het bij jullie niet zijn!
       Wie onder jullie groot wil worden,
       moet jullie dienaar zijn,
44    en wie onder jullie de eerste wil zijn,
       moet jullie knecht zijn;
45    zoals de mensenzoon niet gekomen is
       om gediend te worden,
       maar om te dienen
       en zijn leven te geven als losgeld voor velen [= allen].”

Jezus probeert zijn leerlingen duidelijk te maken wat er met hem te gebeuren staat. Het is overigens niet de eerste keer dat hij deze boodschap probeert te brengen. De leerlingen horen wel wat hij zegt, maar luisteren niet, of beter gezegd: ze luisteren wel, maar in functie van zichzelf. Ze zijn bekommerd om hun eigen toekomst en staan niet stil bij wat Jezus eigenlijk wil zeggen.
Jezus merkt dit op en onmiddellijk laat hij zijn eigen zorg los en richt zich volledig op de twee. Hij gaat mee in hun bekommernis. Hij luistert naar hun zorgen en laat zich erdoor raken. Hij stelt helpende vragen, maar kan hun vraag niet oplossen. Hij is (en blijft) hen wel nabij en in zoverre dit in zijn mogelijkheid ligt, stelt hij de twee gerust.
Ondertussen houdt hij ook nog het groepsproces in de gaten en richt de ganse groep naar dat ene punt waar het om draait: Misbruik je macht niet, maar gebruik haar om elkaar te dienen.