Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Mc.6,14-29 (7/02/2025)
14 Koning Herodes hoorde dit,
want zijn naam werd overal bekend.
Men zei:
“Johannes de doper is uit de doden opgestaan.
Daardoor werken die krachten in hem.”
15 Anderen zeiden:
“Hij is Elia.” [de profeet die zou terugkeren]
En weer anderen: “Het is een profeet!”
16 Maar Herodes zei:
“Het is Johannes, die ik onthoofd heb.
Hij is opgestaan uit de doden.”
17 Herodes had inderdaad zelf soldaten gezonden
om Johannes te grijpen
en hem te binden in de gevangenis,
omwille van Herodias, de vrouw van zijn broer Filippus,
met wie hij [onrechtmatig] was getrouwd.
18 Johannes had immers tegen Herodes gezegd:
“Het is niet geoorloofd
de vrouw van je broer te huwen.”
19 Daarom had Herodias het op hem gemunt
en wilde hem doden,
maar dat kon ze niet,
20 want Herodes had ontzag voor Johannes
omdat hij hem kenden als een rechtgeaarde en heilige man.
Daarom beschermde hij hem.
Telkens hij hem hoorde, kwam hij in verlegenheid,
maar toch luisterde hij graag naar hem.
21 Maar er kwam een geschikte dag
toen Herodes op zijn verjaardag
een feestmaal inrichtte
voor zijn rijksgroten, de legeroversten
en de vooraanstaanden van Galilea.
22 Herodias’ dochter was binnengekomen
en had gedanst.
Dat behaagde Herodes en zijn tafelgenoten.
De koning zei tegen het meisje:
“Vraag me wat je wil
en ik zal het je geven.”
23 En hij zwoer haar:
“Wat je mij ook vraagt,
ik zal het je geven,
tot de helft van mijn koninkrijk!”
24 Zij ging naar buiten
en vroeg haar moeder: “Wat zou ik vragen?”
Die zei: “Het hoofd van Johannes de doper.”
25 Onmiddellijk ging zij weer binnen,
haastte zich naar de koning en vroeg:
“Ik wil dat je mij,
onmiddellijk, op een schotel,
het hoofd van Johannes de doper geeft.”
26 De koning werd zeer bedroefd,
maar vanwege de eed en de tafelgenoten
wilde hij haar niet afwijzen.
27 Onmiddellijk zond de koning een lijfwacht
en beval hem het hoofd van Johannes te brengen.
28 Hij ging heen en onthoofde hem in de gevangenis.
Hij bracht zijn hoofd op een schotel
en gaf het aan het meisje,
en zij gaf het aan haar moeder.
29 Toen zijn leerlingen dit hoorden,
kwamen ze om zijn lichaam mee te nemen
en legden het in een graf.
en legden het in een graf.
Profeet zijn, of je medemens op constructieve wijze confronteren met de waarheid (waarop die meestal niet zit te wachten 😊), is niet vanzelfsprekend. De reacties zijn vaak heel verschillend:
- Sommigen steken hun hoofd in het zand.
- Anderen blijven vol ontzag luisteren, ook al worden ze hierdoor in verlegenheid gebracht. Toch verandert er in hun houding niets.
- Weer anderen willen de spreker zo snel mogelijk ‘liquideren’ of monddood maken, zodat hij hen niet langer lastigvalt.
- Er zijn er ook die echt luisteren en wat er gezegd wordt in zich opnemen en ermee aan de slag gaan.
- …
Het is jammer dat het vaak de angst om je ego kwijt te raken, of overmoed of macht zijn die het winnen van de moed om de waarheid onder ogen te zien. En nog meer jammer is het dat degenen die de waarheid spreken – zij die het lef hebben om te confronteren – hiervoor vaak ‘gedood’ worden, letterlijk of figuurlijk.
Gelukkig zijn er ondanks dit alles nog steeds mensen die de moed hebben om door te gaan, niet om de ander te kleineren of te schofferen, maar uit liefde voor hun medemens.
Mc.6,30-34 (8/02/2025)
30 De uitgezondenen [aposteloi] verzamelden zich weer bij Jezus
en gaven hem verslag
over alles wat ze gedaan en onderwezen hadden.
31 Hij zei tegen hen:
“Komen jullie nu zelf eens mee naar een eenzame plaats
om een beetje uit te rusten.”
Want er waren er zovelen die kwamen en gingen
dat ze zelfs geen gelegenheid hadden om te eten.
32 Ze vertrokken met de boot
naar een eenzame plaats, alleen.
33 Velen zagen hen vertrekken
en ze begrepen wat er gaande was.
Vanuit de steden renden ze te voet erheen
en waren er nog vóór hen.
34 Toen Jezus uitstapte
zag hij dan ook een grote menigte.
Hij werd ten diepste bewogen om hen,
want ze waren als schapen zonder herder.
En hij begon hen over vele dingen te onderrichten.
Eergisteren hoorden we dat de leerlingen werden uitgezonden met lege handen, met niets anders dan het goede nieuws bij zich. Vandaag komen ze terug bij Jezus. Wat zíj doen, kunnen wíj ook. We kunnen bij hem terugkomen met onze verhalen over ons bezig-zijn. We mogen bij hem terugkomen en vertellen wat er is gebeurd en wat ons innerlijk beweegt. We mogen bij hem terugkomen om onszelf onder ogen te komen voor G-ds Aangezicht, wetend, of langzaamaan beseffend en toelatend, dat dat Aangezicht liefde is.
Na dat vertellen komt zijn uitnodiging: “Ga mee naar een eenzame plaats.” Het is een plaats om stil te worden en tot rust te komen, om contact te zoeken met die innerlijke kern in ons, omgeven door stilte – dat geheim dat we G-d noemen. Nu, in die stilte, na al die woorden die we zelf hebben gesproken, kunnen we eindelijk luisteren om te horen of hij iets te zeggen heeft.
Dán zullen we horen dat Jezus’ boodschap ook geldt voor ons: zijn goede nieuws zal ook ons leven geven.
Mc.6,53-56 (10/02/2025)
53 Ze staken over naar het gebied van Gennesaret
en legden aan.
54 Toen ze uit de boot kwamen,
herkende men hem onmiddellijk.
55 Ze liepen druk de hele omgeving af
en brachten van overal de zieken op bedden
naar waar ze hoorden dat Jezus was.
56 Overal waar hij ook kwam,
in steden, dorpen of gehuchten,
legde men de zieken op de marktplaats.
Zij smeekten hem
dat ze alleen al maar de zoom van zijn kleed
mochten aanraken.
En al wie hem aanraakte, werd genezen.
Voor mij zegt dit kleine stukje Evangelie veel over hoe een goddelijke samenleving eruitziet.
Het is een samenleving waarin iedereen bezig is met werk en huishouden. Mensen komen en gaan, ze zijn onderweg. Maar ze gaan niet alleen, ze gaan er samen met G-d. Hun hele leven is op G-d gericht. Hij is steeds bij/in hen aanwezig. Hij zit bij hen in de boot. En zo wordt hij herkend.
Deze herkenning zet op hun beurt anderen in beweging. Ze betrekken de meest kwetsbaren, die niet meer alleen op weg kunnen. Ze brengen hen naar G-d toe. De herkenning maakt dat ze erop durven vertrouwen dat G-d ook hun vrienden zal helen. Ze worden niet beschaamd in hun vertrouwen, want wie hem aanraakt, wórdt ook genezen.
De graadmeter voor een goddelijke samenleving, voor onze beschaving, is: Hoe gaan we als individuele mens én als samenleving omgaan met de meest kwetsbaren. Kwetsbaarheid is nu eenmaal een realiteit die er altijd zal zijn en die ons allemaal kan overkomen. Hoe we als samenleving daarmee omgaan, bepaalt onze sterkte en laat zien hoe ver we reeds gevorderd zijn in de realisatie van een goddelijk samenleving.
Mc.10,13-16 (1/03/2025)
13 Men droeg kleine kinderen naar hem toe
met de bedoeling dat hij ze zou aanraken
[= hen de handen opleggen, als zegen],
maar de leerlingen weerden hen af.
14 Toen Jezus dit zag, raakte hij diep geschokt
en zei hen:
“Laat de kinderen bij mij komen,
hinder ze niet!,
want het koningschap van God
is voor wie zijn als zij.
15 Amen, ik zeg jullie:
Wie het koningschap van God
niet ontvangt als een kindje,
zal het echt niet binnengaan.
16 En hij nam ze in zijn armen,
legde hen de handen op en zegende hen.
Nogal een contrast met gisteren (over de echtscheiding)! Of toch niet? Het is niet omdat we dat ‘kindertafereeltje’ idyllischer vinden dan het geploeter van ‘volwassenen’ intermenselijke relaties, dat dit hier minder radicaal zou zijn.
Jawel, het gaat om dezelfde barmhartige en nooit aflatende liefde!
Alsof kinderen alleen maar ‘ideaal’ zijn! Alsof kinderen nooit eens je kwaad maken of ontgoochelen; alsof ze je nooit eens pijnlijk confronteren met wie je in werkelijkheid bent; … – en ga zo maar door: alle ‘onhebbelijkheden’ waar we moeite mee hebben van mede-volwassenen, zijn ook terug te vinden bij kinderen!
En toch slagen we er meestal ongeveer wel in die kinderen lief te hebben! Waarom dan niet elkaar? We zouden al een eind ver geraken in Jezus’ goddelijke Liefde, als we onze spontane verregaande liefde voor onze kinderen óók zouden doortrekken naar de andere mensen om ons heen!
Nóg een stap verder zouden we raken, wanneer we gaan leven in het besef dat wíj die kinderen zijn, die Jezus graag ziet …
Mc.10,28-31 (4/03/2025)
28 Petrus ging daarop in
[op Jezus’ uitspraken over de rijke jonge man]
en zei tegen Jezus:
“Kijk, wíj hebben toch maar alles losgelaten
en wíj zíjn je gevolgd …”
29 Jezus antwoordde:
“Amen, ik zeg jullie:
Er is niemand die zijn huis heeft losgelaten,
of zijn broers of zussen,
of zijn vader of moeder,
of zijn vrouw en kinderen,
of zijn akkers,
omwille van mij en de bevrijdende boodschap [Euangelion],
30 die niet, nu in deze tijd,
honderdvoudig huizen ontvangt,
en broers en zussen,
en moeders en kinderen,
en akkers,
– zij het mét vervolgingen –
en in de nieuwe tijd het volle leven.
31 Maar vele eersten zullen laatsten zijn
en de laatsten de eersten!”
We mogen hopen dat onder onze lezers er velen zijn die soms al eens iets van wat in ‘de wereld’ als normaal geldt hebben ‘losgelaten’ o.w.v. het Evangelie. Misschien nog niet zoals Petrus ‘alles’, maar toch eerlijke pogingen daartoe.
Dan zul je zeker ook ervaren hebben dat het waar is wat Jezus hier zegt! Jazeker, van wat je loslaat, krijg je honderdvoudig terug! – “Zij het mét
vervolgingen.” Gelukkig blijven wij van de letterlijke vervolgingen nog wat gespaard (hoe lang nog?), maar wat hier wél altijd automatisch aan vasthangt, is de verantwoordelijkheid die dit met zich meebrengt! De zorg om het eigen ikje loslaten, brengt ‘vanzelf’ de daad-werkelijke zorg voor mijn mede-mens met zich mee.
Voor een waarachtig Christen eindigt de zorg voor een mede-mens niet op het punt waar ‘ik mij er nog goed bij voel’. De ‘excessieve liefde’ van het Evangelie gaat over ‘je leven geven voor je naaste’ … Dát is toch wat Jezus ons voordeed?
Mc. 12,13-17 (2/06/2020)
In die tijd stuurden de hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten enkele Farizeeën en Herodianen op Jezus af om Hem vast te zetten.
Deze kwamen bij Hem met de vraag: 'Meester, wij weten dat Jij oprecht bent en Je aan niemand stoort, want Jij ziet de mensen niet naar de ogen,
maar leert de weg van God in oprechtheid. Is het geoorloofd belasting aan de keizer te betalen of niet? Zullen we hem betalen of niet betalen?'
Maar Jezus die hun huichelarij doorzag, antwoordde: 'Waarom probeer je Mij te vangen? Geef Mij een tienling, dan zal Ik eens zien.'
Zij deden het. Jezus vroeg hun nu: 'Van wie is deze beeldenaar en het randschrift?' Ze antwoordden: 'Van de keizer.' Daarop sprak Jezus tot hen:
'Geef dan aan de keizer wat de keizer toekomt en aan God wat God toekomt.' En ze stonden verwonderd over hem.
"Mag men belasting betalen aan de keizer of niet?" Deze vraag krijgt Jezus voorgeschoteld van enkele Farizeeën en Herodianen.
Hij laat zich echter niet meenemen in hun machtsspel. Hij kijkt verder, dieper en doorziet hun huichelarij. Zijn leven is niet gericht op geld en aanzien.
Met heel zijn wezen is Hij geworteld in G-d en spreekt van daaruit. Zo kan Hij op een creatieve manier het gesprek optillen voorbij het politieke machtsspelletje.
Ja, zegt Hij, geef alvast aan de keizer dat wat zijn beeltenis draagt, dat wat de keizer toekomt. Maar zo gaat Hij verder, vergeet ondertussen niet
wie het beeltenis van G-d draagt zodat je ook aan Hem kan geven wat Hem toekomt. In het scheppingsverhaal staat dat de mens geschapen is naar het beeld van G-d.
Hij draagt dus het beeltenis van G-d, behoort Hem toe in alle vrijheid. Dit zet mij aan het denken!
Hij blies mij de levensadem in, gaf mij ‘leven’. Zal ik dat ‘leven’, mijn complete bestaan, mijn wezen teruggeven aan G-d? Behoor ik in die zin toe aan G-d?
Alvast een vraag die het overwegen waard is.