Zoek
Zoektip
Zoektip:
tik vb. Mt. 1,21-12
tik een specifieke zoekterm in (vb. engel)
Joh.17,1-11a (3/06/2025)
1 Zo sprak Jezus.
Toen hief hij zijn ogen naar de hemel en bad:
“Vader, het uur is gekomen.
Toon nu de grootsheid van Je Zoon,
opdat Je Zoon Jouw grootsheid kan tonen.
2 Jij hebt hem volmacht gegeven over alle mensen
opdat hij alles wat Jij aan hem hebt gegeven
aan hun zou geven: het volle leven.
3 En dit is het volle leven:
Dat zij Jou leren kennen,
de enige, waarachtige God,
en degene die Jij gezonden hebt:
Jezus de gezalfde [Christos / Messiah].
4 Ik heb Jouw grootsheid getoond op aarde:
Ik heb het werk volbracht
dat Jij mij te doen gegeven had.
5 Toon dan nu, Vader,
mijn grootsheid bij Jou,
die ik bij Jou had voor de wereld was.
6 Ik heb Jouw naam geopenbaard
aan de mensen die Jij mij gegeven hebt uit de wereld.
Zij waren van Jou;
Je hebt ze mij gegeven
en zij hebben Jouw woord be-waar-d.
7 Zij hebben leren kennen
dat alles wat Jij mij gegeven hebt
van bij Jou komt
8 omdat ik de woorden die Jij mij gegeven hebt
aan hen heb gegeven,
en zij ze hebben aangenomen
en erkennen naar waarheid dat ik van Jou ben uitgegaan.
Zij geloven dat Jij mij hebt gezonden.
9 Ik bid voor hen,
niet voor de wereld bid ik
maar voor wie Jij mij gegeven hebt
omdat zij van Jou zijn.
10 Al het mijne is van Jou
en het Jouwe is van mij
– daarin is mijn grootsheid getoond.
11a Ik ben niet meer in de wereld.
Zij zijn wel in de wereld,
terwijl ik naar Jou kom.
Na de lange afscheidsrede voor zijn leerlingen, volgt er nu nog in de Johannes-versie van het laatste avondmaal een lang gebed van Jezus tot zijn Vader. (Het hele hoofdstuk 17) Daarin betrekt hij zichzelf, zijn leerlingen en al wie later nog leerling zullen worden. In de ondertussen bekende heel verheven stijl van Johannes mogen we deelgenoot worden van de grootste intimiteit van Jezus, zijn krachtbron, zijn bron van Liefde. En daarin wil hij ál zijn leerlingen – wijzelf/míjzelf heel bewust inbegrepen! – mee opnemen.
Wellicht zou het mij op veel vlakken goed doen vaker te beseffen dat Jezus voor mij bidt en mij opneemt in zijn Liefde! Wellicht zou ik daardoor niet alleen mij gesterkt en bemoedigd weten in wat er mij als leerling te doen staat, maar zou ik hem en zijn Vader ook veel inniger leren kennen. Inniger … van binnenuit dus; en wat binnenin sterker gaat leven, zal ook sterker uitstromen naar buiten, naar mijn mede-mensen. Dan zou ik meer gaan liefhebben zoals Jezus liefhad …
Joh.17,11b-19 (4/06/2025)
11b Heilige Vader,
hen die Jij mij gegeven hebt,
bewaar hen in Jouw naam,
opdat zij één zouden zijn zoals wij.
12 Zolang ik bij hen was,
be-waarde ik hen in Jouw naam:
ik heb gewaakt over wie Je mij gaf
en niemand van hen is verloren gegaan,
behalve de zoon van de verlorenheid
– opdat de Schrift vervuld moest worden.
13 Maar nu kom ik naar Jou
en spreek ik deze dingen uit in de wereld
opdat zij mijn vreugde vervuld mogen ontvangen in zich.
14 Ik heb hen Jouw woord gegeven.
De wereld is hen gaan haten
omdat zij niet van de wereld zijn,
zoals ik niet van de wereld ben.
15 Ik bid niet dat Je hen zou opheffen uit de wereld,
maar dat Je hen be-waar-t uit het kwade.
16 Zij zijn niet van de wereld,
zoals ik niet van de wereld ben.
17 Heilig hen in Jouw waarheid.
Jouw woord is waarheid.
18 Zoals Jij mij de wereld hebt ingezonden,
zo heb ik ook hen de wereld ingezonden.
19 En omwille van hen
heilig ik mijzelf,
opdat ook zij geheiligd zouden zijn
in de waarheid.
Jezus bidt voor zijn leerlingen dat zij bewaard worden, dat zij niet verloren gaan. Hij bidt dat zij hun vertrouwen in G-d niet zouden verliezen. Dat vertrouwen bewaren, of leven-IN-vertrouwen (zoals wij het vaak benoemen), heeft te maken met leren leven in Waarheid. Het heeft te maken met uitgezuiverd worden, gesnoeid (denk aan het verhaal van de wijnstok), tot het je gegeven wordt om in verbinding te blijven met G-d, wat je ook overkomt, en van daaruit ook … in verbinding met je mede-mensen.
Dit in-verbinding-blijven-ondanks-alles is ‘niet van de wereld’. Het vraagt dat je je af en toe eens terugtrekt uit de wereld, de stilte in, met lege, open handen, en dat je durft te wachten. Toch is het mogelijk omdat hij voor ons bidt, omdat iemand voor ons bidt, en omdat wij voor elkaar bidden.
Joh.20,1.11-18 (22/07/2025)
1 Op de eerste dag na de sabbat
kwam Maria van Magdala vroeg
– het was nog donker –
naar het graf
en zag dat de steen van het graf was weggenomen.
[Nadat Petrus en Johannes het lege graf hadden gezien en weer weggegaan]
11 Maria [van Magdala] was wenend bij het graf blijven staan.
Zo wenend, boog zij zich naar het graf toe
12 en aanschouwde twee boodschappers [angeloi]
die daar zaten in het wit,
één aan het hoofdeinde en één aan het voeteneinde,
daar waar het lichaam van Jezus had gelegen.
13 Ze zeiden tegen haar:
“Vrouw, waarom ween je?”
Ze antwoordde hen:
“Omdat ze mijn heer hebben weggenomen
en ik niet weet waar ze hem hebben gebracht.”
14 Toen keerde zij zich om, naar achter [= weg van het graf]
en aanschouwde Jezus die daar stond,
zonder te weten dat het Jezus was.
15 Jezus zei haar:
“Vrouw, waarom ween je? Wie zoek je?”
Menend dat het de tuinman was, zei ze:
“Heer, als jij hem weggedragen hebt,
zeg me waar je hem hebt neergelegd,
zodat ik hem kan halen.”
16 Nu zei Jezus tegen haar: “Maria.”
Zij keerde om en zei: “Rabboeni!”
– wat wil zeggen: mijn meester.
17 Jezus zei haar:
“Hou mij niet vast,
want ik ben nog niet opgegaan naar mijn Vader.
Maar ga naar mijn broers
en zeg hen:
Ik ga op naar mijn en jullie Vader,
naar mijn en jullie God.”
18 Maria van Magdala ging naar de leerlingen
en berichtte hen dat zij de Heer had gezien
en dat hij dit tegen haar had gezegd.
Het vieren van de gedachtenis van Maria Magdalena (eigenlijk: van Magdala) bestaat al een hele tijd. De legendevorming rond haar persoon nog veel langer! Maar pas sinds 2016 kreeg haar naamdag ook de categorie ‘feest’. In de Eucharistie van deze dag klinkt een eigen prefatie, waarin ze de titel krijgt ‘apostel van de apostelen’.
Aan de evangelisten wordt wel eens het verwijt gemaakt dat ze de gebeurtenissen rond Jezus zouden hebben ‘opgepoetst’. Er zijn echter veel passages en aspecten die duidelijk op het tegendeel wijzen. Bijvoorbeeld dat Maria van Magdala wel degelijk de eerste was om het open graf te ontdekken en de Verrezene te ontmoeten, en dit in weerwil van Petrus, die toch zogezegd de eerste onder de apostelen was, en van Johannes, die toch zogezegd de lieveling van Jezus was!
Wellicht moet je een liefhebbend hart als Maria van Magdala hebben om te zíen dat de heer Lééft, én een liefhebbend hart om naar ‘trage verstaanders’ toe te durven stappen en het hen te verkondigen …
Apostel van de apostelen dus. Niet zonder de Liefde …
Joh.1,19-28 (2/1/2021)
En dit is het getuigenis van Johannes, toen de Joden uit Jeruzalem enige priesters en Levieten [tempeldienaars] afvaardigden om hem te vragen: Wie ben jij?
Hij verklaarde met klem: “Ik ben de gezalfde niet!”
Ze vroegen hem: “Maar wie ben je dan? Ben je Elia?” – Hij zei: “Ik ben niet Elia.”
“Ben je de profeet?” – Hij zei: “Nee.”
“Maar wie ben je dan? dat wij een antwoord kunnen geven aan wie ons gezonden hebben. Wat zeg je over jezelf?”
“Ik, ik ben de stem van iemand die roept in de woestijn: Richt de weg van de Heer! [Jes.10,3], zoals de profeet Jesaja heeft gezegd.
Ook waren er afgezanten van de farizeeën. Zij vroegen hem: “Waarom doop je dan, als je niet de gezalfde bent, noch Elia, noch de profeet?”
Johannes antwoordde: “Ik doop in water. Midden onder jullie staat hij van wie jullie geen weet hebben, de na mij komende die vóór mij is geworden,
van wie ik niet waard ben zelfs maar de riem van zijn schoen los te maken.”
Dit alles gebeurde in Betanië over de Jordaan, waar Johannes doopte.
“Wie ben je?” Een vraag naar de identiteit van Johannes, maar is er wel ruimte voor het antwoord? Het wordt een dovemansgesprek.
Het beeld dat de religieuze leiders hadden van Johannes stond immers al gegrift in hun gedachten. Vrij zijn van (oordelen, negatief en positief)
om vrij te zijn voor (de mens tegenover jou). Het is voor de priesters (en voor ons) niet evident om zo vrij, open en onbevangen naar Johannes (elke mens) toe te stappen.
Het wordt nog lastiger wanneer die ander je dwars zit, je confronteert met jezelf.
Tot driemaal toe moet Johannes hun beeld ontkrachten (ik ben niet de gezalfde, niet Elia, niet de profeet). Om uiteindelijk te mogen zeggen wie hij dan wél is.
Hij is een stem in de stilte van de woestijn. Hij verwijst door, voorbij zichzelf, naar de Ander, naar degene om wie het écht allemaal gaat.
Hoe mooi zou het zijn als in 2021 mensen wat minder naar zichzelf zouden verwijzen, hun ideeën over de ander zouden loslaten
om ruimte te creëren voor datgene, diegene waar het echt om gaat in het leven?!
Joh. 6,44-51 (27/04/2023)
44 Niemand is bij machte naar mij toe te komen
als de Vader, die mij zendt, hem niet trekt,
en ik zal hem doen opstaan op de ultieme dag.
45 Bij de profeten staat geschreven:
En allen zullen door God onderricht zijn. [Jes.54,13]
Ieder dus die naar de Vader luistert en leert,
komt naar mij toe.
46 Niet dat iemand de Vader heeft gezien!
Enkel degene die van God komt,
heeft de Vader gezien.
47 Amen, amen, ik zeg jullie:
Wie in mij vertrouwt, heeft het volle leven.
48 Ik ben het brood van het leven.
49 Jullie voorvaderen hebben het manna gegeten in de woestijn,
maar zijn [toch] gestorven.
50 Ziehier het [ware] brood dat uit de hemel neerdaalt:
ieder die hiervan eet, zal niet sterven.
51 Ik ben het levende brood
dat uit de hemel is neergedaald.
Als iemand van dit brood eet,
zal hij in volheid leven.
Het brood dat ik zal geven voor het leven van de wereld
is mijn vlees [lichaam].
Het gaat verder over dat bijzondere ‘brood’. De vergelijking met het hemelse manna in de woestijn is dat mensen het niet zelf kunnen maken; je kunt het alleen ontvangen. Je kunt het ook niet ‘oppotten’; je kunt het alleen dankbaar gebruiken vandaag en er voor de rest op vertrouwen dat het er morgen opnieuw zal zijn. En Jezus zegt dat dat manna nog maar ‘klein bier’ is in vergelijking met het ‘brood’ dat zijn eigen leven is, gegeven aan de wereld.
Wat kunnen of moeten wij ‘doen’ voor dat ‘levende brood’? Niet zoveel blijkbaar. Misschien wel: honger hebben, verlángen naar dát brood! Én vertrouwen dat we het zúllen ontvangen! Je voelt natuurlijk dat daartussen een zeker hiaat zit, een soort lege ruimte waarin ik mij oncomfortabel onmachtig voel. Behalve die ruimte wat vrijwaren, kan ik eigenlijk niet veel doen. Ontvangen is nu eenmaal ontvangen, en daar hebben wij ‘doenderige’ mensen het nogal moeilijk mee. Maar is het niet net in die onmacht dat G-ds ‘macht’ zich aan ons kan voltrekken …?
Vrijdag (5/04/2024)
Joh.21,1-14
1 Na dit alles toonde Jezus zichzelf opnieuw aan de leerlingen
bij het meer van Tiberias. [= het meer van Galilea]
Dit verliep als volgt:
2 Simon Petrus, Tomas de tweeling,
Natanaël van Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs
en twee andere van zijn leerlingen waren er bijeen.
3 Simon Petrus zei: “Ik ga vissen.”
En zij antwoordden: “Dan gaan wij met je mee.”
Ze klommen in de boot, maar die nacht vingen ze niets.
4 Toen het al ochtend begon te worden,
stond Jezus aan de oever.
De leerlingen wisten echter niet dat het Jezus was.
5 Jezus zei hen: “Jongens, hebben jullie iets voor bij het eten?”
Ze antwoordden hem: “Nee …!”
6 Nu zei hij hen: “Werp het net uit naar de rechterkant van de boot en je zult wat vinden.”
Ze deden dat, maar konden het net niet meer optrekken
door de grote hoeveelheid vissen.
7 De leerling, die Jezus erg genegen was, zei tegen Petrus:
“Het is de Heer!”
Toen Simon Petrus dit hoorde, trok hij zijn bovenkleed weer aan en sprong in het water.
8 De andere leerlingen kwamen met het bootje.
Ze waren niet ver van het land, ongeveer tweehonderd el [= ca. 100m]
en sleepten het net met de vissen mee.
9 Toen ze aan land stapten, zagen ze een houtskoolvuur
met vis erop en brood.
10 Nu zei Jezus:
“Breng wat van de vissen die je nu gevangen hebt.”
11 Simon Petrus klom in de boot en trok het net op het land.
Het zat vol grote vissen: honderddrieënvijftig,
en ondanks de grote hoeveelheid scheurde het net niet.
12 Jezus zei hen: “Kom eten.”
Niemand van de leerlingen durfde hem te vragen ‘wie ben jij’,
terwijl ze wel wisten dat het de Heer was.
13 Maar Jezus nam het brood en gaf het hun. Zo ook met de vis.
14 Dit was de derde keer dat Jezus zich aan de leerlingen toonde
sinds hij was opgestaan uit de dood.
Christus op het spoor komen en toe laten in je leven gaat niet vanzelf. Het gebeurt niet zomaar in een keer. Het vraagt tijd en brengt verwarring met zich mee. Je oude vertrouwde leven lijkt niet langer te lukken. Je kan niet zomaar doorgaan met leven zoals je vroeger deed. Er is iets in jou veranderd ook al weet je niet goed wat dat zou kunnen zijn. Er speelt iets in jou waardoor je aandacht naar elders gericht wordt. De vraag is of je de jarenlange gewoontes aan de kant durft te schuiven en je volledig durft te richten naar dat nieuwe leven dat je in en rond je hoort, ziet en voelt?
Simon Petrus waagde de sprong en mocht aan den lijve ervaren wat een overvloed aan Léven het met zich meebrengt. Hij en de anderen mochten voelen hoe leven-gevend het is als je het oude loslaat en je durft toe te vertrouwen aan die uitnodigende (bekende?) stem: “Kom eten”. Binnentreden in die goddelijke gastvrijheid, verzameld rond een houtskoolvuur, geeft dat er geen woorden ter verduidelijking meer nodig zijn. Iedereen weet en voelt wie je bijeengebracht heeft.