Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh. 13,1-15 (6/04/2023)
Het was voor het Paasfeest. Jezus wist dat voor hem het uur gekomen was dat hij uit deze wereld zou overgaan naar de Vader. Hij had de mensen in deze wereld daad-werkelijk liefgehad en zou ze daad-werkelijk liefhebben tot de voltooiing. Het gebeurde tijdens de maaltijd [het Joodse Paasmaal]. De tweedrachtzaaier [diabolos] had het al in het hart geprent van Judas, de zoon van Simon van Keriot, dat hij Jezus zou uitleveren. Jezus wist dat alles hem in handen was gegeven, dat hij van God was uitgegaan en naar God terugkeerde.
Hij stond op van de maaltijd, legde zijn bovenkleed af, nam een linnen doek en omgordde daarmee zichzelf. Vervolgens deed hij water in een wasbekken en begon de voeten van de leerlingen te wassen en af te drogen met de linnen doek waarmee hij was omgord.
Zo kwam hij bij Simon Petrus en deze zegt hem: “Heer, was jíj míjn voeten?” Jezus antwoordde: “Wat ik doe, begrijp je nu nog niet, maar later zul je het herkennen.” Petrus zei opnieuw: “Tot in de eeuwigheid zul jij mijn voeten niet wassen!” Maar Jezus antwoordde hem: “Als ik je niet mag wassen, kun geen deelgenoot zijn van mij.” Nu zei Simon Petrus hem: “Heer, was dan niet alleen mijn voeten, maar ook mijn handen en mijn hoofd!” Jezus antwoordde: “Wie een bad heeft genomen, hoeft zich niet meer te laten wassen, behalve de voeten. Hij is al gereinigd. En jullie zijn rein – hoewel niet allemaal.” Hij wist immers wie hem zou uitleveren. Daarom zei hij: Jullie zijn niet allemaal rein.
Toen hij dan hun voeten had gewassen en zijn kleren aangetrokken, ging hij weer aanliggen. Hij zei hen: “Herken je wat ik jullie heb gedaan? Jullie noemen mij ‘heer’ en ‘meester’ – en dat doen jullie terecht, want dat ben ik. Maar als ik, de ‘heer’ en ‘meester’, jullie de voeten heb gewassen, moeten ook jullie elkaar de voeten wassen. Ik heb jullie een voorbeeld gegeven opdat jullie het ook zo zouden doen zoals ik het heb gedaan.”
Jezus, Je vraagt me om jouw deelgenoot te zijn. Kan/wil ik dat?
Wat als we straks samen aan tafel gaan? Bij wie zal ik me scharen?
Bij diegene die vol overtuiging beweren bereid te zijn jouw lot te dragen, maar nog voor de eerste moeite heel jouw zijn, je leven, Jou verloochenen?
Bij diegene die je uitleveren, kruisigen ten voordele van eigen belang, economisch belang … , ook al zien ze later dat het toch allemaal niet juist was wat ze deden … maar ja te laat … !
Of bij de zwijgers … zij die in stilte aanliggen, niet roepen maar als ’t er op aan komt, schitteren door afwezigheid?
Aan allen, roepers, uitleveraars en zwijgers geef Jij jouw vriendschap …. En nog veel meer … heel je leven. Wat is mijn antwoord …. Neem ik je aan? Durf ik mij jou eigen te maken, op te eten? Of leg ik je onaangeroerd opzij, gaaf, ongeschonden, ongeleefd?
Mag hij mij meenemen …. Al is het aarzelend, schoorvoetend, twijfelend.
Mag hij mij leren breken en delen, mijn leven geven ook aan de Judas in mijn leven.
Joh 3,13-17 (14/09/2020)
Er is toch nooit iemand opgestegen naar de hemel behalve degene die uit de hemel is neergedaald: de Mensenzoon?
De Mensenzoon moet hoog verheven worden, zoals Mozes in de woestijn de slang omhoog geheven heeft,
opdat iedereen die gelooft, in hem eeuwig leven heeft. Want God had de wereld zo lief dat hij zijn enige Zoon heeft gegeven,
opdat iedereen die in hem gelooft niet verloren gaat, maar eeuwig leven heeft.
God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gestuurd om een oordeel over haar te vellen, maar om de wereld door hem te redden.
Vandaag, 14 september, viert de kerk het feest van de Kruisverheffing.
Lastig, niet? Een kruis als symbool van je geloof. Nog lastiger wordt het als we gaan kijken naar onze maatschappij.
Daar is men ervan overtuigd dat hét leven – om geslaagd te zijn – altijd zonnig en succesvol moet zijn.
Geneeskunde, wetenschap en allerlei gedragsmodellen wekken de indruk dat heel ons leven maakbaar (dus zonder lijden) is.
Ook onze godsdienst is door datzelfde virus aangetast. We spreken liever over belofte, toekomst en verrijzenis dan over
delen in onmacht, troostend nabij blijven, als tochtgenoot het lijden en de onmacht op je nemen en helpen dragen.
Nochtans vertellen de woorden van vandaag ons over een behoeder van het leven in al zijn kwetsbaarheid.
Ze vertellen over Jezus, die mensen nabij bleef in hun verdriet, Geen sterke leider, geen verzetsheld, maar een stille,
naar aardse normen gebroken man, die door zichzelf – zijn leven – te geven, het lijden wilde helpen dragen.
Zo getuigde hij van een G-d die door en door doordrongen is van liefdevol mededogen.
Stel dat het hele Evangelie verloren was gegaan, behalve dit vers: 'Zo lief heeft God de wereld gehad...'.
Zou dat niet genoeg zijn? Die oneindige liefde van G-d voor ons. Hij die ons zo graag ziet dat hij zijn zoon – zichzelf – geeft.
De rest van het Nieuwe Testament is dan gewoon een commentaar op deze waarheid.
Joh.5,33-36 (16/12/2022)
Jullie hebben gezanten gezonden naar Johannes en hij heeft naar waarheid getuigd. Zelf heb ik het getuigenis van een mens niet nodig, maar ik zeg dit tot jullie vrijmaking. Hij was de lamp, brandend en schijnend, maar jullie hebben je maar een uur in zijn licht willen verheugen.
Maar ik heb een getuigenis dat groter is dan dat van Johannes: de werken die de Vader aan mij gegeven heeft om te volbrengen. Wat ik doe getuigt over mij dat de Vader mij gezonden heeft.
We lezen een fragment uit een gesprek tussen de Joden en Jezus. Zij willen hem doden omdat hij G-d zijn Vader noemt en zich zo – voor de Joden – gelijkstelt aan G-d. Jezus probeert al getuigend te duiden hoe de vork aan de steel zit. Hij handelt niet namens zichzelf maar namens G-d. Hij weet dat een enkele getuigenis over zichzelf (en van zichzelf) voor zijn toehoorders onvoldoende zal zijn. Daarom verwijst hij naar Johannes de Doper, wiens licht (succes) ze niet lang hebben kunnen verdragen (omwille van de radicaliteit?), én naar zijn eigen daden. Wat hij doet en zegt, is voldoende om te beseffen dat hij niet uit eigen kracht handelt. Het reikt verder en dieper dan het menselijke en daarom spreekt het voor zich dat wat hij doet van G-d komt!
Zullen deze getuigenissen hen tot geloof brengen? Is dat ook waardoor wij kunnen geloven in hem?
Simpelweg ja antwoorden op deze vraag zou niet kloppen, omdat we weten dat ‘geloven’ ook ‘consequent navolgen’ inhoudt. Ons doen en laten zal dus moeten vertrekken bij dat ‘niet namens mijzelf’.
Joh.3,14-21 (14/3/2021)
Zoals Mozes in de woestijn de slang heeft omhoog geheven, zo moet de mensenzoon omhoog worden geheven [op het kruis],
opdat al wie vertrouwende ín hem is, niet verloren gaat, maar het volle leven heeft.
Want zó lief heeft God de wereld, dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven,
opdat al wie vertrouwende ín hem is, niet verloren gaat, maar het volle leven heeft.
Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden om die wereld te vonnissen, maar opdat ze door hem zou worden bevrijd.
Wie vertrouwend ín hem is, wordt niet gevonnist, maar wie niet vertrouwt, is al gevonnist,
omdat hij niet heeft vertrouwd in de naam van de eniggeboren zoon van God.
En dit is het vonnis: Het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen hadden de duisternis meer lief dan het licht,
want hun daden zijn slecht [= zich van God en mens verwijderend]. Want ieder die kwaad doet, haat het licht;
hij vermijdt het licht zodat zijn daden niet aan de dag komen. Maar wie waarheid doet, zoekt het licht op,
zodat openbaar wordt dat zijn daden in God zijn verricht.
Een kruis als symbool van hoop en leven én een G-d die ons, mensen, oneindig graag ziet; hoe kan je dit te midden van onze maatschappij (be)leven? Heel de maatschappij wijst immers de andere kant uit. Alle lijden wordt geweerd en perfectie (fysiek en economisch) is het streefdoel geworden. Mensen graag zien kan nog net, maar alleen als jij er zelf beter van wordt. Nochtans is het juist dát waarover het hier gaat.
Over die G-d – de behoeder van het leven in al zijn kwetsbaarheid – die zijn enig kind (zichzelf) aan ons geeft. Over zijn oneindige Liefde!
En over een mens die ons gegeven wordt. Een mens die zichzelf geeft, zijn leven breekt en deelt (tot op het kruis) en aanbiedt om met ons in het lijden te gaan staan, het mee te dragen. Die mens is tot levende getuigenis geworden van een G-d die doordrongen is van compassie en mededogen. Een G-dmens die garant staat dat het kan omdat hij zich gegeven heeft, zich heeft toegewijd.
Zo is het te (be)leven ook vandaag: adem, bewonder, ontvang, geniet van al wat je onverwacht en onverdiend wordt gegeven. Leef vol vertrouwen vanuit zijn liefde. Dan zullen je daden spreken van G-d of beter dan zal G-d tot spreken komen doorheen je daden. Dan zal leven sterker zijn dan dood.
Joh.5,1-3a.5-16 (21/03/2023)
Later was er een feest van de Joden en Jezus ging op naar Jeruzalem. In Jeruzalem nu, bij de Schaapspoort, is er een vijver, die in het Hebreeuws Betesda/Bethzatha genoemd wordt, en vijf zuilengangen heeft. In die gangen lag altijd een groot aantal zieken, verlamden en verdorden. Er was daar ook iemand die al achtendertig jaar ziek was. Jezus zag hem liggen en wetende dat hij daar al lang lag, vroeg hij hem: “Is het je bedoeling gezond te worden?” De zieke antwoordde hem: “Heer, ik heb geen mens die, wanneer het water in beroering komt, mij in de vijver helpt, en terwijl ik het zelf probeer, daalt een ander vóór mij erin af.”
Jezus zei tegen hem: “Ontwaak! Neem je draagbaar en wandel!” Onmiddellijk werd hij gezond, nam zijn draagbaar en wandelde rond. Die dag was een sabbat. Daarom zeiden de Joden tot de genezene: “Het is sabbat. Het is je niet geoorloofd je draagbaar op te nemen.” Hij antwoordde hun: “Degene die mij gezond heeft gemaakt, híj heeft mij gezegd: neem je draagbaar en wandel.” Ze vroegen hem dus: “Wie is die mens, die jou gezegd heeft ‘neem je draagbaar en wandel’?” Maar de genezene wist niet wie het was. Jezus had zich ondertussen teruggetrokken in de menigte.
Later vond Jezus hem in de tempel en zei hem: “Kijk! Je bent nu gezond geworden. Zondig [verwijder] je niet meer opdat er je niets ergers overkomt.” De genezene ging weg en berichtte aan de Joden dat het Jezus was die hem gezond gemaakt had. Hierom begonnen de Joden Jezus te (ver)volgen en zochten ze hem te doden, omdat hij zo’n dingen deed op sabbat.
Betesda, hopeloze hoop … duidelijk een plaats waar alle ‘hopeloze gevallen’ samentroepen, zich vastklampend aan een of ander sprankeltje. Maar het is even duidelijk: zonder médemens die daad-werkelijk helpt, helpt het niet.
Wie zich merkwaardig genoeg ook op die plek bevindt, is Jezus! Zou jíj vertoeven op zo’n plek? Jezus wel. Hij zoekt actief de meest kwetsbare mensen op, ook als ze zich aan de rafelrand van de maatschappij bevinden, en ook als dat op sabbat is en hij dus wel weet dat hij er weer eens op zijn eigen kop voor zal krijgen.
En het gebeurt! Zowel het op zijn kop krijgen als de zieke mens die een medemens krijgt. Om dat laatste is het voor Jezus te doen. En hij gaat zelfs verder. Wat hij biedt is geen sprankeltje (min of meer valse) hoop, maar een krachtdadig herleven en die mens terug in de maatschappij brengen.
Jezus heft elke verwijdering op door zelf nabij te komen! Blijkbaar was dát zijn waarmerk, want dááraan herkent de zieke dat het Jezus was. Zouden de mensen rondom ons ons daaraan herkennen?
Joh.3,16-21 (14/4/2021)
“Zó lief heeft God de wereld, dat hij zijn eniggeboren zoon heeft gegeven, opdat al wie vertrouwende ín hem is, niet verloren gaat, maar het volle leven heeft.
Want God heeft zijn zoon niet in de wereld gezonden om die wereld te vonnissen, maar opdat ze door hem zou worden bevrijd. Wie vertrouwend ín hem is, wordt niet gevonnist, maar wie niet vertrouwt, is al gevonnist, omdat hij niet heeft vertrouwd in de naam van de eniggeboren zoon van God. En dit is het vonnis: Het licht is in de wereld gekomen, maar de mensen hadden de duisternis meer lief dan het licht, want hun daden zijn slecht [= zich van God en mens verwijderend]. Want ieder die kwaad doet, haat het licht; hij vermijdt het licht, zodat zijn daden niet aan de dag komen. Maar wie waarheid doet, zoekt het licht op, zodat openbaar wordt dat zijn daden in God zijn verricht.”
Johannes heeft het in zijn Evangelie essentieel over de parallel: Zoals Jezus ín G-d is, zo kunnen wij ín Jezus zijn (en dus via hem ín G-d). ‘Ín Jezus zijn’ is natuurlijk een wat vreemde uitdrukking die ons nogal ontglipt. Het kan een beetje helpen het letterlijk te ‘visualiseren’: Stel je in je gedachten heel concreet voor (zie het voor je ogen) hoe jij rondloopt, handelt, spreekt, bidt, … vanuit Jezus’ lichaam.
Wat je daarbij snel zult ‘voelen’ is dat ‘ín Jezus zijn’ eigenlijk alles te maken heeft met ‘leven-IN-vertrouwen’, zoals wij dat hier noemen. Dan merk je onmiddellijk dat het juist níet gaat over een of ander heldhaftig zélf-vertrouwen waarmee je de wereld te lijf zou kunnen gaan. Nee, het is een vertrouwen dat jóu draagt op een veel fundamenteler basis dan wat je zelf kunt bewerken – alle zwakheden en falen inbegrepen!
Of om het een beetje pardoxaal uit te drukken (maar kan het anders als het over G-d gaat?): Leven ín Jezus, doet mij merken en beleven dat G-d leeft ín mij! (Dan zal ik “waarheid doen”.)