Verbonden Leven

Zoek

Zoektip

Zoektip:

tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel) 

Joh.16,29-33 (2/06/2025)

29    Nu zeiden zijn leerlingen hem:
       “Kijk, nu spreek je vrijmoedig
       en gebruik je geen beelden!
30    Nu weten wij dat jij alles weet
       en dat het voor jou niet nodig is dat iemand je vragen stelt.
       Daarom geloven wij dat je van God bent uitgegaan.”
31    Jezus antwoordde hun:
       “Nu geloven jullie?
32    Kijk, er komt een uur
       – ja, het is er al –
       dat jullie verstrooid zullen worden,
       elk naar het zijne,
       en mij alleen achterlaten.
       Maar toch ben ik niet alleen
       omdat de Vader bij mij is.
33    Ik zeg dit tegen jullie
       opdat je ín mij vrede zou hebben.
       In de wereld heb je drukkende pijn,
       maar hou moed:
       ik heb de wereld overwonnen.

Als de leerlingen zeggen: “Nu spreek je vrijmoedig …,” dan gaat dat over de lange ‘afscheidsrede’ (vanaf Joh.13,31) die de evangelist Johannes Jezus laat houden aan het laatste avondmaal. Op zo’n moment worden alleen nog de dingen gezegd die er werkelijk toe doen. De franjes en anekdoten hoeven niet meer. Dergelijke woorden horen, doet wat met mensen! Je voelt dat het om iets heel dieps gaat, om iets wat er dus werkelijk toe doet!
De leerlingen hoorden deze woorden van Jezus, wat hen tot geloof (eigenlijk: vertrouwen) bracht. Ze hebben ze in zich opgenomen als ‘woorden die ertoe doen’ en hebben ze doorgegeven.
Spreken wij ook soms woorden van dat gehalte tegen elkaar? Hopelijk staan we nog niet voor onze dood, maar moeten we daarop wachten? Zou het ‘er niet toe doen’ als wij vandáág al woorden zouden spreken die diep en waarachtig over ons geloof/vertrouwen gaan? O, onze woorden zullen wellicht niet zo verheven klinken als bij Jezus, maar dat hoeft ook niet. Zelfs stamelend zullen onze toehoorders ‘voelen’ dat ze waarachtig zijn, én iets wakker roepen …

Joh.1,35-43 (17/1/2021) 

De volgende morgen [na zijn ontmoeting met Jezus] stond Johannes [de doper] daar weer, met twee van zijn leerlingen.
Toen hij Jezus opmerkte die daar rondwandelde, zei hij: “Kijk! Het lam van God!”
De twee leerlingen hoorden hem dit zeggen en gingen Jezus achterna.
Jezus keerde zich om en zag hen achterna komen. Hij vroeg hun: “Wat zoeken jullie?”
Ze antwoordden: “Rabbi – vertaald betekent dit: meester –, waar verblijf jij?”
Hij zei: “Kom en zie!” Dus gingen ze mee en zagen waar hij verbleef, en ze bleven de hele dag bij hem.
Dat gebeurde op ongeveer het tiende uur.
Andreas, de broer van Simon Petrus, was één van de twee leerlingen die dit van Johannes hoorden en Jezus waren gevolgd.
Voor alles vond hij zijn broer Simon en zei hem: “We hebben de messias gevonden
– wat vertaald betekent: de gezalfde [christos] – en hij bracht hem bij Jezus.
Toen Jezus hem zag, zei hij: “Jij bent Simon, de zoon van Johannes? Je zult genoemd worden: Kefas.”
– wat vertaald betekent: rots [Gr.: petra – Lat.: petrus]

“Wat zoek je?”, vraagt Jezus. “Waar (ver)blijf je?” antwoorden de leerlingen.
Eigenaardige vraag want in de Bijbelse mentaliteit is alleen G-d ‘blijvend’.
De mens gaat voorbij, G-d die blijft. Hij heeft eeuwigheidswaarde.
Dat leerde Israël als nomadenvolk in de woestijn: iedere morgen je tent opbreken (loslaten)
en verder trekken (aandachtig het nieuwe tegemoet gaan) terwijl de wind jouw voetsporen wegvaagt uit het zand (nederig).
Waar (ver)blijft G-d? Het antwoord op die vraag is met geen theorie te benaderen. Er is alleen de ervaring: “Kom en zie”.
Kom en zie! Je zal dus met hem moeten meegaan, je laten aankijken en zelf kijken. De tijd nemen om hem echt te ontmoeten.
Kom en zie! In Jezus’ gezelschap mag ook jij ‘blijvend’ worden. Je mag de onrust laten wegebben en een gevoel van rust, inwendige vrede in de plaats toelaten.
Kom en zie! Kijk naar de wisselvalligheden van het leven vanuit G-ds perspectief, vertrouw en laat het toe.
En weet, G-d is jou tot toevlucht, grond (een stevige rots) onder je voeten.

 

Joh. 13,16-20 (4/05/2023)

16    “Amen, amen, ik zeg jullie:
       Een dienaar is niet groter dan zijn heer,
       een gezant niet groter dan wie hem gezonden heeft.
17    Als je dit weet,
       gezegend ben je als je het ook doet.
18      Ik zeg dit niet over jullie allemaal.
       Ik weet wie ik heb uitgekozen,
       maar het is opdat de Schrift vervuld zou worden:
              ‘Die aanzat aan mijn tafel,
              heft zijn hiel tegen mij op.’ [Ps.41,10b]
19    Vanaf nu zeg ik het jullie voor het gebeurt,
       opdat, wanneer het gebeurt,
       je zou vertrouwen dat ik het ben.
20    Amen, amen, ik zeg jullie:
       Als iemand verwelkomt wie ik zend,
       verwelkomt hij mij;
       en als iemand mij verwelkomt,
       verwelkomt hij wie mij gezonden heeft.”

We zijn al ver gevorderd in de paastijd, terwijl deze lezing ons terug brengt naar die wonderlijke avond toen Jezus met zijn vrienden voor de laatste maal aan tafel ging en hen voorbereidde op wat er te gebeuren stond. Tijdens die maaltijd, op de avond voor zijn dood, gaf Jezus een lang onderricht, maar eerst en vooral stelde hij een krachtig, woordeloos gebaar. Het 'doen' van de woorden is voor hem immers van cruciaal belang. Zijn eigen handelen, zijn daden, stelt hij ons als voorbeeld om na te volgen.
Daarbij maakt hij zich geen illusies over het groepje mensen tot wie hij zich richt. De een zal hem verraden, de ander zal hem verloochenen of ze trekken zich terug op het moment van de beproeving. En toch probeert Jezus hen al doende te laten zien wat ware nederigheid omvat. Deze nederigheid heeft niets van doen met je positie, geen ‘kruiperigheid’ of jezelf naar beneden halen. Deze nederigheid plaatst ons op gelijke hoogte met elkaar. Als wij Jezus willen volgen zullen we moeten knielen om de anderen – ook wie ‘onder’ ons staat, ook wie ons kwetst en verraadt, … – de voeten te wassen.

Joh.3,7-15 (9/04/2024)

7      Verwonder je niet dat ik zei
       ‘het is nodig nieuw geboren te worden’.
8      De wind [pneuma/ruach] waait waarheen het zijn bedoeling is.
       Je hoort zijn geluid,
       maar je weet niet vanwaar hij komt of waarheen hij gaat.
       Zo is het met ieder die geboren wordt uit de geest-adem [wind/pneuma/ruach]
9      Nikodemus bleef vragen: “Maar hoe kan dat gebeuren?
10     Jezus antwoordde hem:
       “Jij bent een leraar van Israël en je weet dat niet?
11    Amen, amen, ik zeg je:
       Wij zeggen dat wat wij weten
       en over wat wij gezien hebben, getuigen wij.
       Maar ons getuigenis nemen jullie niet aan.
12    Als je al geen vertrouwen stelt
       in wat ik zeg over de aardse dingen,
       hoe zul je dan vertrouwen als ik spreek over de hemelse?
13    Nooit is iemand opgeklommen naar de hemel
       als hij niet uit de hemel is neergedaald.
       Zo is de mensenzoon in de hemel.
14    Zoals Mozes in de woestijn de slang heeft omhoog geheven,
       zo moet de mensenzoon omhoog worden geheven [op het kruis],
15    opdat al wie vertrouwende ín hem is,
       niet verloren gaat,
       maar het volle leven heeft.”

De volgende dagen komt de ontmoeting tussen Jezus en Nikodemus uitgebreid aan bod, daarom willen we ook een uitgebreidere commentaar meegeven over Nikodemus en wat deze ontmoeting bij hem teweeggebracht zou kunnen hebben. Klik hier om hem te lezen.

Joh. 3,16-21 (10/04/2024)

[Jezus ging verder tegen Nicodemus:]
16  Want zó lief heeft God de wereld,
     dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
     opdat al wie vertrouwende ín hem is,
     niet verloren gaat,
     maar het volle leven heeft.
17  Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden
     om die wereld te vonnissen,
     maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
18  Wie vertrouwend ín hem is,
     wordt niet gevonnist,
     maar wie niet vertrouwt,
     is al gevonnist,
     omdat hij niet heeft vertrouwd
     in de naam van de eniggeboren zoon van God.
19  En dit is het vonnis:
     Het licht is in de wereld gekomen,
     maar de mensen hadden de duisternis meer lief dan het licht,
     want hun daden zijn slecht [= zich van God en mens verwijderend].
20  Want ieder die kwaad doet,
     haat het licht; hij vermijdt het licht,
     zodat zijn daden niet aan de dag komen.
21  Maar wie waarheid doet,
     zoekt het licht op,
     zodat openbaar wordt
     dat zijn daden in God zijn verricht.”

Vandaag lezen we het laatste stukje over de ontmoeting tussen Jezus en Nikodemus. Je kan nog steeds een uitgebreidere commentaar lezen over Nikodemus en wat deze ontmoeting bij hem teweeggebracht zou kunnen hebben. Klik hier om hem te lezen.

Joh.6,1-15 (12/04/2024)

1      Hierna trok Jezus naar de overzijde van het meer,
       dat van Galilea of Tiberias [twee namen voor hetzelfde – grote – meer].
2      Een grote menigte trok met hem mee,
       omdat zij telkens de tekens zagen
       die hij aan de zieken deed.
3      Jezus ging de berg op
       en zette zich daar met zijn leerlingen neer [= onderrichtte].
4      Het was dicht bij het pascha-feest van de Joden.
5      Toen Jezus opkeek,
       zag hij de grote menigte die naar hem toekwam.
       Hij zei tegen Filippus:
       “Waar kunnen we brood kopen om hen te eten te geven?”
6      Dit vroeg hij om hem te toetsen;
       zelf wist hij wat hij zou doen.
7      Filippus antwoordde:
       “Zelfs voor tweehonderd daglonen brood
       zal niet genoeg zijn
       om elk een klein beetje te geven!”
8      Een andere leerling,
       Andreas, de broer van Simon Petrus, zei hem:
9      “Er is hier wel een jongetje
       die vijf armemensenbroodjes en twee visjes bij heeft.
       Maar wat is dat voor zovelen?”
10    Maar Jezus zei:
       “Laat de mensen zich neervlijen
       – er was op die plaats [en in die tijd van het jaar] veel gras
       [het leek op een idyllisch feestmaal … maar dan zonder eten].
       Men vlijde zich dus neer
       – het aantal mannen was ongeveer vijfduizend
      [‘gewoontegetrouw’ werden vrouwen en kinderen niet meegeteld, maar ze waren er wel].
11    Jezus nam nu de broden
       en na gedankt te hebben [eucharistein]
       verdeelde hij ze aan de leerlingen,
       en de leerlingen aan de gezetenen.
       Zo gebeurde ook met de vissen,
       zoveel ze wilden.
12    Toen ze vervuld waren,
       zei hij tegen zijn leerlingen:
       “Verzamel de overvloedige stukken,
       opdat niets verloren gaat!”
13    Zij verzamelden ze dus
       en vulden twaalf korven met stukken
       van de vijf armemensenbroodjes
       die men had gegeten.
14    De mensen die gezien hadden
       welk teken Jezus had gedaan, zeiden:
       “Hij is zeker de profeet die in de wereld komende is!”
15    Maar Jezus, die inzag dat zij van plan waren
       om hem te komen halen om hem tot koning te maken,
       trok zich weer terug op de berg, geheel alleen.

Met het 6de hoofdstuk gaan we in het Johannesevangelie naar de zogeheten ‘broodrede’. Maar zoals zo typisch in de Bijbel – en in navolging ook in de Sacramenten – komt éérst de handeling en dan het duidend woord. (Bij G-d zelf vallen ze samen: “Hij sprak en het was”.) Bemerk in deze ‘brood-handeling’ trouwens ook de duidelijke parallel met het Laatste Avondmaal. Ook de tijdsaanduiding – kort voor het Paasfeest – wijst daarop. Het is alsof Jezus hier al zijn ‘Eucharistie’ (= dankzegging) meegeeft aan de brede groep volgelingen.
En veel heeft hij daar niet voor nodig! Gewoonlijk zeggen we: vijf broden en twee vissen, maar eigenlijk moeten we het juister zeggen: Hij heeft íemand nodig – het kan een klein jongetje zijn – die bereid is het weinige dat hij heeft te delen met een ander! Dít is een handeling om om te danken! Het is eigenlijk de ‘kleine-jongen-versie’ van ‘je leven geven voor de ander’, wat Jezus bij dat andere Laatste Avondmaal ook zal doen.
Wat zal ‘mijn versie’ zijn?