Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.6,41-51 (11/08/2024)
41 De Joden morden over Hem, omdat Hij zei:
Ik ben het brood dat neerdaalde uit de hemel.
42 Ze zeiden:
'Is dat niet Jezus, de zoon van Jozef?
Kennen wij zijn vader en moeder niet?
Hoe kan Hij dan zeggen dat hij uit de hemel is neergedaald?'
43 Jezus antwoordde hen:
'Mor niet onder elkaar!
44 Niemand is bij machte naar mij toe te komen,
als de Vader, die Mij zendt, hem niet trekt;
en Ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
45 Bij de profetenstaat geschreven:
En allen zullen door God onderricht zijn.
Ieder dus die naar de Vader luistert en leert,
komt naar mij toe.
46 Niet dat iemand de Vader heeft gezien!
Enkel degene die van God komt,
heeft de Vader gezien.
47 Amen, amen, ik zeg jullie:
wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven.
48 Ik ben het brood van het leven.
49 Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn,
maar zijn [toch] gestorven;
50 Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt:
ieder die hiervan eet, zal niet sterven.
51 Ik ben het levende brood
dat uit de hemel is neerge¬daald.
Als iemand van dit brood eet,
zal hij in volheid leven.
Het brood dat Ik zal geven voor het leven van de wereld
is mijn vlees [lichaam].'
Met zijn ‘Ik ben’ identificeert Jezus zich met de God van Israël: ‘Ik ben die is.’ Hij vraagt niet: “Geloof in mijn woorden, maar geloof in mij! Geloof dat ik (en door mij ook jij) van G-d ben!” Dat roept weerstand op: Wie denkt hij wel dat hij is? Hij is toch ‘maar’ de zoon van die timmerman? Zijn toehoorders lijken niet te kunnen geloven dat er een andere herkomst is dan de familiale, dat je ‘meer’ bent dan het kind van je ouders, dat je door ‘meer’ bepaald wordt dan je feitelijke geschiedenis.
Jezus probeert hen duidelijk te maken dat hij zich openbaart als ‘hij die van G-d is’. Hij is dat ‘meer’. En daarover gaat het, nl. het spoor van G-d in elke mens, leven in volheid!
Zo gaat Jezus ons voor, hij schenkt zich aan ons als dat ‘meer’. Aan hem kunnen we zien wat het betekent leven als zijnde van G-d: jezelf uit handen geven, je niet bekommeren om je naam, om jouw leven, jezelf geven als brood. Zo een leven draagt eeuwigheidswaarde in zich.
Joh.2,1-12 (19/01/2025)
1 Op de derde dag [= na de roeping van (5) leerlingen / = ‘verrijzenisdag’]
was er in Kana in Galilea een bruiloft.
Jezus’ moeder was daar,
2 en ook Jezus en zijn leerlingen waren uitgenodigd op de bruiloft.
3 Er ontstond een tekort aan wijn.
Jezus’ moeder zei tegen hem: “Ze hebben geen wijn [meer].”
4 Jezus antwoordde:
“Wat dan nog voor mij en voor jou, vrouw?
Mijn uur is nog niet gekomen.”
5 Zijn moeder zei tegen de dienaren:
“Wat hij jullie ook zegt, doe het.”
6 Er stonden daar nu zes stenen waterkruiken,
volgens de reinigingsgebruiken van de Joden,
elk met een inhoud van twee of drie metreten. [1m = 39,39 tot. ca. 600l]
7 Jezus zei hen: “Vul deze waterkruiken met water.”
En ze vulde ze tot bovenaan.
8 Nu zei hij hen:
“Schep er wat van uit en breng dat naar de tafelmeester.”
En zij brachten het.
9 Toen de tafelmeester het water had geproefd
dat wijn geworden was,
– hij wist niet vanwaar die kwam, alleen de dienaren die het water geschept hadden wisten het –
riep de tafelmeester de bruidegom
10 en zei: “Iedereen zet eerst de goede wijn voor,
en als ze bedronken zijn de mindere.
Jij hebt de goede wijn bewaard tot nu!”
11 Dit was het begin van de tekenen die Jezus deed,
in Kana in Galilea.
Hij openbaarde zijn grootsheid
en zijn leerlingen vertrouwden in hem.
12 Hierna daalde hij af naar Kafarnaum,
[Kana lag in het bergland, Kafarnaum aan het meer van Galilea]
hijzelf, zijn moeder, zijn broers en zijn leerlingen,
en daar bleven ze enkele dagen.
Johannes schrijft wat anders dan de andere evangelisten. We kijken met hem vandaag even naar figuren die wel aanwezig zijn op de bruiloft, maar niet zo opvallen.
Maria, moeder ten voeten uit! Niets in haar wil zich op de plaats van haar zoon zetten. Integendeel, ze brengt het mooiste in haar zoon naar boven op een uitermate bescheiden, maar misschien net daarom meest effectieve manier. Dat is haar mooiste en krachtigste rol, waarzonder ‘het uur van Jezus’ niet zou gekomen zijn! Gezegend een maatschappij én een kerk met zó’n moeders!
De leerlingen. Een aantal van hen zijn er al bij. Ze volgden hem blijkbaar al, nog vóór hij zijn eerste bijzondere tekens had gedaan! Blijkbaar hebben zij niet het ‘spektakel’ gezocht in hem, maar voelden ze het bijzondere, het goddelijk-diepe in Jezus’ levenswijze en spreekwijze aan. Dáárop zijn ze leerling van hem geworden. Het zien van de ‘wonderen’ is daarop gevólgd! Gezegend wie niet afgaat op spektakel, maar ingaat op een diepe uitnodiging; hij/zij zal wonderen zien (én doen)!
Joh.8,1-11 (6/04/2025)
1 (Maar) Jezus ging naar de Olijfberg.
2 Bij de ochtendschemering kwam hij weer in de tempel
en al het volk kwam naar hem.
Hij ging zitten en onderrichtte hen.
3 Maar de schriftgeleerden en farizeeën brachten een vrouw bij hem die op overspel was betrapt
en plaatsten haar in het midden.
4 Ze zeiden hem:
“Meester, deze vrouw is op heterdaad betrapt op overspel.
5 In de wet heeft Mozes ons geboden
zulke vrouwen te stenigen.
En jij nu, wat zeg jij?”
6 Dit vroegen ze om hem op de proef te stellen,
opdat ze hem zouden kunnen aanklagen.
Maar Jezus boog zich naar beneden
en schreef met de vinger in de aarde. [Jer.17,13]
7 Toen ze bleven vragen,
boog hij zich naar boven en zei tegen hen:
“Wie van jullie zonder zonde is
moet maar als eerste een steen op haar werpen.”
8 En opnieuw boog hij zich naar beneden
en schreef in de aarde.
9 Toen ze dit hoorden, gingen ze één voor één naar buiten,
beginnend bij de oudsten, tot de laatste.
Ze lieten hem alleen achter,
met de vrouw die in het midden stond.
10 Opnieuw boog hij zich naar boven
en zag niemand behalve de vrouw.
Hij zei tegen haar: “Vrouw, waar zijn je aanklagers?
Heeft niemand je veroordeeld?”
11 Ze zei: “Niemand, heer.”
En Jezus zei:
“Ook ik veroordeel je niet.
Ga heen,
en zondig [verwijder je] van nu af niet meer.”
Vorige week hadden we het verhaal van de verloren zoon (juister: zonen); vandaag dat van de overspelige vrouw en de wijze uitspraak van Jezus hierover. Het zijn ons zeer bekende en geliefde passages. Hoeveel hebben we nóg nodig om ze ook eindelijk te gaan léven? Twee weken geleden (3de zondag, Lc.13,1-9), klonk al de pertinente vraag: wanneer zul je je nu eindelijk eens bekeren? Hoever staan we ermee na 4 weken vasten en met Pasen al in zicht?
Zouden de farizeeën van vandaag niet het recht hebben ook ons voor Jezus te brengen en ons door de wet te laten veroordelen? Ongetwijfeld wel!
Overigens schuift Jezus de misstap van de vrouw niet terzijde als onbelangrijk. Hij zegt wel degelijk: “Zondig van nu af niet meer.” Maar zijn ‘andere houding’ (in vergelijking met de farizeeën) zit er hem in dat hij wel de zonde afwijst, maar niet de zondaar! De zonde vertrouwt hij toe aan het gekriebel in het zand, waar de wind het snel zal vergeten; de zondaar vertrouwt hij toe aan de barmhartige liefde van zijn vader, waar de kracht geboren wordt om ánders in het leven te gaan staan.
Waar wachten wij dan nog op om ons te bekeren?
Joh.8,51-59 (10/04/2025)
51 Amen, amen, ik zeg jullie:
Als iemand mijn woord be-waart,
zal hij in eeuwigheid de dood niet zien.”
52 Nu zeiden de Joden hem:
Nu is het onmiskenbaar dat je een demon hebt:
Abraham is gestorven, en de profeten ook,
en jij zegt: als iemand mijn woord be-waart,
zal hij in eeuwigheid de dood niet smaken.
53 Jij bent toch niet groter dan onze vader Abraham die gestorven is;
en ook de profeten zijn gestorven.
Voor wie houd jij jezelf wel?”
54 Jezus antwoordde:
“Als ik mezelf groots maak,
betekent mijn grootsheid niets.
Het is de Vader die mij groots maakt,
hem van wie jullie zeggen ‘hij is onze God’.
55 Maar jullie zijn niet in kennis met hem;
ik ben in kennis met hem.
Als ik zou zeggen dat ik hem niet ken,
zou ik gelijk worden aan jullie: een leugenaar.
Maar ik ken hem
en be-waar zijn woord.
56 Abraham, jullie vader, verheugde zich er op
mijn dag te mogen zien.
En hij hééft die gezien – en zich verblijd.”
57 De Joden zeiden hem:
“Je bent nog geen vijftig jaar en je hebt Abraham gezien?”
58 Jezus zei hen:
“Amen, amen, ik zeg jullie:
Van voor Abraham geboren werd,
ben ik.”
59 Nu raapten ze stenen op
om op hem te werpen,
maar Jezus trok zich terug
en ging weg uit de tempel.
In de aanloop naar de Goede Week blijft Jezus zijn ware identiteit verder onthullen. Hier verklaart hij dat hij God is, door te zeggen dat hij al bestond voordat Abraham leefde. Wij – joden, christenen en moslims – zien onszelf allemaal op de een of andere manier als afstammelingen van Abraham: Joden identificeren Abraham als hun stamvader, christenen voeren de afstamming van Jezus Christus op hem terug, en moslims vereren hem als een vriend van God en een voorvader van de profeet Mohammed.
Door onomwonden te zeggen wie hij is, lopen de spanningen op in de richting van de kruisiging. Omdat Jezus uitspraken deed zoals deze, beschouwen de Joodse heersers hem als een zeer reële bedreiging voor hun macht en gezag. Ze kunnen niet toestaan dat hij doorgaat met onderwijzen en steeds meer volgelingen aantrekt. Er moet iets gedaan worden. Ze moeten hem tegenhouden en indien nodig liquideren. Jezus weet dat de tijd nadert en daarom worden zijn leerstellingen alsmaar intenser, en dringender....
Joh.18,1 – 19,42 (18/04/2025)
GOEDE VRIJDAG
Wat zou Jezus hebben gedacht
op de ochtend van deze nieuwe dag?
Vandaag zal het gebeuren.
Ik heb het een tijdje kunnen afwentelen
maar het was onontkoombaar:
ze zullen mij doden
en het zal een gruwelijke dood zijn.
Vader, waarom toch?
Ik weet het:
het is de consequentie van Jouw Liefde.
Maar die is hard om dragen.
Zul Jij bij mij zijn?
Nu zie ik het allemaal niet meer …
Het zal de pijn zijn
van zoveel mensen
die nodeloos gemarteld worden
met de kruisen van deze wereld.
Moet ik die werkelijk dragen?
Ik zal het niet kunnen;
ik zal eraan ten onder gaan.
Maar Jij – Jij
zult mij eruit verheffen
en daarmee alle dood ongedaan maken.
Dit vertrouwen is het enige wat ik heb.
Wat moet ik denken?
Zullen mijn leerlingen het beseffen?
Joh.20,1-9 (20/04/2025)
1 Op de eerste dag na de sabbat
kwam Maria van Magdala vroeg
– het was nog donker –
naar het graf
en zag dat de steen van het graf was weggenomen.
2 Ze liep dus snel naar Simon Petrus
en ‘de andere leerling’ – degene die Jezus erg genegen was –
en zei hen:
“Men heeft de heer uit het graf weggenomen
en we weten niet waar ze hem hebben gebracht!”
3 Petrus en ‘de andere leerling’ gingen dus mee naar buiten,
naar het graf.
4 De twee liepen samen,
maar ‘de andere leerling’ liep wat sneller vooruit dan Petrus
en kwam zo als eerste bij het graf.
5 Voorover bukkend, zag hij de linnen doeken liggen,
maar ging niet naar binnen.
6 Nu kwam ook Simon Petrus gevolgd
en ging wel binnen in het graf.
En hij aanschouwde de linnen doeken die daar lagen.
7 De zweetdoek, die zijn hoofd had bedekt,
lag niet bij de doeken,
maar afzonderlijk opgevouwen op één plaats.
8 Nu ging ook ‘de andere leerling’,
die als eerste bij het graf was,
naar binnen.
Hij zag en vertrouwde.
9 Ze begrepen de Schrift nog niet,
dat hij uit de doden moest opstaan.
PASEN
Wat zou Jezus hebben gedacht
op de ochtend van deze nieuwe dag?
Wat is alles Nieuw!
Zou dit het zijn
als mijn Vader spreekt dat hij de wereld schept?
Ik voel iets
als een nieuw, popelend, begin,
anders dan alle andere,
zo nieuw
dat ik het nog niet ken
misschien zelfs nog niet eens ten volle zíe!
Wat ik wel al zie
zijn enkele mensen
die door hun verdriet en verwarring heen
mij zoeken
en – hoe aarzelend ook –
hun angst overwinnen met vertrouwen.
Her-schepping van Léven, zie ik.
Wat moet ik denken?
Vader, maak alles Nieuw
en maak dat zij het zíen!