Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.17,11b-19 (12/05/2024)
11b Heilige Vader,
hen die Jij mij gegeven hebt,
bewaar hen in Jouw naam,
opdat zij één zouden zijn zoals wij.
12 Zolang ik bij hen was,
be-waarde ik hen in Jouw naam:
ik heb gewaakt over wie Je mij gaf
en niemand van hen is verloren gegaan,
behalve de zoon van de verlorenheid
– opdat de Schrift vervuld moest worden.
13 Maar nu kom ik naar Jou
en spreek ik deze dingen uit in de wereld
opdat zij mijn vreugde vervuld mogen ontvangen in zich.
14 Ik heb hen Jouw woord gegeven.
De wereld is hen gaan haten
omdat zij niet van de wereld zijn,
zoals ik niet van de wereld ben.
15 Ik bid niet dat Je hen zou opheffen uit de wereld,
maar dat Je hen be-waar-t uit het kwade.
16 Zij zijn niet van de wereld,
zoals ik niet van de wereld ben.
17 Heilig hen in Jouw waarheid.
Jouw woord is waarheid.
18 Zoals Jij mij de wereld hebt ingezonden,
zo heb ik ook hen de wereld ingezonden.
19 En omwille van hen
heilig ik mijzelf,
opdat ook zij geheiligd zouden zijn
in de waarheid.
Eergisteren had Jezus het al over de vreugde – vreugde én pijn; vandaag haalt Johannes het in het afscheidsgebed van Jezus opnieuw aan: vreugde is het doel – de haat zullen we er bij moeten nemen …
Er is een vreemde relatie tussen ‘de wereld’ en Jezus/zijn leerlingen. Eigenlijk brengt hij toch alleen maar goede dingen, en toch haat ‘de wereld’ dat. Dat maakt het voor christenen natuurlijk wel lastig, want uiteindelijk leven ze/we wel ín die wereld, en niemand kan het prettig vinden om voor zijn of haar goedbedoelde pogingen alleen maar haat te krijgen.
Jezus drukt het ons echter innig op het hart: Tja, van ‘de wereld’ kun je haat verwachten, maar van mijn Vader zúl je vreugde krijgen, een vreugde die onpeilbaar diep gaat en onverwoestbaar is en die ook niemand je kan afnemen. Het is de vreugde van een leven in Liefde en Waarheid.
Hoe sterker wij de eenheid met Jezus daad-werkelijk beleven, en hij ons in zijn eenheid met de Vader meeneemt, hoe sterker in ons de Vreugde zal worden …
Joh.2,13-25 (7/3/2021)
Pesach, het Joodse Paasfeest, was nabij en Jezus ging op naar Jeruzalem.
Op het tempelplein trof hij de verkopers van runderen, schapen en duiven aan en ook de geldwisselaars.
Hij maakte van touwen een zweep en dreef allen de tempel uit, met hun schapen en runderen.
De tafels van de geldwisselaars wierp hij om en hun munten rolden over de grond.
Tegen de duivenverkopers zei hij: “Doe dat weg van hier! Maak van het huis van mijn Vader geen marktplaats!”
Zijn leerlingen her-innerden zich dat er geschreven staat: De ijver voor jouw huis heeft mij verteerd. [Ps.69,10]
Enigen uit de omstaanders ondervroegen hem nu: “Welk teken kun jij ons tonen dat je zoiets mag doen?”
Jezus antwoordde hen: “Verwoest het binnenste van deze tempel en in drie dagen zal ik het doen verrijzen.”
Zij zeiden nu: “Zesenveertig jaar is er aan deze tempel gebouwd en jij zult hem in drie dagen doen verrijzen?”
Maar hij sprak over het binnenste van de tempel dat zijn lichaam was.
Toen hij later uit de doden verrezen was, her-innerden zijn leerlingen zich dat hij dit gezegd had,
en zij vertrouwden op de Schrift en op het woord dat Jezus had gesproken.
Toen hij in Jeruzalem was tijdens het Pesach-feest, kregen velen vertrouwen in zijn naam
bij het zien van de tekens die hij telkens stelde. Maar Jezus zelf vertrouwde zich niet toe aan hen,
omdat hij inzicht had in de mens. Het was niet nodig dat iemand hem daarover betuigde, want hij wist zelf wat er in de mens is.
De evangelist Johannes komt al heel vroeg in zijn Jezus-relaas met dit cruciale gebeuren aanzetten. In zijn weergave van de dingen is Jezus amper begonnen met zijn openbaar leven, of in het centrum van de religieuze beleving gaat hij op een ongehoorde wijze tekeer. Blijkbaar ziet Johannes hier iets weerspiegelt wat voor hem de kern van Jezus’ boodschap uitmaakt.
Als Jezus spreekt van ‘het huis van mijn Vader’ (en niet over ‘de tempel’) is het duidelijk dat hij daarmee iets affectiefs, relationeel bedoelt: het is een plek bij uitstek voor de ontmoeting tussen G-d en mens. Als hij er dus de verkopers etc. uitjaagt, dan is dat natuurlijk omdat dat helemaal niets meer van doen heeft met die God-menselijke ontmoeting. Dan is ‘het huis van mijn Vader’ niet eens geen tempel meer, maar een marktplaats.
Vastentijd is misschien een goede tijd om eens ‘schoon schip te maken’ in mijn leven met alles wat daarin níet gericht is op die God-menselijke ontmoeting …
Joh. 15,12-17 (12/05/2023)
12 Dit is mijn Wijzing:
Dat jullie elkaar daad-werkelijk liefhebben
zoals ik jullie daad-werkelijk heb liefgehad.
13 Geen grotere liefde kan iemand hebben
dan dat hij zijn leven inzet ten bate van zijn dierbaren.
14 Jullie zijn mij dierbaar.
Doe dan wat ik jullie Wijs.
15 Ik noem jullie geen dienaren,
want de dienaar weet niet wat zijn heer doet,
maar ik heb jullie genoemd dierbaren,
omdat ik alles wat ik van de Vader heb gehoord,
heb leren kennen aan jullie.
16 Niet jullie hebben mij uitgekozen,
nee, ik heb jullie uitgekozen.
Ik heb jullie ingezet
om op weg te gaan en vrucht te dragen
– vruchten die blijvend zijn –
en om wat je de Vader ook vraagt in mijn naam,
hij het jullie geeft.
17 Dit is mijn Wijzing voor jullie:
Dat je elkaar daad-werkelijk liefhebt.
Jezus was toch ‘de weg, de waarheid en het leven’? (Joh.14,6) Wel hier wijst hij ons met zijn eigen voorbeeld een weg ten leven! Het is de weg van het daad-werkelijk liefhebben. Zoals steeds, maar hier bijzonder, moeten we de nadruk op het daad-werkelijke van die liefde tot in z’n uiterste consequenties ernstig nemen: “Geen grotere liefde kan iemand hebben dan dat hij zijn leven geeft …” Hoe is het gesteld met míjn liefde voor mijn mede-mens? Hoe ver ga ik daar daad-werkelijk in?
Jezus doet het alvast wel zelf voor ons!
Dat is heel ‘straf’ als je daarop doordenkt! Of wij er al of niet in slagen zijn liefde te beantwoorden, is voor Jezus geen voorwaarde om ons alvast wél lief te hebben! Hij geeft het ons, zomaar, zonder enige voor-waarde, vereiste of verplichting van vergoeding.
Zou die wetenschap – dat wij éérst en vooral daad-werkelijk geliefd zíjn – dan niet de grond onder onze voeten moeten zijn om op onze beurt ook daad-werkelijk lief te hebben?
Joh.16,20-23a (10/05/2024)
20 Amen, amen, ik zeg jullie:
Jullie wenen en weeklagen,
terwijl de wereld zich zal verheugen;
jullie zullen in pijn zijn,
maar je pijn zal tot vreugde worden.
21 Wanneer een vrouw baart,
is zij in pijn als haar uur gekomen is,
maar wanneer zij het kindje gebaard heeft,
denkt zij niet meer aan de drukkende pijn
door de vreugde dat er een mens ter wereld is gekomen.
22 Ook jullie zullen dus eerst wel pijn voelen,
maar ik zal jullie terugzien
en dan zal je hart verheugd zijn
en die vreugde zal niemand van je kunnen afnemen.
23 Op die dag zul je mij niets meer hoeven te vragen.
Johannes, onze theoloog onder de evangelisten, schrijft vaak in een heel verheven taal. Eén van de voorbeelden daarvan is die dubbele ‘amen, amen’. Het is de Griekse weergave van het Hebreeuwse ‘emeth’: het is zeker, het staat vast, vertrouw er maar op! Als hij dat dan nog twee keer zegt, dan mag je er wel stellig op rekenen dat de uitspraak die volgt een stevige waarheid in zich draagt.
Hier is het een dubbele waarheid wat er zal gebeuren als Jezus niet meer lijfelijk in hun midden zal zijn – wat dus ook ónze situatie is. Er zal pijn zijn – ja; én er zal vreugde zijn – óók ja! Het is belangrijk die twee samen te houden, anders vervallen we gemakkelijk ófwel in een hoogmoedige euforie – alsof alles alleen maar leuk zou zijn; ófwel in een ontmoedigde wanhoop – alsof alles alleen maar kommer en kwel zou zijn.
Écht leven – Léven; Jezus verwijst zelf naar een geboorte – ontstaat pas als wij pijn én vreugde sámen een plaats geven en beide werkzaam mogen zijn in ons leven.
Joh.16,23b-28 (11/05/2024)
23b Amen, amen, ik zeg jullie:
Al wat je de Vader vraagt [je verlangen uitspreken] in mijn naam,
zal hij je geven.
24 Tot nu toe hebben jullie niets gevraagd in mijn naam!
Verlang, en je zult ontvangen,
opdat je vreugde vervuld wordt.
25 Ik heb in beelden tegen jullie gesproken,
maar er komt een uur
waarop ik niet meer in beelden zal spreken,
maar vrijmoedig jullie over de Vader zal verkondigen.
26 Op die dag zul je in mijn naam verlangend vragen
– ik hoef dat niet meer te doen voor jullie,
27 want de Vader houdt zelf van jullie
omdat jullie van mij hebben gehouden
en hebben geloofd dat ik van de Vader ben uitgegaan.
28 Ik ben van de Vader uitgegaan
en ben in de wereld gekomen;
nu verlaat ik de wereld weer
en ga naar de Vader.”
Hier hebben we weer het ‘gevaarlijke’ Evangelie over vragen en krijgen. We weten immers allemaal wel dat het zo simpel niet ligt. We hebben elk wel onze – meerdere – ervaringen dat we níet zomaar kregen wat we vroegen, ook als het met aandrang en oprecht was!
Maar wat is ‘vragen’? Dat woord heeft vele invullingen en nuances. Het Bijbelse woord dat Johannes hier gebruikt, spreekt eigenlijk over verlangen, en dat verlangen ook uitspreken. En ook dat verlangen moet in diepte gezien worden: het gaat niet om wat ik toevallig wil of waar ik zin in heb, maar dat waarzonder ik niet kan Léven (bemerk de hoofdletter en accent!). Je zou het ook als ‘bedelen’ kunnen vertalen: vragen om wat Lévensnoodzakelijk is!
Maar wat is dan dat diepste verlangen waarom wij bedelen? Het is de Liefde van de Vader zelf! Élke keer wij daarom ‘vragen’, is ze er, niet omdat Hij er dan pas mee afkomt, maar omdat ónze ogen pas open gaan als wij beseffen hoe nodig wij die hebben!
Joh.20,24-29 (3/07/2024)
24 Maar Tomas, die ‘de tweeling’ wordt genoemd,
één van de twaalf,
was niet bij hen toen Jezus kwam.
25 De andere leerlingen zeiden hem: “We hebben de Heer gezien!”
Maar hij zei tegen hen:
“Als ik in zijn handen de inslag van de spijkers niet zie
en er mijn vingers in kan steken,
en als ik mijn hand niet in zijn zijde kan leggen,
hoe kan ik het dan vertrouwen?”
26 Acht dagen later waren zijn leerlingen weer bijeen
en nu was Tomas er wel bij.
Jezus kwam – terwijl de deuren gesloten waren – in hun midden
en zei: “Vrede voor jullie!”
27 Daarna zei hij tegen Tomas:
“Kom met je vinger, kijk naar mijn handen,
kom met je hand en leg die in mijn zijde.
Wees niet wantrouwig, maar vertrouw!”
28 Tomas antwoordde hem: “Mijn Heer en mijn God!”
29 Jezus zei hem:
“Omdat je mij gezien hebt, ben je gaan vertrouwen.
Gezegend wie niet gezien heeft én vertrouwen!”
Het woord dat een preciezere aanduiding geeft bij de persoon van Tomas, is wel degelijk het gebruikelijke woord voor ‘de tweeling’. Maar als je het heel letterlijk vertaalt, zou je ook kunnen zeggen: de dubbele. En zo heeft de traditie hem ook wel vaak gezien: als iemand die op twee gedachten hinkt en zich niet zomaar kan overgeven.
We hebben het hier al vaker over gehad dat dat eigenlijk niet klopt, en dat hij het misschien wel net goed had gezien dat de ‘verschijning’ de echte Jezus niet kon zijn als hij niet de wonden vertoonde waarmee hij het daad-werkelijke bewijs leverde van zijn goddelijke liefde voor de mensen.
Die ‘dubbelheid’ wijst er dan misschien op dat hij dieptezicht had. Daarvoor moet je in ‘stereo’ kunnen kijken, met één oog zie je geen diepte! Door dat dieptezicht ziet hij ín de pijnlijke menselijke realiteit van het lijden de bevrijdende goddelijke realiteit van de liefdevolle aanwezigheid.
Van onze ‘dubbele’ kunnen we dus leren ‘in stereo’ te kijken – én te leven!